In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor schuldwitwassen, omdat hij een geldbedrag van € 39.520 had verworven, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De Hoge Raad had de zaak teruggeworpen naar het hof na vernietiging van het eerdere arrest van het hof, dat de verdachte in 2013 had vrijgesproken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de bewijsvoering. De verdachte had het geld op een ongebruikelijke manier vervoerd, wat aanleiding gaf tot verdenking. Het hof oordeelde dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld uit een misdrijf afkomstig moest zijn. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan schuldwitwassen en de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast is het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.