ECLI:NL:GHAMS:2017:2927
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor erkenning van een kind en de rechtsgeldigheid van eerdere erkenning
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 18 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor de erkenning van een kind door de man. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder toestemming gegeven aan een derde, [X], om het kind te erkennen. De man, die de biologische vader is, verzocht om vervangende toestemming voor erkenning. De rechtbank Noord-Holland had eerder deze toestemming verleend, maar de vrouw was het daar niet mee eens en stelde dat er sprake was van mishandeling door de man. Het hof heeft de feiten en omstandigheden zorgvuldig gewogen, waarbij het belang van het kind voorop stond. De vrouw voerde aan dat de erkenning negatieve gevolgen zou hebben voor haar en het kind, maar het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claims. De bijzondere curator en de raad voor de kinderbescherming adviseerden om de erkenning door de man toe te staan. Het hof concludeerde dat de erkenning door de man in het belang van het kind was en dat de eerdere erkenning door [X] niet rechtsgeldig was. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd, en de erkenning door [X] werd doorgehaald.