ECLI:NL:GHAMS:2017:2944
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vernietiging leaseovereenkomst op grond van artikel 1:88 en 1:89 BW in het kader van effectenlease
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake een geschil tussen [appellante] en Dexia Nederland B.V. [appellante] was in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin haar vorderingen waren afgewezen. De kern van de zaak betreft de vernietiging van een leaseovereenkomst die door de echtgenoot van [appellante] was gesloten met Dexia. [appellante] stelde dat zij geen toestemming had gegeven voor deze overeenkomst, zoals vereist op grond van artikel 1:88 BW, en dat zij de overeenkomst op grond van artikel 1:89 BW wilde vernietigen.
Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter een bewijsvermoeden had ontleend aan het feit dat de betalingen op de leaseovereenkomst werden verricht vanaf een en/of-rekening. Dit bewijsvermoeden werd door de kantonrechter niet weerlegd geacht, wat leidde tot de conclusie dat [appellante] eerder op de hoogte was van de leaseovereenkomst dan zij had gesteld. Het hof heeft echter geoordeeld dat Dexia niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de vernietigingsbevoegdheid van [appellante] was verjaard. Het hof heeft de grieven van [appellante] gegrond verklaard en het vonnis van de kantonrechter vernietigd.
Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat de leaseovereenkomst rechtsgeldig was vernietigd en heeft Dexia veroordeeld om aan [appellante] te voldoen wat door haar echtgenoot aan Dexia was betaald, vermeerderd met wettelijke rente. Dexia werd ook veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. Dit arrest benadrukt de belangrijke juridische principes rondom de vernietiging van overeenkomsten en de rol van bewijs in dergelijke geschillen.