ECLI:NL:GHAMS:2017:3112

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2017
Publicatiedatum
1 augustus 2017
Zaaknummer
23-003002-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van een fiets

Dit arrest betreft een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin de verdachte werd beschuldigd van opzetheling van een herenfiets. De zaak is behandeld op 31 juli 2017 door het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte had op 29 april 2016 in Alkmaar een fiets verworven, waarvan hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf was verkregen. De verdachte had de fiets gekocht van een tussenpersoon en had niet geverifieerd of de fiets gestolen was. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzetheling, ondanks het verweer van de raadsman dat de verdachte niet op de hoogte was van de diefstal. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een taakstraf op van dertig uren, met een voorwaardelijk gedeelte van vijftien dagen hechtenis. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de financiële situatie van de verdachte. Het hof heeft de verdachte niet veroordeeld tot een geldboete, maar heeft in plaats daarvan een taakstraf opgelegd, zoals door de verdediging was voorgesteld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003002-16
datum uitspraak: 31 juli 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 22 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-104526-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 juli 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2016 te Alkmaar, een goed te weten een heren(lok)fiets (merk Peugeot) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de door hem gekochte fiets gestolen was.
Het hof verwerpt het verweer. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling van de fiets. Het hof gaat hierbij uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 29 april 2016 is de verdachte opgebeld door een tussenpersoon met het bericht dat de verdachte twee elektrische fietsen te koop werden aangeboden. De verdachte is hierop naar de woning van de tussenpersoon gegaan, heeft van bovenaf uit de flat de fietsen beneden zien staan en het geld, een bedrag van in totaal €175,- aan de tussenpersoon overhandigd. De tussenpersoon heeft beneden op straat de koop met de leveranciers gesloten. Vervolgens ging de verdachte naar beneden waar de fietsen in zijn bus werden geladen. Kort hierop arriveerde de politie. De elektrische herenfiets betrof een gestolen lokfiets van de politie.
Voor de beoordeling van het tenlastegelegde neemt het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking:
  • de verdachte is een voormalig fietsenhandelaar, zodat aangenomen moet worden dat hij zich in het verleden professioneel met de in- en verkoop van fietsen heeft bezig gehouden en van hem om die reden een bijzondere oplettendheid mocht worden verwacht;
  • de verdachte heeft de fiets gekocht van een tussenpersoon die hij slechts bij zijn voornaam kende en die hij kende omdat deze voor zijn fietsenhandel een werkstraf had uitgevoerd;
  • de verdachte mocht de verkopers van de fiets niet ontmoeten, hij moest boven in de woning blijven terwijl de tussenpersoon de koop sloot;
  • de koop is op straat gesloten voor een (zeer) lage prijs;
  • de verdachte heeft niet gekeken of gevraagd of er een bijbehorende sleutel bij de fiets aanwezig was en evenmin geïnformeerd naar de herkomst van de fiets.
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen naar het oordeel van het hof de conclusie dat de verdachte op het moment van verkrijging – minst genomen – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets uit misdrijf afkomstig was, hetgeen ook daadwerkelijk het geval bleek te zijn.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 29 april 2016 te Alkmaar, een goed te weten een herenlokfiets (merk Peugeot) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van de verwerving van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van 800,- euro, subsidiair 16 dagen hechtenis, waarvan 400,- euro, subsidiair 8 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd, te voldoen in 4 termijnen van 100,- euro per maand.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan heling van een fiets. Dit is een vervelend en hinderlijk feit. Door heling wordt een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 4 juli 2017 is hij eerder voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, zij het echter niet recent zodat het hof dit niet ten nadele van de verdachte zal meewegen in de strafmaat.
Het hof acht het gelet op de financiële situatie van de verdachte niet aangewezen aan hem een geldboete op te leggen, zodat aan hem een taakstraf zal worden opgelegd, zoals ook door de verdediging voorgesteld. Daarvan zal een gedeelte in voorwaardelijke vorm worden opgelegd teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw soortgelijke feiten te plegen. Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
10 (tien) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
5 (vijf) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. M.J.A. Duker en mr. F.W. van Lottum, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2017.
Mr. M.J.A. Duker en mr. F.W. van Lottum zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
.