Uitspraak
1.[geïntimeerde sub 1] ,
2. [geïntimeerde sub 2] ,
3. [geïntimeerde sub 3] ,
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in incidenteel appel;
- memorie van antwoord in incidenteel appel.
2.Feiten
grief I in principaal appelvoert [appellante] aan dat de kantonrechter heeft verzuimd melding te maken van een tussen partijen gevoerd kort geding dat heeft geleid tot een vonnis van de kantonrechter van 18 mei 2016, waarbij een aantal (tegen)vorderingen van [geïntimeerden] zijn afgewezen. De kantonrechter was echter niet gehouden alle vaststaande feiten te vermelden. De (wel) vastgestelde feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Overigens maakt het hof er op deze plaats melding van dat voornoemde grief ook inhoudt dat de kantonrechter bij het procesverloop geen melding heeft gemaakt van de (tijdens de gehouden comparitie van partijen) gehanteerde pleitnotities. Dit is juist, maar kan niet leiden tot vernietiging van het bestreden vonnis.
3.Beoordeling
Huurcontract inzaketijdelijkgemeubileerd - toeristisch verhuur.
na overlegen in voorkomende gevallen toegestaan.
in goed overleghet gehuurde op te leveren.
grieven I en II in incidenteel appelhouden in dat de kantonrechter ten onrechte de door [geïntimeerden] (primair en subsidiair) gevraagde verklaring voor recht, zoals onder 3.1 (e) vermeld, niet heeft gegeven. Het hof stelt vast dat de door [geïntimeerden] in hoger beroep ingestelde vordering niet strekt tot het alsnog geven van een dergelijke verklaring voor recht. [geïntimeerden] concluderen immers in hun memorie van grieven in incidenteel appel (en overigens ook bij hun pleitnota in appel) slechts tot bekrachtiging van het bestreden vonnis “al dan niet op bij grieven aangevoerde aanvullende gronden”, zulks terwijl bij dat vonnis geen verklaring voor recht was gegeven. Dit betekent dat de grieven, bij gebrek aan belang, onbesproken zouden kunnen blijven. Niettemin overweegt het hof dat het zich verenigt met de door de onderhavige grieven bestreden beslissingen van de kantonrechter en de gronden waarop deze berusten, een en ander zoals weergegeven onder 5.2 en 5.5 tot en met 5.7 van het bestreden vonnis, welke overwegingen het hof overneemt en tot de zijne maakt. Niets van wat [geïntimeerden] in hun toelichting bij deze grieven naar voren hebben gebracht, kan daaraan afdoen.
grieven II (waaronder de sub-grieven A tot en met E) en III in principaal appelkunnen gezamenlijk worden besproken omdat zij beide betogen dat de kantonrechter (in de overwegingen 5.10 en 5.11 van het bestreden vonnis) ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellante] tekort is geschoten in de nakoming van de huurover-eenkomst, dat dit de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt en dat een ingebrekestelling achterwege kon blijven. Het hof zal hierbij, waar nodig of gewenst, tevens betrekken hetgeen [geïntimeerden] hebben aangevoerd in het kader van
grief III in incidenteel appel, met welke grief zij ingaan op feiten en omstandigheden die zij mede aan hun ontbindingsvordering ten grondslag hadden gelegd maar die de kantonrechter onbesproken heeft gelaten.
informeren. [appellante] stelt dan ook ten onrechte dat de verkopende makelaar verplicht was tijdig (schriftelijk) contact met haar op te nemen “teneinde te overleggen over het tijdstip zodat cliënte [ [appellante] ; hof] aanwezig kan en zal zijn teneinde de makelaar en de gegadigden toegang te verschaffen”. [appellante] heeft, voorts, zelf gesteld dat zij in maart 2016 de sleutels van het gehuurde heeft vervangen omdat [geïntimeerden] en de voor hen optredende makelaar zich in haar af- of aanwezigheid met extra sleutels de toegang tot het gehuurde verschaften om bezichtigingen of controles uit te voeren. Aldus heeft [appellante] , zoals [geïntimeerden] ook stellen, feitelijk afgedwongen dat over dag en tijdstip van bezichtigingen overleg plaatsvond, terwijl het huurcontract dat overleg niet voorschreef. Het hof acht dit, evenals kennelijk [geïntimeerden] , een tekortkoming van [appellante] , waarbij nog in aanmerking wordt genomen dat [geïntimeerden] betwisten ooit het gehuurde onaangekondigd of in af- of aanwezigheid van [appellante] met eigen sleutels te hebben betreden en [appellante] van haar desbetreffende stelling niet voldoende duidelijk en concreet bewijs heeft aangeboden.
grief IV in incidenteel appel, onbesproken kunnen blijven.