ECLI:NL:GHAMS:2017:2823

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2017
Publicatiedatum
14 juli 2017
Zaaknummer
23-0001368-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij poging tot inbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor een poging tot inbraak en vernieling, maar heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 maart 2017 heeft de advocaat-generaal de bevestiging van het vonnis gevorderd, terwijl de raadsman vrijspraak bepleitte. De raadsman stelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de poging tot inbraak, aangezien de verdachte enkel in de omgeving van de woning aanwezig was.

Het hof heeft de verklaringen van getuigen en de inhoud van het dossier zorgvuldig bestudeerd. Een getuige had gezien dat de verdachte en een medeverdachte zich bij de woning bevonden, maar het hof concludeerde dat de enkele omstandigheid dat de verdachte op het trottoir stond te kijken, niet voldoende was om te concluderen dat hij een significante rol had gespeeld bij het tenlastegelegde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de poging tot inbraak of de vernieling van de deur.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen door de meervoudige strafkamer, waarin drie rechters zitting hadden, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 22 maart 2017.

Uitspraak

parketnummer: 23-001368-16
datum uitspraak: 22 maart 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer
13-036424-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
8 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
Primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, teruitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen naar zijn/hun gading en/ofgeld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in eik geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), naar [adres 2] is/zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- door de brievenbus heeft/hebben gekeken en/of
- een of meerdere ma(a)I(en) tegen de voordeur heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- de deurklink heeft/hebben vastgepakt en (vervolgens) met veel kracht aan die deurklink heeft/hebben geduwd en/of getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen naar zijn gading en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander af anderen dan aan [medeverdachte] en verdachte, naar [adres 2] is/zijn toegegaan, waarna [medeverdachte]:
- door de brievenbus heeft/hebben gekeken en/of
- een of meerdere ma(a)I(en) tegen de voordeur heeft/hebben getrapt en/of geschopt en /of
- de deurklink heeft/hebben vastgepakt en (vervolgens) met veel kracht aan die deurklink heeft/hebben geduwd en/of getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- op de uitkijk te staan.
2.
Primair:
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur (van een woning), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) tegen/aan voornoemde (voor)deur te trappen en/of te schoppen en/of te trekken;
Subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur (van een woning), in elk geval enig goed, geheel of ten dele. toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en verdachte, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door (met kracht) tegen/aan voornoemde (voor)deur te trappen en/of te schoppen en/of te trekken
bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- op de uitkijk te staan.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat – mede gelet op de verklaring die de medeverdachte [medeverdachte] bij de raadsheer-commissaris heeft afgelegd – niet kan worden bewezen dat de betrokkenheid van de verdachte meer heeft behelsd dan het aanwezig zijn in de omgeving van de woning, waardoor onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een veroordeling voor het medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan de poging tot inbraak te komen.
Het verweer van de raadsman slaagt en het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit de verklaring van de getuige [getuige] volgt dat hij op 17 februari 2016 in Amsterdam met zijn scooter over de Burgemeester van Tienhovengracht reed. Hij zag twee mannen staan, waarvan één man bij de voordeur van een woning stond. Hij zag dat de andere man op het trottoir stond op een aantal meters afstand van de woning. Hij zag dat de eerste man door de brievenbus van de woning keek en zijn hand naar de deurbel bracht. Hij zag dat de man met zijn rechtervoet een aantal keren met veel kracht tegen de voordeur van de woning trapte en dat de man daarna de deurklink vastpakte en met veel kracht zijn beide armen naar voren en naar achteren haalde. Hij zag dat de andere man op het trottoir bleef staan en om zich heen bleef kijken. Kort daarna zijn de verdachte en de medeverdachte aangehouden op basis van het door de getuige opgegeven signalement.
Het hof is van oordeel dat op grond van de inhoud van de stukken van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een rol heeft gehad bij de poging tot inbraak, dan wel de vernieling van de deur van de woning. De enkele omstandigheid dat de verdachte de man zou zijn die op het trottoir voor de woning om zich heen stond te kijken, is onvoldoende om daaruit te concluderen dat de verdachte een (significante) rol heeft gespeeld bij het tenlastegelegde. De verdachte zal daarom zowel van het onder 1 als onder 2 tenlastegelegde worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. P.F.E. Geerlings en mr. J.H. Wesselink, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 maart 2017.
[...]