ECLI:NL:GHAMS:2017:2925
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor opiumwetdelict wegens gebrek aan bewijs van kennis van cocaïne in bagage
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van ongeveer 387,7 gram cocaïne op 18 december 2016 te Schiphol. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 juni 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte en zijn raadsvrouw. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van cocaïne in de spuitbus die hij vervoerde.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere conclusie kwam met betrekking tot de bewijsvraag. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte dezelfde straf zou krijgen als in eerste aanleg, maar het hof oordeelde dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte wist dat hij cocaïne vervoerde. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Tevens werd het verzoek van de raadsvrouw om een reclasseringsrapport op te laten maken afgewezen, evenals het verzoek om nader onderzoek naar de spuitbus, omdat de voorwaarden daarvoor niet waren vervuld.
De beslissing van het hof was dat het vonnis waarvan beroep werd vernietigd en dat de verdachte niet bewezen kon worden geacht het ten laste gelegde feit te hebben begaan, waardoor hij werd vrijgesproken. Deze uitspraak werd gedaan door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.