ECLI:NL:GHAMS:2017:2920

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2017
Publicatiedatum
21 juli 2017
Zaaknummer
23-003444-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake diefstal van een laptoptas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016. De verdachte is beschuldigd van diefstal van een laptoptas, die door de politie als loktas was geplaatst op het Centraal Station te Amsterdam. De verdachte heeft op 24 december 2015 de tas met daarin een notebook en een iPad mini weggenomen, toebehorende aan de Nationale Politie, eenheid Amsterdam. De verdediging voerde aan dat het Tallon-criterium was geschonden, omdat de verdachte door de politie was uitgelokt om de tas te stelen. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat de inzet van de loktas niet ongeoorloofd was. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd en sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 weken. Het hof handhaafde deze straf, waarbij het de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan in aanmerking nam. De verdachte had een strafblad met eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, wat meegewogen werd in de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23/003444-16
datum uitspraak: 12 juli 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 9 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/703552-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na eerdere afsplitsing in eerste aanleg van het onder 2 en 3 ten laste gelegde – ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met daarin een notebook en een iPad mini, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationale Politie, eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof vernietigt het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen.

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie

Door de raadsvrouw is betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. De raadsvrouw heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het zogenoemde Tallon-criterium is geschonden, omdat de verdachte door het plaatsen van een zogenoemde loktas door de politie op het idee is gebracht de tas te stelen zonder dat zijn opzet daar vooraf op was gericht. Het betrof een laptoptas die op een onlogische plek was geplaatst. Bovendien was sprake van een gerichte actie tegen de verdachte, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van het procesdossier, waaronder in het bijzonder verklaringen die ten overstaan van de rechter-commissaris zijn afgelegd, en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende vast komen te staan.
Naar aanleiding van een toename van het aantal gevallen van zakken- en tassenrollerij jegens zakelijke reizigers en toeristen op – onder andere – het Centraal Station te Amsterdam, is door de officier van justitie toestemming gegeven om daar van 26 augustus 2015 tot en met 1 januari 2016 gebruik te maken van een zogenaamde loktas, te weten een tas met laptop of iPad, portemonnee of telefoon.
Op 24 december 2015 is overgegaan tot de inzet van een loktas op het Centraal Station. Agent van politie [verbalisant 1] positioneerde zich om 15.05 uur bij de bagageruimte in de Oosttunnel van het Centraal Station in Amsterdam, alwaar hij zich voordeed als toerist. Op een afstand van ongeveer een meter had hij in een nis een koffer en, daarachter, een zwarte laptoptas (de ‘loktas’) geplaatst. Uit zijn beroepsmatige ervaring wist [verbalisant 1] dat een dergelijke situatie zich bij de bagageruimte veelvuldig pleegt voor te doen; toeristen laten hun tassen daar vaak (nagenoeg) onbeheerd achter. [verbalisant 1] stond met zijn rug naar de loktas toe en keek elke tien minuten om naar de loktas. Bij aanvang van deze actie bevond de verdachte zich nog niet in de onmiddellijke nabijheid van het Centraal Station. Op een gegeven moment zag brigadier [verbalisant 2] de verdachte, hem ambtshalve bekend als tassendief, op de Geldersekade fietsen in de richting van het Centraal Station. [verbalisant 2] wist ambtshalve ook dat de verdachte meestal in en rond het Centraal Station opereert en heeft hem meerdere malen aangehouden in verband met tassendiefstal. [verbalisant 2] gaf zijn bevindingen door aan zijn collega’s. Op enig moment stalde de verdachte zijn fiets vlak bij het Centraal Station. Hij heeft vervolgens het station betreden en is weer naar buiten gelopen. Dit is aan [verbalisant 1] doorgegeven door zijn collega’s. [verbalisant 1] is op dat moment en om die reden een gesprek aangegaan met een Aziatische toerist, kennelijk met de bedoeling om de situatie waarin een reiziger zijn tas (nagenoeg) onbeheerd in de nis laat staan nog beter na te bootsen. De verdachte is vervolgens het Centraal Station aan de Oostzijde binnengegaan, heeft bij de bagageruimte de loktas meegenomen en is het station met versnelde pas weer uitgelopen. Hierop is hij te 15.15 uur aangehouden.
Het hof is van oordeel dat dat het plaatsen door de politie van een zogenoemde loktas teneinde aldus bagagedieven op heterdaad te kunnen betrappen op zichzelf niet ongeoorloofd is. Door de verdediging is zulks in hoger beroep ook niet betwist.
