ECLI:NL:GHAMS:2017:2762

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2017
Publicatiedatum
13 juli 2017
Zaaknummer
23-003272-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van strafoplegging in hoger beroep wegens betrokkenheid bij hennepteelt

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 1 september 2016 was gewezen. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis, voor zijn betrokkenheid bij de teelt van hennep. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte een gevangenisstraf van één maand zou krijgen. Het hof heeft de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen. De verdachte was samen met anderen aangetroffen in een woning met een aanzienlijke hoeveelheid gerooide hennepplanten, en hij had zich laten inhuren door personen die zich bezighielden met de teelt van hennep. Het hof oordeelde dat de verdachte welbewust financieel voordeel had nagestreefd door bij te dragen aan het illegale circuit van softdrugs. Bovendien bleek uit een reclasseringsadvies dat de verdachte zijn afspraken met hulpinstanties niet nakwam en dat het recidiverisico hoog was. Gezien deze factoren oordeelde het hof dat een taakstraf niet passend was en legde het een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op. Daarnaast gelastte het hof de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

Parketnummer: 23-003272-16
Datum uitspraak: 17 maart 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 september 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-701994-16 en 13-741091-15 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Midden Holland - HvB De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van het voorarrest, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte is samen met anderen aangetroffen in een woning waarin zich een aanzienlijke hoeveelheid gerooide hennepplanten bevond. De aanwezige hennepplanten wogen in totaal 125,5 kilogram.
De verdachte zou van deze planten de toppen gaan knippen. Hij heeft zich laten inhuren door personen die zich kennelijk bezig hielden met de teelt van een aanzienlijke hoeveelheid hennep. Hij heeft met zijn handelen bijgedragen aan de instandhouding van het illegale circuit van de handel in softdrugs met de daaraan verbonden maatschappelijke problemen. Aldus heeft hij welbewust op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd.
Voorts heeft het hof kennisgenomen van een reclasseringsadvies, d.d. 8 februari 2017. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte zijn afspraken met zijn begeleider en hulpinstanties, zoals de Bascule, niet goed nakomt. Hij is slecht bereikbaar en als hij al aanwezig is bij gesprekken, stelt hij zich weinig open op. Het ontbreekt de verdachte aan een dagbesteding of vaste structuur in zijn leven, op grond waarvan het recidiverisico als hoog ingeschat wordt. Bovendien is de verdachte blijkens een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 februari 2017 eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld voor misdrijven en bevond de verdachte zich ten tijde van onderhavig feit in een proeftijd.
Het hof acht gelet op het feit dat de verdachte zeer kort na invrijheidstelling van een opgelegde vrijheidsbenemende straf, zich opnieuw met een strafbaar feit heeft ingelaten en hij afspraken moeilijk tot niet nakomt, een taakstraf zoals in eerste aanleg opgelegd niet gepast. Ook een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf acht het hof niet opportuun, gelet op de omstandigheid dat hij onderhavig feit in een proeftijd heeft gepleegd. Alles afwegende acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (13-741091-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 21 augustus 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Op grond hiervan zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Amsterdam van 21 augustus 2015, parketnummer 13-741091-15, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.L. Leenaers en mr. W.A.F. Damen in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 maart 2017.
mr. W.A.F. Damen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.
[...]