ECLI:NL:GHAMS:2017:2925

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
23-000361-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor opiumwetdelict wegens gebrek aan bewijs van kennis van cocaïne in bagage

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 387,7 gram cocaïne op 18 december 2016 te Schiphol. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 juni 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de spuitbus die hij vervoerde.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere conclusie kwam met betrekking tot de bewijsvraag. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg, maar het hof oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat hij cocaïne vervoerde. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd het verzoek van de raadsvrouw om een reclasseringsrapport op te laten maken afgewezen, evenals het verzoek om nader onderzoek naar de spuitbus, omdat de voorwaarden daarvoor niet waren vervuld.

De beslissing van het hof was dat het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het ten laste gelegde feit te hebben begaan, waardoor hij werd vrijgesproken. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23/000361-17
datum uitspraak: 12 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 januari 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15/820786-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2016 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 387,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof met betrekking tot de bewijsvraag tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vrijspraak

Naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet de overtuiging bekomen dat de verdachte er ten tijde van het ten laste gelegde van op de hoogte is geweest dat de spuitbus die hij in zijn bagage heeft vervoerd cocaïne bevatte. Gelet hierop kan niet overtuigend worden bewezen hetgeen aan hem is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Bij deze stand van zaken bestaat er geen noodzaak een reclasseringsrapport omtrent de verdachte op te laten maken, zodat het daartoe strekkende verzoek van de raadsvrouw wordt afgewezen. Voor inwilliging van het voorwaardelijke verzoek van de raadsvrouw om nader onderzoek te laten doen aan de spuitbus en de inhoud daarvan bestaat evenmin aanleiding, reeds omdat de daaraan verbonden voorwaarde niet is vervuld.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 juli 2017.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.