ECLI:NL:GHAMS:2017:305
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Iedema
- P.A.M. Hoek
- J.H. Wesselink
- Rechtspraak.nl
Opheffing voorlopige hechtenis wegens strijd met anticipatieverbod
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring Almere Binnen. De rechtbank Amsterdam had op 23 januari 2017 een bevel tot gevangenhouding uitgevaardigd voor een periode van 60 dagen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin namens de verdachte hoger beroep werd ingesteld tegen deze beschikking.
Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Boumanjal, gehoord. Het hof constateerde dat de rechtbank een kortere periode van gevangenhouding had bevolen dan door de officier van justitie was gevorderd, omdat bij een langere duur het anticipatieverbod, zoals vastgelegd in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde zou zijn. Dit verbod houdt in dat voorlopige hechtenis niet mag worden gebruikt als een voorschot op een op te leggen gevangenisstraf.
Gelet op deze overwegingen heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, omdat deze in strijd was met het anticipatieverbod. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de voorlopige hechtenis werd opgeheven met ingang van 9 februari 2017 om 12:00 uur. Deze beslissing werd genomen in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal werd belast met het ter kennis brengen van deze beschikking aan de verdachte.