ECLI:NL:GHAMS:2017:2681

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juni 2017
Publicatiedatum
10 juli 2017
Zaaknummer
13/751449-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van overleveringsdetentie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die in detentie zit in Nederland. De zaak betreft een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie, dat eerder door de rechtbank Amsterdam op 16 juni 2017 was afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, die bijgestaan werd door zijn raadsman. De opgeëiste persoon heeft aangegeven bereid te zijn om zelfstandig naar Roemenië af te reizen en heeft ingestemd met de verkorte procedure. Echter, de officier van justitie heeft besloten dat er voorlopig geen medewerking aan deze procedure kan worden verleend, vanwege de omstandigheden waaronder verdachten in Roemenië worden gedetineerd.

Het hof heeft de argumenten van de opgeëiste persoon overwogen, maar is van oordeel dat het vluchtgevaar onverminderd aanwezig is. Dit is mede te wijten aan het ontbreken van binding met Nederland en het feit dat de opgeëiste persoon naar eigen zeggen woonplaats heeft in verschillende Europese landen. Het hof is van mening dat het vluchtgevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de beslissing van de rechtbank afgewezen, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.

Uitspraak

13/751449-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in het huis van bewaring Zaanstad te Westzaan,
tegen de beslissing van de rechtbank te Amsterdam, Internationale Rechtshulpkamer, van 16 juni 2017, voor zover houdende afwijzing van het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2017, waarbij namens de opgeëiste persoon hoger beroep is ingesteld van voormelde beslissing van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beslissing waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon en heeft gehoord de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, bijgestaan door diens raadsman mr. [naam].

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beslissing waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Namens de opgeëiste persoon is aangevoerd dat hij heeft ingestemd met de verkorte procedure en bereid is zelfstandig op korte termijn naar Roemenië af te reizen. Op grond van het bepaalde in artikel 40 van de Overleveringswet heeft de officier van justitie echter beslist dat voorlopig aan deze procedure geen medewerking kan worden verleend, gelet op de omstandigheden waaronder verdachten in Roemenië plegen te worden gedetineerd.
Het verzoek tot overlevering zal op 8 augustus 2017 worden behandeld door de Internationale Rechtshulpkamer van de rechtbank Amsterdam. Ten behoeve hiervan heeft de officier van justitie informatie opgevraagd bij de Roemeense autoriteiten over de concrete detentieomstandigheden in het geval van de opgeëiste persoon.
Namens de opgeëiste persoon is aangevoerd dat hij op korte termijn naar Roemenië wil gaan in verband met een mogelijke gratieregeling voor feiten waarvoor hij in Roemenië al terecht heeft gestaan en een aangehouden behandeling in hoger beroep van een andere zaak waarin hij verdachte is. Deze stellingen zijn echter niet onderbouwd met onderliggende gerechtelijke stukken.
Met de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat het vluchtgevaar onverkort aanwezig is, mede gelet op het ontbreken van een binding met Nederland en het feit dat de opgeëiste persoon naar eigen zeggen woonplaats heeft in verschillende Europese landen. Het vluchtgevaar kan onvoldoende worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden.
13/751449-17

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beslissing, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
Deze beschikking is gegeven op 28 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. P.F.E. Geerlings en N.R.A. Meerbeek, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 28 juni 2017,
de advocaat-generaal