ECLI:NL:GHAMS:2017:2709

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 juni 2017
Publicatiedatum
12 juli 2017
Zaaknummer
200.189.945/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen een notaris met betrekking tot de afwikkeling van nalatenschappen en de rol als bewindvoerder

In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen een notaris, waarbij hij in het eerste klachtonderdeel verwijt dat de notaris fouten heeft gemaakt bij de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn ouders. Klager stelt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld, met name omdat er tegenstrijdigheden zijn in de verklaringen van erfrecht in Nederland en Spanje, wat heeft geleid tot fiscale problemen. Het hof heeft klager in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de driejaarstermijn. In het tweede klachtonderdeel verwijt klager de notaris dat hij onzorgvuldig en partijdig heeft gehandeld als bewindvoerder van de beheerregeling over een huis. Het hof heeft dit klachtonderdeel ongegrond verklaard. De notaris heeft verweer gevoerd tegen de klachten van klager. Het hof bevestigt de beslissing van de kamer, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn eerste klachtonderdeel en het tweede klachtonderdeel ongegrond is verklaard. De uitspraak is gedaan op 22 juni 2017, na een openbare behandeling van de zaak.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.189.945/01 NOT
nummer eerste aanleg : SHE/2015/67
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 22 juni 2017
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellant,
tegen
mr. [naam] ,
notaris te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 21 april 2016 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort 's-Hertogenbosch (hierna: de kamer) van 18 april 2016 (ECLI:NL:TNORSHE:2016:4). De kamer heeft in de bestreden beslissing klager in het eerste klachtonderdeel tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) niet-ontvankelijk verklaard en heeft het tweede klachtonderdeel ongegrond verklaard.
1.2.
Klager heeft het beroepschrift op 10 en 18 mei 2016 aangevuld.
1.3.
De notaris heeft op 16 juni 2016 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.
1.4.
Bij brieven van 2 juni, 30 augustus, 6 en 8 september 2016 heeft klager zich nader uitgelaten onder overlegging van diverse bijlagen.
1.5.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 13 oktober 2016. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een door hem aan het hof overgelegde pleitnota. Klager is niet verschenen; hij heeft het hof een dag voor de mondelinge behandeling per e-mailbericht meegedeeld verhinderd te zijn. Van het verhandelde ter terechtzitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.6.
De samenstelling van de zittingscombinatie op 13 oktober 2016 was als volgt: voorzitter mr. A.D.R.M. Boumans, raadsheren mrs. J.H. Lieber en C.P. Boodt. Wegens het bereiken van de leeftijd van zeventig jaren is mr. Boodt van rechtswege per 1 november 2016 gedefungeerd en daarom niet meer in staat gebleken de beslissing (mede) te wijzen.
1.7.
Het hof heeft partijen bij afzonderlijke brief van 1 december 2016 over het voorgaande geïnformeerd en medegedeeld dat mr. Boodt wordt vervangen door een andere raadsheer. Het hof heeft in diezelfde brief aan partijen verzocht aan het hof kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat een andere raadsheer aan de uitspraak meewerkt (die niet bij de mondelinge behandeling van de zaak op 13 oktober 2016 was betrokken); zo ja, dat uitspraak zal worden gedaan op 10 januari 2017 en zo nee, dat dan een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak zal plaatsvinden.
1.8.
Klager heeft hierop kenbaar gemaakt een nieuwe mondelinge behandeling te wensen.
1.9.
Klager heeft op 27 en 28 januari 2017 nog nadere stukken bij het hof ingediend.
1.10.
Het hof heeft een nieuwe mondelinge behandeling van de zaak bepaald op 8 februari 2017. Mr. Boodt is vervangen door raadsheer mr. T.K. Lekkerkerker. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota (met bijlage).
1.11.
Het hof heeft de mondelinge behandeling vervolgens geschorst, nadat klager tijdens de terechtzitting een verzoek had ingediend tot wraking van mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en T.K. Lekkerkerker. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
1.12.
Bij beslissing tot verwijzing van 8 februari 2017 heeft de wrakingskamer van het gerechtshof Amsterdam de wrakingszaak op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie ter verdere behandeling verwezen naar de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag.
1.13.
Bij beslissing van 25 april 2017 heeft laatstgenoemde wrakingskamer klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking ten aanzien van mrs. Lieber en Lekkerkerker en het verzoek tot wraking van mr. Boumans afgewezen.
1.14.
Klager heeft op 15 mei 2017 nog nadere stukken bij het hof ingediend.
1.15.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet op 22 juni 2017. De notaris is verschenen en heeft het woord gevoerd aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota. Klager is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.16.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof, na beraadslaging in raadkamer, in het openbaar mondeling uitspraak gedaan. Hetgeen hierna volgt is een schriftelijke uitwerking van die uitspraak.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.Feiten

De notaris is betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van de ouders van klager. De kantonrechter bij de rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 11 december 2014 de woning in Spanje waarin klager met zijn twee broers als deelgenoot is gerechtigd in verband met een door de kantonrechter getroffen regeling in de zin van artikel 3:168 lid 2 BW onder bewind gesteld en de notaris tot bewindvoerder benoemd. Het hof verwijst overigens voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing als feiten heeft vastgesteld, met dien verstande dat het hof in overweging 2.4. van de kamer de datum 1 juli 2011 corrigeert in 11 juli 2011. Tevens vult het hof in overweging 2.5. van de kamer aan dat mrs. [Y] en [X] kantoorgenoten van de notaris zijn.

