ECLI:NL:GHAMS:2017:256

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
2 februari 2017
Zaaknummer
200.172.157/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake restauratiewerkzaamheden aan klassieke auto’s met vordering tot ontbinding en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellanten, Promorent BVBA en [appellant], tegen [X], een gespecialiseerd herstel- en restauratiebedrijf voor klassieke auto’s. De appellanten hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld tot ontbinding van de overeenkomst en schadevergoeding wegens tekortkomingen in de uitvoering van restauratiewerkzaamheden aan twee klassieke auto’s. De rechtbank heeft de vorderingen van appellanten afgewezen, omdat [X] niet in verzuim was geraakt en de appellanten onvoldoende onderbouwd hadden dat er daadwerkelijk schade was. Het hof oordeelt dat de appellanten niet tijdig een ingebrekestelling hebben gedaan en dat [X] voldoende gelegenheid heeft gehad om eventuele gebreken te herstellen. De appellanten hebben ook niet aangetoond dat de door [X] in rekening gebrachte bedragen voor de werkzaamheden onredelijk waren. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling en heeft partijen aangespoord om in overleg te treden om tot een oplossing te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.172.157/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland: C/15/213467/HA ZA 14-210
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 31 januari 2017
inzake

1.[appellant] ,

wonende te [woonplaats 1] ( [land] ),
2. de vennootschap naar Belgisch recht
PROMORENT BVBA,
gevestigd te Avelgem (België),
appellanten,
advocaat: mr. C.A. Mascini te Breda,
tegen
1. de (ontbonden) vennootschap onder firma
[X],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2.
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
3.
[geïntimeerde sub 3],
wonende te [woonplaats 3] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. T. Hovers te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna respectievelijk [appellant] , Promorent (appellanten gezamenlijk: [appellanten] ) en (geïntimeerden gezamenlijk en in enkelvoud) [X] genoemd.
[appellanten] zijn bij dagvaarding van 12 juni 2015 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2015, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en [X] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven met een productie;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 23 maart 2016 door hun voornoemde advocaten doen bepleiten aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd.
Het hof heeft partijen gelegenheid geboden een minnelijke regeling te bereiken. Bij brieven van 12 april 2016 hebben beide advocaten het hof bericht dat geen minnelijke regeling tot stand was gekomen en is het hof gevraagd uitspraak te doen.
Overeenkomstig hetgeen ter zitting met partijen was afgesproken, heeft mr. Hovers de in het bestreden vonnis onder 2.42 genoemde brief van 23 januari 2014 aan het hof toegestuurd.
[appellanten] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal beslissen overeenkomstig het petitum van de memorie van grieven onder I t/m VIII, met beslissing over de proceskosten.
[X] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met beslissing (uitvoerbaar bij voorraad) over de proceskosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 t/m 2.44) de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
[appellant] is eigenaar van een auto van het merk [merk 1] , type [type] , met chassisnummer [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] . Deze auto zal hierna worden aangeduid als de [chassisnummer 1] . Promorent was tot de zomer van 2014 eigenaar van eenzelfde auto met chassisnummer [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] . Deze auto zal hierna worden aangeduid als de [chassisnummer 2] . [appellant] is bestuurder van Promorent. Daarnaast is [appellant] bestuurder van de eveneens Belgische vennootschap Promorent NV.
3.2.
[X] is een gespecialiseerd herstel- en restauratiebedrijf dat zich richt op klassieke auto’s. [X] is per 12 juni 2013 ontbonden. Haar vennoten waren geïntimeerden onder 2 en 3.
3.3.
Aan de beide genoemde auto’s dienden restauratiewerkzaamheden te worden uitgevoerd, waartoe [appellant] (met betrekking tot de [chassisnummer 1] ) en Promorent NV (met betrekking tot de [chassisnummer 2] ) [X] opdracht hebben verstrekt. Het ging daarbij in het bijzonder om de techniek, waaronder - in onderhavig geschil specifiek van belang - de motor van de auto’s.
3.4.
De rechtbank heeft in het vonnis onder 4.1 een overweging gewijd aan de door haar opgeworpen vraag of in de zaak wel de juiste partijen als eisers optreden, nu de overeenkomsten zijn gesloten tussen [X] enerzijds en anderzijds [appellant] (met betrekking tot de [chassisnummer 1] ) respectievelijk Promorent NV (met betrekking tot de [chassisnummer 2] ) en [X] alle facturen ter zake van de door haar verrichte werkzaamheden heeft verzonden aan Promorent NV. De rechtbank heeft overwogen dat zij hier verder geen aandacht aan zal besteden omdat geen van partijen hier zelf een punt van heeft gemaakt. Het hof constateert dat partijen hierop ook in hoger beroep niet zijn ingegaan, zodat ook het hof ervan zal uitgaan dat [appellanten] de contractspartijen zijn van [X] .
3.5.
Het hof herhaalt hierna de feiten zoals de rechtbank deze heeft weergegeven in het vonnis onder 2.4 t/m 2.44 (welke weergave, als gezegd, tussen partijen niet in geschil is).
Auto met chassisnummer [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2]
2.4.
Bij ‘(opdracht werk) CONTRACT’ (hierna: overeenkomst van opdracht) van 6april 2008 heeft [appellant] namens Promorent NV (productie E5/G3) [X] opdracht verleend restauratiewerkzaamheden uit te voeren aan de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] . Voor zover van belang zijn in deze overeenkomst van opdracht de volgende bepalingen opgenomen:
Artikel 1 Prijsopgaven
1.1
Alle prijsopgaven van [X] [ [X] , toevoeging rechtbank] zijn geheel vrijblijvend, tenzij de prijsopgave anders is vermeld.
1.2
Tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, komen ten laste van Opdrachtgever [Promorent NV, toevoeging rechtbank] bijkomende kosten waaronder bijvoorbeeld doch niet uitsluitend reis-, transport- en koerierskosten.
1.3
De in de prijsopgave genoemde prijzen of tijdsbepalingen betreffen slechts richtlijnen. In geen geval kunnen aan dergelijke prijzen of tijdsbepalingen rechten worden ontleend. Tijdens restauratie/reparatie werkzaamheden kan door [X] een gewijzigde tussentijdse calculatie van de kosten worden gemaakt
indien de werkzaamheden meeromvattend dan wel anderszins zijn dan bij het uitbrengen van de initiële prijsopgave te voorzien.
1.4
De prijs en de prijsopgave zijn gebaseerd op de ten tijde van het sluiten van de overeenkomst voor [X] geldende omstandigheden zoals aankoopprijzen, vrachtbrieven etc. Indien deze omstandigheden na het sluiten van de overeenkomst toch voor de realisatie van de werkzaamheden wijzigen, heeft [X] het recht de daaruit voortvloeiende kosten aan de Opdrachtgever te berekenen.
Artikel 5 Uitvoeringstermijn
5.1
Tenzij schriftelijk anders overeengekomen, is [X] niet gebonden aan enige tijdsbepaling
Een overeengekomen termijn is geen fatale termijn, tenzij de uitvoeringstermijn als zodanige termijn is overeengekomen.
5.2
De overeengekomen uitvoeringstermijn is een streefdatum en is vastgesteld in de verwachting dat de omstandigheden waaronder de opdracht zal worden uitgevoerd na de aanvaarding van de opdracht niet zal wijzigen.
Indien een dergelijke wijziging van omstandigheden (ongeacht de voorzienbaarheid daarvan) zal plaatsvinden zodat vertraging wordt veroorzaakt, wordt het overeengekomen tijdstip van de beëindiging van de opdracht dienovereenkomstig verschoven.
2.5.
Voor de revisie van de motor bestonden een tweetal opties waarvoor [X] op 14 oktober 2008 twee offertes heeft uitgebracht. Bij emailbericht van [appellant] van 9 december 2008 is (productie G5) gekozen voor optie 2. De offerte voor optie 2 (productie E7) vermeldt voor zover van belang:
“(...) Hierbij ontvangt U een inschatting van de kosten en werkzaamheden betreffende Uw [merk 1] [type] motor met Nr. * [nummer 2] *. We hebben deze offerte zo nauwkeurig mogelijk getracht in te schatten maar dit kan in de praktijk anders blijken door oa onvoorziene werkzaamheden (oa meer of minder arbeidsuren) en doorwerkzaamheden die uitbesteed zijn aan derden waardoor wij afhankelijk zijn van andere bedrijven en leveranciers.
Optie 2:
De motor zo zorgvuldig mogelijk klaar maken met de meest hoogwaardige materialen die we kunnen krijgen. De motor zal zeer krachtig zijn met betrouwbaarheid in het vizier, Hierbij zal de motor er schitterend (period en origineel) uit zien en tot staat zijn om betere prestaties te leveren. Een geweldige motor aldus.
(...)
Ïnschatting van de kosten zijn ongeveer; € 36.640,- Ex 19% BTW. (exclusief aanschaf benzinepomp en set
tuimelaars). (...)”
2.6.
Op 9 december 2008 schrijft [appellant] [X] in reactie op de offerte en het door [X] gevraagde voorschot, voor zover van belang, onder meer:
“Prestaties worden vergoed wanneer die geleverd zijn. Ik vind het niet normaal dat er grote voorschotten moeten worden betaald voor diensten die nog moeten worden geleverd in de toekomst en men zelfs nog niet weet wanneer die prestaties zullen worden geleverd. Opnieuw vind ik dat de klant het recht heeft te weten waarvoor hij betaalt. Het verleden heeft me veel geleerd op dit punt.
Ik werk met verschillende restauratiebedrijven, en daar wordt maandelijks afgerekend en gefactureerd wat de prestaties betreft, en bij levering van de onderdelen wat deze betreft. Deze rekeningen worden steeds onmiddellijk door mij betaald zodat het restauratiebedrijf niet wordt opgezadeld met een lange financiering van onderdelen, Wat mij betreft een correcte gang van zaken.
Jullie verwijzen naar de beschrijving in de twee optie mogelijkheden voor de motorrevisie. Deze zijn echter zeer vaag en ik heb gevraagd wat meer te specificeren zodat er duidelijkheid zou bestaan over de materialen type en merk en specificaties enz... Ik heb daar echter maar een vaag antwoord per e-mail gekregen dat eigenlijk niets duidelijk maakt. Ook hier is er verder geen klaarheid zelfs niet over de leveringstijden en mogelijkheden.
Jullie krijgen dus in grote mate nu reeds een carte blanche, een vrijgeleide dus in de uitvoering van de werken. Ik ben bereid dit te geven omdat ik voldoende vertrouwen heb in jullie en ik ook uw vader ken. Maar ik wens nog steeds een klant te zijn en geen investeerder! Jullie begrijpen wat ik bedoel.
(...)
Jullie laten me weten dat er reeds enkele onderdelen zouden zijn aangekocht. Wel dus is mijn voorstel betreffende de motor [nummer 2] een factuur op te maken inhoudende:
-1- de reeds aangekochte delen die dus in voorraad zijn.
-2- de reeds bestelde onderdelen met de prijs en leveringstermijn en de vereiste aanbetaling.
-3- de onderdelen die jullie nu eerdaags nog zullen bestellen, de leveringstermijnen en de vereiste aanbetaling (vb 30%)
Zodra de levering in zicht is en dus concreet kan ik dan het saldo van de prijs minus de aanbetaling onmiddellijk overmaken.
- 4- Voor de geleverde prestaties en uitgevoerde werken kan u dan reeds een aparte factuur maken met hun omschrijving, bvb op maandelijkse basis zoals zowat iedereen doet. Zodoende is alles overzichtelijk en weet men steeds waar men staat. Eerlijker kan niet.
Hetzelfde zou moeten gelden voor de andere mechanische revisies.
Om misverstanden te vermijden ware het misschien aangewezen een duidelijke overeenkomst op te maken met een complete omschrijving. Het gaat uiteindelijk om een zeer substantieel kostenplaatje.(...)”
2.7.
Bij emailbericht (datum onbekend) heeft [appellant] aan [X] aangegeven dat de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] voor de zomer 2009 klaar moest zijn (productie E8). Bij emailbericht van 27 oktober 2008 (productie E9) heeft [X] [appellant] ten aanzien van de duur van de revisie het volgende laten weten:
“(...) Het is erg moeilijk om dit in te schatten omdat het revisiebedrijf het meeste tijd kost. Wij wachten op hen. