ECLI:NL:GHAMS:2017:2867

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juli 2017
Publicatiedatum
18 juli 2017
Zaaknummer
23-001497-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak wegens onvoldoende steunbewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juli 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige, gepleegd tussen 1 januari 2013 en 12 november 2014. De tenlastelegging omvatte onder andere het betasten van het slachtoffer en het oraal seksueel handelen. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld, maar het hof heeft het vonnis vernietigd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 juni 2017 heeft de advocaat-generaal gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft de beschuldigingen ontkend en betoogd dat de verklaring van het slachtoffer niet als bewijs mocht worden gebruikt, omdat de verdediging het slachtoffer niet had kunnen ondervragen. Het hof heeft de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, maar oordeelde dat er onvoldoende steunbewijs was om de verdachte te veroordelen.

Het hof heeft vastgesteld dat in zedenzaken vaak alleen de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte voorhanden zijn, en dat zonder voldoende steunbewijs een veroordeling niet mogelijk is. De verklaringen van getuigen over de context van de handelingen boden onvoldoende bewijs voor de tenlastelegging. Het hof heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging en de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig werd bevonden aan de handelingen die de schade zouden hebben veroorzaakt. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001497-16
datum uitspraak: 7 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 5 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-710118-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2013 tot en met 12 november 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, en/of te Heemskerk, in elk geval (telkens) in Nederland, (telkens) met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) een en/of meermalen:
- ( terwijl hij, verdachte, in hetzelfde bed lag als die [slachtoffer] en/of naast die [slachtoffer] op een bank zat) zijn, verdachtes, hand in de onderbroek van die [slachtoffer] bewegen en/of de penis en/of het scrotum en/of de billen van die [slachtoffer] voelen en/of betasten en/of (een) op en neergaande beweging(en) maken met de penis van die [slachtoffer] en/of de penis van die [slachtoffer] hard maken en/of
- ( na het douchen van die [slachtoffer]) de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachtes, mond nemen en/of de penis van die [slachtoffer] hard maken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Standpunt openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Zij heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 15 maanden gevangenisstraf, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en dat de vordering van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen.

Standpunt verdediging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep het tenlastegelegde ontkend. De raadsvrouw heeft in aanvulling hierop onder andere bepleit dat de verklaring van [slachtoffer] niet tot bewijs mag worden gebruikt omdat de verdediging [slachtoffer] niet heeft kunnen ondervragen en dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum omdat er buiten de verklaring van [slachtoffer] geen bewijs is waaruit rechtstreeks volgt dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Oordeel hof

De verklaring van [slachtoffer] is betrouwbaar en geloofwaardig
Het hof acht het van belang voorop te stellen dat de verklaring van [slachtoffer], afgelegd tijdens het studioverhoor bij de politie en kort gezegd inhoudende dat de verdachte tijdens het naar bed brengen, het logeren en het spelen van videogames meermalen aan zijn piemel heeft gezeten en deze éénmaal in zijn mond heeft genomen, op het hof authentiek over komt en dat het hof deze verklaring betrouwbaar acht. Daarbij is mede van belang dat de in de studio afgelegde en opgenomen verklaring van [slachtoffer] op betrouwbaarheid is onderzocht en beoordeeld door de deskundige [deskundige], die heeft geconcludeerd dat de verklaring van [slachtoffer] accuraat, volledig en consistent is.
Het steunbewijs is onvoldoende
Het hof laat in het midden of het ontbreken van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid tot het ondervragen van [slachtoffer] door de verdediging (waarvan in casu inderdaad sprake is) dient te leiden tot de conclusie dat zijn studioverklaring niet tot bewijs mag worden gebezigd, nu het hof ook bij gebruik van die verklaring tot een vrijspraak komt bij gebrek aan voldoende (kwalitatief) steunbewijs. Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Zedenzaken worden vaak gekenmerkt door het gegeven dat naast de verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte weinig of geen steunbewijs voorhanden is, omdat bij de tenlastegelegde handelingen alleen de verdachte en het slachtoffer aanwezig zijn geweest. Indien steunbewijs ontbreekt of door de rechter ontoereikend wordt bevonden, blijven de beschuldigende verklaring van het slachtoffer en de ontkennende verklaring van de verdachte als onverenigbaar tegenover elkaar staan. In dat geval laat het systeem van de strafwet geen ruimte voor een bewezenverklaring, omdat op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering de rechter het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend mag baseren op de verklaring van één getuige. De verdachte kan dan niet worden veroordeeld.
De verklaring van [slachtoffer] wordt in zoverre ondersteund door ander bewijs dat getuigen verklaren dat i) de verdachte [slachtoffer] geregeld naar bed bracht, ii) [slachtoffer] tijdens het logeren met de verdachte in één bed sliep en iii) de verdachte en [slachtoffer] samen onder een plaid op de bank videogames speelden. Deze verklaringen zien weliswaar op de context waarbinnen de seksuele handelingen volgens [slachtoffer] zouden hebben plaatsgehad, maar bieden onvoldoende concrete steun voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen. Ook de emoties van [slachtoffer] die zijn moeder heeft waargenomen toen [slachtoffer] haar over het misbruik vertelde, bieden deze steun niet. Zij onderstrepen wel de geloofwaardigheid van [slachtoffer], maar zij houden als steunbewijs voor de tenlastegelegde ontuchtige handelingen onvoldoende verband met die handelingen als zodanig. Voorts kan hetgeen de moeder van [slachtoffer] heeft verklaard over hetgeen deze haar heeft verteld over het tenlastegelegde niet het vereiste steunbewijs opleveren, omdat de bron van haar verklaringen dezelfde is als de verklaringen die ondersteuning behoeven, namelijk [slachtoffer] zelf. Tot slot kunnen de voornoemde verklaringen naar het oordeel van het hof ook in onderlinge samenhang niet in voldoende mate steun bieden aan de verklaringen van [slachtoffer].
Nu voldoende wettig bewijs ontbreekt moet de verdachte worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.E. Kleene-Krom, mr. H.M.J. Quaedvlieg en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juli 2017.
mr. Kleene-Krom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen