ECLI:NL:GHAMS:2017:2962
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevel tot zekerheidstelling proceskosten in hoger beroep door appellant woonachtig in Qatar
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in een hoger beroep dat was ingesteld door een appellant woonachtig in Qatar. De appellant was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam, dat op 6 juli 2016 was gewezen. De L’Europe, de geïntimeerde in de hoofdzaak, had incidenteel gevorderd dat het hof de appellant zou bevelen zekerheid te stellen voor de proceskosten, omdat er een reëel risico bestond dat de vordering oninbaar zou zijn. Het hof oordeelde dat de appellant, die zonder woonplaats in Nederland een vordering instelt, op grond van artikel 224 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht is om zekerheid te stellen voor de proceskosten. De appellant had zich beroepen op de uitzondering van artikel 224 lid 2 onder c Rv, maar het hof oordeelde dat hij deze stelling niet had onderbouwd. Het hof heeft de incidentele vordering van De L’Europe toegewezen en de appellant bevolen om binnen zes weken een bankgarantie te stellen ter hoogte van € 23.533,-. De beslissing over de proceskosten van het incident werd aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor beraad.