4.Standpunt van klager

4.1.
De klacht van klager bestaat uit twee onderdelen. In het eerste klachtonderdeel verwijt klager de notaris - in de kern - dat hij fouten heeft gemaakt bij de afwikkeling van de nalatenschappen van zijn ouders, met name omdat in de Nederlandse verklaringen van erfrecht staat vermeld dat de ouders van klager ten tijde van hun overlijden in Nederland waren gevestigd, terwijl in de Spaanse verklaringen van erfrecht staat vermeld dat zij in Spanje waren gevestigd. Als gevolg daarvan zijn er fiscale problemen ontstaan in verband met de verschuldigdheid van (onder meer) inkomsten- en erfbelasting in beide landen. Volgens klager had(den) de betrokken (kandidaat-) notaris(sen) direct in contact moeten treden met de Spaanse notaris om tot een enkele, volledige, juiste en in twee talen opgestelde verklaring van erfrecht te komen en deze gelijktijdig ter ondertekening aan te bieden aan de erven.
Met name stelt klager dat de notaris:
1. onvoldoende kennis had van de Spaanse taal en het Spaanse erfrecht om de internationale nalatenschappen, met Nederlandse en Spaanse aspecten, in hun volle omvang te bezien;
2. hem voorafgaand aan de aanvaarding van de nalatenschap van vader onvoldoende tijd heeft gegund om een boekenonderzoek te doen naar de omvang van de nalatenschap;
3. heeft nagelaten hem volledig te informeren over de gevolgen van de aanvaarding van deze nalatenschappen;
4. onduidelijkheden heeft laten voortbestaan;
5. hem ten onrechte inzage heeft geweigerd in het ervendossier.
4.2.
Het tweede klachtonderdeel heeft betrekking op de handelwijze van de notaris in verband met zijn benoeming tot bewindvoerder (van de beheerregeling) over het huis. Volgens klager heeft de notaris - kort gezegd - onzorgvuldig en partijdig gehandeld. Kort weergegeven stelt klager dat de notaris:
1. voorafgaand aan (het voorstel tot) zijn benoeming ten onrechte geen contact met hem heeft opgenomen om te verifiëren of hij daarmee instemde en hem vooraf niet heeft geïnformeerd over zijn capaciteiten en het door hem gehanteerde tarief;
2. zijn benoeming tot bewindvoerder had moeten weigeren omdat hij de Spaanse taal onvoldoende beheerste en de drie broers het niet eens waren over de benoeming;
3. niet onpartijdig is omdat hij voorbarige conclusies trekt en zijn andere broer(s) bevoordeelt;
4. hem ten onrechte geen duidelijkheid verschaft over de vraag of hij al dan niet is afgetreden als bewindvoerder.

5.Standpunt van de notaris

De notaris heeft verweer gevoerd.

6.6. Beoordeling

Nieuwe klachten
6.1.
Voor zover klager in zijn beroepschrift en aanvullingen daarop in hoger beroep nieuwe klachten heeft geformuleerd, heeft te gelden dat op grond van artikel 107 lid 4 van de Wet op het notarisambt (Wna) het hof de zaak in hoger beroep opnieuw in volle omvang behandelt en dat dit betekent dat alleen in beschouwing worden genomen de klachten die ook in de procedure in eerste aanleg aan de orde zijn geweest. Klager zal in de nieuwe klachten niet-ontvankelijk worden verklaard.
Schadevergoeding
6.2.
Klager heeft het hof verzocht om hem zo mogelijk schadeloos te stellen; zijn schadebedrag zal hij nog nader specificeren. Klager zal in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard, nu in een tuchtprocedure als de onderhavige geen grondslag bestaat om een schadevergoeding toe te kennen.
Eerste klachtonderdeel
6.3.
Het hof verenigt zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing in de rechtsoverwegingen 4.2. tot en met 4.6. over dit klachtonderdeel heeft geoordeeld, inhoudende - kort weergegeven - dat klager zijn klacht buiten de in artikel 99 lid 15 Wna genoemde klachttermijn van drie jaren heeft ingediend zodat hij niet in dit klachtonderdeel kan worden ontvangen, en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gekomen die tot een ander oordeel moeten leiden. De kamer heeft klager in dit klachtonderdeel terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Tweede klachtonderdeel
6.4.
Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel verenigt het hof zich met hetgeen de kamer in de bestreden beslissing, in de rechtsoverwegingen 4.8. tot en met 4.15., over dit klachtonderdeel heeft geoordeeld, inhoudende - kort weergegeven - dat de notaris in zijn hoedanigheid van bewindvoerder in het kader van de beheerregeling over het huis in Spanje niet onzorgvuldig en onpartijdig heeft gehandeld en maakt dit oordeel tot het zijne. In hoger beroep zijn geen argumenten naar voren gekomen die tot een ander oordeel moeten leiden. De kamer heeft dit klachtonderdeel terecht ongegrond verklaard.
Diverse verzoeken
6.5.
Klager heeft in de aanvullingen op het beroepschrift diverse verzoeken aan het hof gedaan om - kort gezegd - nader onderzoek te doen verrichten. Het hof ziet daartoe geen noodzaak.
Verder heeft klager het hof verzocht om “de klachten tegen [X] (SHE/2015/68) en [Y] (SHE/2015/69) opnieuw te bezien ondanks dat de kamer het verzet ongegrond heeft verklaard”. Deze verzoeken vallen echter buiten de reikwijdte van de onderhavige klachtzaak, wat er verder zij van de mogelijkheid van hoger beroep tegen dergelijke beslissingen.
6.6.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.7.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in de in hoger beroep nieuw geformuleerde klachten;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn verzoek om hem schadeloos te stellen;
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, J.H. Lieber en B.J.M. Gehlen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juni 2017.