ECLI:NL:GHAMS:2017:3081
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van een familiezorgtraject
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de minderjarige [kind b]. De ouders, verzoekers in hoger beroep, hebben de bestreden beschikkingen van de kinderrechter van 26 juli 2016 en 18 oktober 2016 aangevochten. De kinderrechter had de minderjarige onder toezicht gesteld en machtiging verleend voor uithuisplaatsing in een MTFC-P opvoedgezin. De ouders stelden dat de gronden voor deze maatregelen niet aanwezig waren en dat er minder ingrijpende alternatieven beschikbaar waren.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders sinds 2011 verschillende vormen van hulpverlening hebben ingezet, maar dat er sprake was van ernstige gedragsproblematiek bij [kind b]. De ouders hebben in het verleden het vertrouwen in hulpverleners opgezegd, wat de samenwerking bemoeilijkte. Het hof oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling ten tijde van de beschikking van 26 juli 2016 aanwezig waren, maar dat de gronden voor de uithuisplaatsing in het MTFC-P opvoedgezin ten tijde van de beschikking van 18 oktober 2016 niet meer aanwezig waren. Het hof vernietigde daarom de beschikking van 18 oktober 2016 en wees het verzoek van de raad en de GI tot vervangende toestemming voor medische behandeling af. De beschikking van 26 juli 2016 werd bekrachtigd.