ECLI:NL:GHAMS:2017:3115

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
23-004142-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte wegens ongeldig verklaard rijbewijs na onvoldoende bewijs van kennis

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken. De zaak kwam aan het licht na een controle op 6 mei 2016, waarbij de verdachte een personenauto bestuurde terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was op 15 februari 2013 per aangetekende brief naar het GBA-adres van de verdachte verzonden, maar er was geen bewijs dat de verdachte deze brief had ontvangen. Het hof oordeelde dat uit de enkele verzending van de brief niet kon worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was. De verdachte had eerder aangegeven dat hij geen duidelijkheid had gekregen over de status van zijn rijbewijs, zelfs niet na een eerdere controle op 4 februari 2015. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte op de hoogte was van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs, en sprak hem vrij van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004142-16
datum uitspraak: 31 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 96-095076-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 mei 2016 te Amsterdam terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten Categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, Wisseloord, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot 28 uren taakstraf, subsidiair 14 dagen hechtenis.

Vrijspraak

Het hof is met de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard en overweegt als volgt.
Het hof stelt op grond van de stukken van het dossier vast dat de verdachte op 6 mei 2016 in Amsterdam een personenauto heeft bestuurd terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs op 15 februari 2013 per aangetekende brief verzonden naar het GBA-adres van de verdachte. De aangetekende brief is niet retour gekomen naar het CBR. Evenmin is gebleken dat de verdachte de brief van het CBR in ontvangst heeft genomen. Uit de enkele omstandigheid dat het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte per aangetekende brief aan hem is verzonden en niet als onbestelbaar retour is gekomen mag volgens vaste jurisprudentie niet zonder meer worden afgeleid dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Andere omstandigheden waaruit die wetenschap dan toch zou kunnen volgen zijn echter niet gebleken. De staande houding op 4 februari 2015 acht het hof daarvoor, anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende, gelet op het navolgende.
Op 4 februari 2015 is de verdachte, blijkens een door de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep overgelegd “proces-verbaal misdrijf” in het kader van de Wegenverkeerswet gecontroleerd waarbij zijn rijbewijs ter inzage is gevorderd en de verdachte is medegedeeld dat dit ongeldig was. De verdachte heeft hierover verklaard dat hij de betreffende verbalisanten heeft medegedeeld dat dit niet kon kloppen, dat zij hem na controle geen duidelijkheid konden verschaffen en hem vervolgens zijn rijbewijs hebben teruggegeven en hem lieten wegrijden. Ook het contact dat de verdachte vervolgens met het CBR stelt te hebben gehad heeft de verdachte, naar eigen zeggen, geen duidelijkheid gegeven over een mogelijke ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Het valt voorts op dat de betreffende zaak op 10 augustus 2015 is geseponeerd en dat uit het – summiere – dossier blijkt dat de verdachte op 6 mei 2016 nog de beschikking had over zijn rijbewijs.
Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat de verdachte wist dan wel redelijkerwijs moest weten dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Gelet hierop is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. F.W. van Lottum, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2017.
Mrs. M.J.A. Duker en F.W. van Lottum zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.