Gelet op hetgeen het hof heeft vastgesteld is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de politie de verdachte heeft gebracht tot andere handelingen dan die waarop zijn opzet reeds tevoren was gericht. De politie heeft immers niet meer gedaan dan het plaatsen van een laptoptas op een plek waar regelmatig bagage in meerdere of mindere mate onbeheerd wordt gestald in een stationsgebouw waar veel bagage gestolen pleegt te worden. Dat [verbalisant 1] naar aanleiding van het ten tonele verschijnen van de verdachte het gesprek met een Aziatische toerist aanging en dat collega’s van hem die bij de actie waren betrokken op enige afstand zijn gaan staan, omdat de verdachte veel politieambtenaren kent, doet daaraan niet af. Dat [verbalisant 1] , zo blijkt uit zijn tegenover de rechter-commissaris afgelegde verklaring, bij de aanvang van de inzet van de loktas ervan op de hoogte was dat [verbalisant 2] ‘achter de verdachte aanzat’ maakt het evenmin anders. [verbalisant 1] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris immers ook verklaard dat de inzet van dit middel op voorhand niet in het bijzonder op de verdachte was gericht en heeft daarbij toegelicht dat de verdachte zich de laatste tijd niet meer op het Centraal Station vertoonde. Het hof ziet geen solide aanknopingspunten om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen, temeer nu [verbalisant 1] ook heeft verklaard dat de loktas [naar het hof begrijpt: in die tijd] één tot twee keer per week werd ingezet. Ook overigens is geen sprake van enige ongeoorloofde uitlokking van de verdachte. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 december 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas met daarin een notebook en een iPad mini, toebehorende aan de Nationale Politie, eenheid Amsterdam.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015286994-1 van 24 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 3] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 24 december 2015 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van de
aangever [verbalisant 1]:
Hierbij doe ik namens de politie [het hof begrijpt: Nationale Politie], eenheid Amsterdam, aangifte van diefstal. Op 24 december 2015 omstreeks 15.05 uur bevonden zich in het Centraal Station te Amsterdam, ter hoogte van de bagageruimte, een computertas, een notebook en een iPad mini. Omstreeks 15.15 uur zag ik dat de goederen waren weggenomen. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van dit feit.
2. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015286994-3 van 24 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 4] , [verbalisant 5] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] .
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisantenof één van hen:
Ik, verbalisant [verbalisant 1] , bevond mij op 24 december 2015 omstreeks 15.05 uur in de Oosttunnel van het Centraal Station te Amsterdam ter hoogte van de bagageruimte. Ik bevond mij daar in burger gekleed met een laptoptas. Ik, [verbalisant 1] , hoorde middels de portofoon dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , met een laptoptas in de richting van de uitgang liep. Hierop keek ik in de richting van de laptoptas die ik achter mij had neergezet bij de bagageruimte en zag dat de laptoptas weg was. Ik liep vervolgens naar buiten alwaar Benceur [het hof begrijpt: door collega-politieambtenaren] werd aangehouden. Ik zag dat naast Benceur de laptoptas lag die ik had gebruikt.
3. Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015286994-4 van 24 december 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
relaas van verrichtingen en bevindingen van de verbalisant:
Ik, verbalisant, bevond mij op 24 december 2015 te 15.15 uur te Amsterdam. Ik fietste naar het Centraal Station toe en zag [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , lopen. Ik liep de Oostingang van het Centraal Station binnen. Ik zag Benceur naar binnen komen lopen. Hij liep door de Oostelijke buis richting de IJ-zijde. Het is mij bekend dat daar een bagageruimte is. Vervolgens zag ik dat hij vanuit die richting [terug] kwam lopen, echter, nu [hield] hij een tas, gelijkend op een laptoptas, voor zijn buik. Hij liep met versnelde pas richting de Oostelijke uitgang en het Stationsplein op. Daarvóór had hij geen tas bij zich. Ik zag dat Benceur door collega’s werd aangehouden.
4. Een proces-verbaal van mr. C.W. Bianchi, rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam, van 27 december 2015.
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als tegenover de rechter-commissaris afgelegde
verklaring van de verdachtein:
Ik heb de tas expres gestolen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een laptoptas. Diefstal is een feit dat naast financiële schade ook overlast met zich meebrengt. Hoewel het in dit geval toevalligerwijs om een zogeheten loktas ging, levert de diefstal van bagage, waarin zich niet zelden waardevolle goederen als reisbescheiden of apparaten als telefoons of laptops bevinden, in de regel groot ongemak voor de gedupeerde reiziger of toerist op. Op bagagediefstallen dienen daarom straffen van serieus te nemen omvang te volgen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juni 2017, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld onder meer voor het plegen van soortgelijke feiten.
Van bijzondere omstandigheden die in het voordeel van de verdachte moeten worden gewogen, is het hof niet gebleken.
De in eerste aanleg opgelegde straf doet recht aan de ernst en de aard van het bewezen verklaarde. Het hof zal daarom dezelfde straf opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. J.J.I. de Jong en mr. B.A.A. Postma, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. Schoutsen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
12 juli 2017.
mr. B.A.A. Postma is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.