ECLI:NL:GHAMS:2017:2681
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot schorsing van overleveringsdetentie in hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, die in detentie zit in Nederland. De zaak betreft een verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie, dat eerder door de rechtbank Amsterdam op 16 juni 2017 was afgewezen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de argumenten van de advocaat-generaal en de opgeëiste persoon, die bijgestaan werd door zijn raadsman. De opgeëiste persoon heeft aangegeven bereid te zijn om zelfstandig naar Roemenië af te reizen en heeft ingestemd met de verkorte procedure. Echter, de officier van justitie heeft besloten dat er voorlopig geen medewerking aan deze procedure kan worden verleend, vanwege de omstandigheden waaronder verdachten in Roemenië worden gedetineerd.
Het hof heeft de argumenten van de opgeëiste persoon overwogen, maar is van oordeel dat het vluchtgevaar onverminderd aanwezig is. Dit is mede te wijten aan het ontbreken van binding met Nederland en het feit dat de opgeëiste persoon naar eigen zeggen woonplaats heeft in verschillende Europese landen. Het hof is van mening dat het vluchtgevaar niet kan worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. Uiteindelijk heeft het hof het beroep tegen de beslissing van de rechtbank afgewezen, voor zover dit aan het oordeel van het hof was onderworpen. De beschikking is gegeven door de voorzitter en twee raadsheren in raadkamer, en de advocaat-generaal heeft de beschikking ter kennis van de verdachte gebracht.