ECLI:NL:GHAMS:2017:294

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
23-002905-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zakkenrollerij met loktelefoon in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1997 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit. De zaak betreft zakkenrollerij waarbij de verdachte op 23 juli 2016 in Amsterdam een loktelefoon heeft weggenomen die toebehoorde aan de politie. De politierechter had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou bevestigen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk moest worden verklaard vanwege een schending van het Tallon-criterium, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de inzet van de loktelefoon door de politie rechtmatig was en dat de verdachte reeds bezig was met pogingen tot diefstal voordat de loktelefoon werd ingezet. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal had gepleegd.

De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof legde een gevangenisstraf van acht weken op, waarvan twee weken voorwaardelijk. Het hof overwoog dat zakkenrollerij gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten. De op te leggen straf was gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof besloot dat een deel van de straf voorwaardelijk zou zijn, om de verdachte te weerhouden van toekomstige misdrijven.

Uitspraak

parketnummer: 23-002905-16
datum uitspraak: 7 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-702329-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (lok)telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan politie Eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerieDe raadsman van de verdachte heeft verzocht het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren omdat er sprake is van een schending van het zogenoemde “Tallon-criterium”. De gelegenheid voor het wegnemen van de loktelefoon is door de opsporingsambtenaren opzettelijk voor de verdachte gecreëerd, aldus de raadsman.

Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Naar vaste jurisprudentie (HR 28 oktober 2008, ECLI:NL:HR:2008:BE9817) is het gebruik van een lokmiddel in beginsel een toegestaan opsporingsmiddel. De vraag ligt voor of de politie met de inzet van de loktelefoon in de onderhavige zaak binnen de grenzen is gebleven die aan een rechtmatige opsporing dienen te worden gesteld.
Uit het dossier blijkt dat op 23 juli 2016 op de Dam in Amsterdam de openingsceremonie van de Europride zou plaatsvinden, waarbij een grote groep mensen op de Dam aanwezig zou zijn. De loktelefoon is ingezet teneinde – onder andere – zakkenrollers sneller in het vizier te kunnen krijgen en beter te kunnen lokaliseren in de mensenmassa en/of te kunnen aanhouden [1] . Op 23 juli 2016 bevond verbalisant [verbalisant 1] zich op het Rokin in Amsterdam. Daar zag hij een man, die later de verdachte bleek te zijn, die interesse had in de tassen van het publiek. De verbalisant nam waar dat de man dicht tegen een meisje ging staan die een rugtas op haar rug had hangen, waarbij de man met zijn linkerhand de rits van de rugtas opende. Vervolgens nam de verbalisant waar dat de man wederom dicht achter een vrouw ging staan die over haar rechterschouder een openstaande tas had hangen. De verbalisant nam waar dat de man de tas verder opende en in de geopende tas keek. Daarop heeft de verbalisant zijn bevindingen door gegeven aan het zogeheten Prioteam [2] .
Verbalisanten [verbalisant 2], [verbalisant 3] en [verbalisant 4], werkzaam bij het Prioteam, bevonden zich op 23 juli 2016 voor het monument op de Dam in Amsterdam. Zij namen waar dat een man, die later de verdachte bleek te zijn, zich naast twee mannen opstelde wier rugtas op de grond lag en dat de man meerdere keren naar de rugtas keek. Vervolgens namen zij waar dat de man wegliep en ter hoogte van de H&M tussen de mensen achter een vrouw ging staan. Voor de vrouw stond een plastic tas op de grond waarnaar de man meerdere keren keek. Verbalisant [verbalisant 2] zocht daarop contact met verbalisant [verbalisant 5] die in het bezit was van een loktelefoon. Verbalisant [verbalisant 5] ging op ongeveer drie meter afstand voor de man staan. De verbalisanten namen waar dat de man zich steeds dichter naar [verbalisant 5] begaf, dat de afstand tussen de man en [verbalisant 5] op een gegeven moment een à twee meter was en dat de loktelefoon ongeveer een centimeter uit de tas van [verbalisant 5] stak. Zij namen waar dat de man meerdere keren naar de telefoon keek, dicht achter [verbalisant 5] ging staan en tot twee keer toe met zijn linkerhand de loktelefoon uit de tas naar boven trok en uiteindelijk de loktelefoon uit de tas van [verbalisant 5] heeft gepakt [3] .
Naar het oordeel van het hof kan uit de bevindingen van de politie, in onderling verband en samenhang bezien, worden afgeleid dat de verdachte reeds voor de inzet van de loktelefoon bezig was met pogingen tot diefstal. Het is dan ook niet aannemelijk geworden dat de verdachte door de inzet van de loktelefoon is gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. Dat de loktelefoon uit de tas stak doet daaraan niet af. Het hof is daarom van oordeel dat de politie met de inzet van de loktelefoon in de onderhavige zaak binnen de grenzen is gebleven die aan een rechtmatige opsporing dienen te worden gesteld zodat het verweer faalt. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juli 2016 te Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (lok)telefoon toebehorende aan de politie.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot acht weken gevangenisstraf met aftrek, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij door een telefoon uit een tas te stelen. Zakkenrollerij is een misdrijf dat bij de benadeelden hinder, schade en gevoelens van onveiligheid kan veroorzaken en gevoelens van angst in de samenleving kan versterken. Dat de telefoon in dit geval een zogeheten ‘loktelefoon’ van de politie betrof, zodat er niet daadwerkelijk schade is geleden, neemt niet weg dat de verdachte zich kennelijk niet heeft bekommerd om de eventuele gevolgen voor het slachtoffer.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 11 januari 2017 is hij eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Zo is de verdachte onder meer kort voor het plegen van de onderhavige diefstal onherroepelijk veroordeeld voor een soortgelijk feit door de politierechter in de rechtbank Amsterdam op 11 juli 2016, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van nader te melden duur passend en geboden. Teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw een soortgelijk misdrijf te plegen zal een gedeelte van de straf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. A.E. Kleene-Krom en mr. Y.M.J.I. Baauw - de Bruijn, in tegenwoordigheid van N. Hannaart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 februari 2017.
Mr. A.E. Kleene-Krom en mr. Y.M.J.I Baauw – de Bruijn zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[… 1]

Voetnoten

1.[… 2]
2.[… 2]
3.[… 2]