ECLI:NL:GHAMS:2017:3168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2017
Publicatiedatum
4 augustus 2017
Zaaknummer
23-002645-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen na terugwijzing door de Hoge Raad

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor schuldwitwassen, omdat hij een geldbedrag van € 39.520 had verworven, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf. De Hoge Raad had de zaak teruggeworpen naar het hof na vernietiging van het eerdere arrest van het hof, dat de verdachte in 2013 had vrijgesproken. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting en de bewijsvoering. De verdachte had het geld op een ongebruikelijke manier vervoerd, wat aanleiding gaf tot verdenking. Het hof oordeelde dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld, wat leidde tot de conclusie dat het geld uit een misdrijf afkomstig moest zijn. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan schuldwitwassen en de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, rekening houdend met eerdere veroordelingen van de verdachte. Daarnaast is het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002645-15
Datum uitspraak: 28 juli 2017
VERSTEK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen -na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 16 juni 2015- op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 januari 2012 in de strafzaak onder parketnummer
13-236121-11 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres]
.

Procesgang

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het gerechtshof Amsterdam heeft in hoger beroep bij arrest van 30 juli 2013 het vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan en de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De advocaat-generaal heeft tegen het arrest van het gerechtshof beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 16 juni 2015 het arrest van het gerechtshof Amsterdam vernietigd, en de zaak naar het gerechtshof Amsterdam teruggewezen teneinde deze het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting - na terugwijzing - in hoger beroep van 14 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 oktober 2011, te Amsterdam, althans in Nederland, een voorwerp, te weten bankbiljetten (met een waarde van ongeveer 39.520 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van dat voorwerp gebruik heeft gemaakt, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal vanwege proceseconomische redenen worden vernietigd.

Bewijsoverweging

Bij de verdachte is een geldbedrag ter hoogte van € 39.520 aangetroffen. De verdachte vervoerde dit geldbedrag op een – voor een dergelijk groot bedrag – ongebruikelijke wijze, namelijk in een plastic boodschappentas. Op de zool van de sandaal van de verdachte is een geel papiertje aangetroffen waarop onder meer het voornoemde geldbedrag staat vermeld.
Gelet op de verdachte omstandigheden waaronder het geldbedrag is gevonden, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een aannemelijke verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Door of namens de verdachte is echter geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld gegeven.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het bij de verdachte aangetroffen geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is en de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geldbedrag (on)middellijk afkomstig was uit enig misdrijf, zodat het hof het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 oktober 2011, te Amsterdam, een voorwerp, te weten bankbiljetten met een waarde van 39.520 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
schuldwitwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen. Het witwassen van criminele gelden heeft een ontwrichtende werking op het financieel-economisch verkeer. Daarnaast werkt het witwassen van crimineel geld het voortbestaan van verschillende vormen van criminaliteit in de hand.
Gelet op de ernst van het feit kan een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, als opgelegd door de politierechter en geëist door de advocaat-generaal, in beginsel passend worden geacht. Het hof ziet echter, mede gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, in de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 juni 2017 bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 februari 2013 (parketnummer 10-960140-12) is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, aanleiding de op te leggen straf geheel voorwaardelijk op te leggen.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en geboden.
Beslissing omtrent het beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het in beslag genomen geld verbeurd wordt verklaard.
Het hof zal de verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag bevelen, omdat het feit met betrekking tot dit goed is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 63 en 420quatr van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 39.520 (goednummer 4155596).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M. Ruige en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 juli 2017.
mr. T. de Bont is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.