ECLI:NL:GHAMS:2017:3113

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
23-004747-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren en verzet in vliegtuig

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], werd beschuldigd van belediging van ambtenaren en verzet tegen de rechtmatige uitoefening van hun functie. De tenlastelegging omvatte beledigende uitlatingen richting de opsporingsambtenaren, waaronder termen als 'Kankerhonden' en 'Moederneukers', en gewelddadig verzet tegen hun aanhouding op 6 juli 2016 te Schiphol. Tijdens de zitting in hoger beroep op 17 juli 2017 heeft de verdachte verklaard zich niet te herkennen in de feiten. Het hof heeft de feiten vastgesteld op basis van het ambtsedig proces-verbaal en verworpen de verweren van de verdachte, waaronder het verweer van verontschuldigbare onmacht. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en dat er geen omstandigheden waren die haar strafbaarheid uitsloten. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot € 100,00 voor immateriële schade. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de psychische gesteldheid van de verdachte en haar financiële situatie. Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004747-16
datum uitspraak: 31 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 8 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-146931-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 06 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, (telkens) opzettelijk ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (respectievelijk wachtmeester en wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee district Schiphol ), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hem/hen de woorden toe te voegen: “Kankerhonden” en/of “Je bent een vuile kankerhond” en/of “Moederneukers” en/of “Hoerenlopers” en/of “Stelletje klootzakken” en/of “Jij bent een vieze vuile gore kankerhond, met je kale knikker” en/of “Klootzak” en/of “Zwijn” en/of “Je bent een zwijn, met een vies klein smegma lulletje”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of voornoemde [slachtoffer 1] in het openbaar door een feitelijkheid heeft beledigd door (meermaals) tegen het been, althans in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] te spugen;
2:
zij op of omstreeks 06 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (respectievelijk wachtmeester en wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee district Schiphol ), haar (verdachte) op heterdaad op verdenking van artikel 426 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde haar (verdachte) onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar (verdachte) daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten [naam 1] te Schiphol, zich met (dreiging met) geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, door opzettelijk gewelddadig
- te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of
- ( met kracht) met haar lichaam te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtena(a)r(en) verdachte trachtte(n) te geleiden en/of
- ( met kracht) voornoemde opsporingsambtena(a)r(en) tegen de benen te trappen/schoppen en/of
- ( met kracht) voornoemde opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] in de (rechter)hand proberen te bijten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bespreking van de verweren

De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard zich niet te herkennen in de tenlastegelegde feiten. Het hof begrijpt de door de raadsman gevoerde verweren aldus dat de verdachte gelet op haar psychische staat geen opzet heeft gehad de opsporingsambtenaren te beledigen en zich te verzetten, subsidiair dat zij verkeerde in verontschuldigbare onmacht.
Het hof overweegt als volgt.
Voor wat betreft de feitelijke toedracht gaat het hof uit van de feiten zoals omschreven in het ambtsedig proces-verbaal van 6 juli 2016, het gaat dan ook voorbij aan de alternatieve lezing van de gebeurtenissen van de verdachte.
Het verweer dat de verdachte geen opzet op de tenlastegelegde feiten had wordt verworpen. Niet is gebleken dat bij de verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen heeft ontbroken.
Tot slot faalt het verweer met betrekking tot de verontschuldigbare onmacht, reeds omdat sprake is van eigen schuld van de verdachte. Zij heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat zij wist dat bij haar medicijngebruik het nuttigen van alcohol sterk wordt afgeraden. Desondanks heeft zij - volgens haar eigen verklaring bij de Marechaussee - alcohol gedronken en verklaren de verbalisanten dat haar adem naar inwendig alcoholgebruik rook. Zo er zich al een onmachtsituatie voordeed, is deze gelet op het vorengaande niet verontschuldigbaar.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
zij op 6 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, telkens opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (respectievelijk wachtmeester en wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee district Schiphol ), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: “Kankerhonden” en “Je bent een vuile kankerhond” en “Moederneukers” en “Hoerenlopers” en “Stelletje klootzakken” en/of “Jij bent een vieze vuile gore kankerhond, met je kale knikker” en/of “Klootzak” en/of “Zwijn” en/of “Je bent een zwijn, met een vies klein smegma lulletje”, en voornoemde [slachtoffer 1] in het openbaar door een feitelijkheid heeft beledigd door tegen het been van voornoemde [slachtoffer 1] te spugen;
2:
zij op 6 juli 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, toen de aldaar dienstdoende [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (respectievelijk wachtmeester en wachtmeester 1e klasse der Koninklijke Marechaussee district Schiphol ), haar, verdachte, op heterdaad op verdenking van artikel 426 Wetboek van Strafrecht, hadden aangehouden en vastgegrepen, teneinde haar onverwijld voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en haar daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten [naam 1] te Schiphol, zich met (dreiging met) geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, door opzettelijk gewelddadig
- met kracht met haar lichaam te bewegen in een richting tegengesteld aan die waarin die opsporingsambtenaren verdachte trachtten te geleiden en
- met kracht voornoemde opsporingsambtenaar Hauser tegen de benen te trappen en
- voornoemde opsporingsambtenaar [slachtoffer 1] in de rechterhand proberen te bijten.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
wederspannigheid.

Strafbaarheid van de verdachte

Voor zover de raadsman heeft bedoeld te betogen dat de verdachte niet strafbaar is omdat zij ten tijde van het bewezen verklaarde in een toestand van verontschuldigbare onmacht verkeerde, gaat het hof daaraan voorbij, gelet op het hiervoor overwogene. Het door de raadsman overlegde rapport van [naam 2] en [naam 3] maakt het oordeel over de toerekening niet anders, reeds omdat de rapporteurs er hierbij van uit zijn gegaan dat de verdachte geen alcohol had genuttigd, hetgeen een onjuiste aanname is geweest.
Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 500,- euro, subsidiair 10 dagen hechtenis en de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van 500,- euro, subsidiair 10 dagen hechtenis, waarvan 250,- euro, subsidiair 5 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, te voldoen in 5 tweemaandelijkse termijnen van 50,- euro. Tevens heeft zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich als passagier in een vliegtuig tegenover de ter plaatse gekomen hulpdiensten ernstig misdragen. Nadat het ambulancepersoneel – dat ter plaatse was gekomen omdat de verdachte onwel was – door het gedrag van de verdachte hun werk niet kon verrichten, heeft de verdachte de ter plaatse gekomen opsporingsambtenaren beledigd en zich tegen hen verzet. Dit getuigt van volstrekt onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag.
Dergelijke gedragingen in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig brengen gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en cabinepersoneel die daarvan getuige zijn en zich niet aan de ontstane situatie kunnen onttrekken. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juli 2017 is zij eerder voor een soortgelijk feit onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in haar nadeel wordt meegewogen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf echter in het voordeel van de verdachte, en dus in strafmatigende zin, meegewogen hetgeen omtrent haar psychische gesteldheid is gerapporteerd. Voorts is gelet op het feit dat de verdachte, blijkens een over haar opgemaakt reclasseringsrapport van 10 oktober 2016, vanwege haar gezondheidstoestand niet in staat is tot het uitvoeren van een werkstraf, terwijl ook een verblijf in detentie uitdrukkelijk wordt afgeraden door de reclassering. Gelet daarop acht het hof een geldboete de aangewezen sanctie, hoewel de ernst van de feiten in beginsel een (veel) zwaardere straf zou rechtvaardigen. Voorts wordt in matigende zin rekening gehouden met de precaire financiële situatie van de verdachte. Voor een geheel voorwaardelijke geldboete is, anders dan door de raadsman bepleit, gelet op de ernst van de feiten geen plaats.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden, conform de eis van de advocaat-generaal.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 100,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte heeft de aansprakelijkheid voor de schadeveroorzakende gebeurtenis betwist. Nu de verdachte strafrechtelijk verantwoordelijk wordt gehouden voor het onder 1 ten laste gelegde, is daarmee haar civielrechtelijke aansprakelijkheid, voortvloeiende uit de bewezenverklaarde onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij, gegeven.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, gelet op de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij, die zijdens de verdachte niet zijn betwist (in het bijzonder niet voor wat betreft het optreden van schade, het causale verband met de schadeveroorzakende gebeurtenis en de omvang van de schade). De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c, 36f, 57, 180, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de geldboete, groot
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de
geldboetemag worden voldaan in
5 (vijf) termijnenvan
2 maanden, elke termijn groot
€ 50,00 (vijftig euro).
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 100,00 (honderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 100,00 (honderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.N. Dalebout en mr. F.W. van Lottum, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2017.
mr. M.J.A. Duker en mr. F.W. van Lottum zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.