In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, Ondernemingskamer, is op 2 februari 2017 een beschikking gegeven inzake DCS-Holding B.V. en Ortus Group B.V. De Ondernemingskamer had eerder op 17 november 2016 een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van beide vennootschappen. Dit onderzoek was ingesteld naar aanleiding van een verzoek van DCS-Holding B.V. en had als doel om inzicht te krijgen in de gang van zaken binnen de bedrijven over de periode vanaf 1 januari 2016. Tevens was er een commissaris benoemd die goedkeuring moest geven voor bepaalde besluiten van de vennootschappen.
Op 5 december 2016 heeft DCS-Holding B.V. een verzoek ingediend om onmiddellijke voorzieningen te treffen, waaronder het vorderen van voorschotten van de betrokken partijen. Echter, op 31 januari 2017 heeft mr. Harmsen, de advocaat van DCS-Holding B.V., aan de Ondernemingskamer laten weten dat er een minnelijke regeling was getroffen tussen de partijen. Dit leidde tot het verzoek om het bevolen onderzoek te beëindigen en de getroffen onmiddellijke voorzieningen op te heffen.
De Ondernemingskamer heeft, na bevestiging van de minnelijke regeling door de betrokken partijen, besloten het verzoek in te willigen. De beschikking houdt in dat het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van DCS-Holding B.V. en Ortus Group B.V. met ingang van de beschikking wordt beëindigd, evenals de getroffen onmiddellijke voorzieningen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.