ECLI:NL:GHAMS:2017:305

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
13/741256-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing voorlopige hechtenis wegens strijd met anticipatieverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de verdachte, die in voorlopige hechtenis was genomen. De verdachte, geboren in 1995 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd in het huis van bewaring Almere Binnen. De rechtbank Amsterdam had op 23 januari 2017 een bevel tot gevangenhouding uitgevaardigd voor een periode van 60 dagen. Het hof heeft kennisgenomen van de akte van de griffier van de rechtbank, waarin namens de verdachte hoger beroep werd ingesteld tegen deze beschikking.

Tijdens de zitting heeft het hof de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. M. Boumanjal, gehoord. Het hof constateerde dat de rechtbank een kortere periode van gevangenhouding had bevolen dan door de officier van justitie was gevorderd, omdat bij een langere duur het anticipatieverbod, zoals vastgelegd in artikel 67a, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde zou zijn. Dit verbod houdt in dat voorlopige hechtenis niet mag worden gebruikt als een voorschot op een op te leggen gevangenisstraf.

Gelet op deze overwegingen heeft het hof besloten de voorlopige hechtenis van de verdachte op te heffen, omdat deze in strijd was met het anticipatieverbod. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de voorlopige hechtenis werd opgeheven met ingang van 9 februari 2017 om 12:00 uur. Deze beslissing werd genomen in raadkamer door de voorzitter en de raadsheren, in aanwezigheid van de griffier. De advocaat-generaal werd belast met het ter kennis brengen van deze beschikking aan de verdachte.

Uitspraak

13/741256-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Almere Binnen te Almere,
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 januari 2017, houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 25 januari 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. M. Boumanjal.

De beoordeling

Het hof stelt vast dat de rechtbank de gevangenhouding van de verdachte voor de duur van 60 dagen heeft bevolen. Uit het bevel blijkt dat de reden voor het bepalen van een kortere periode dan door de officier van justitie is gevorderd, is gelegen in het feit dat bij een langere duur artikel 67a, derde lid Sv aan de orde is. Aldus strekt de voorlopige hechtenis kennelijk alleen tot het nemen van een voorschot op een op te leggen gevangenisstraf. Gelet hierop zal het hof de voorlopige hechtenis opheffen wegen strijd met het anticipatieverbod.

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
HEFT OP de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 9 februari 2017 om 12:00 uur.
Deze beschikking is gegeven op 8 februari 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema , voorzitter,
mrs. P.A.M. Hoek en J.H. Wesselink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 8 februari 2017,
de advocaat-generaal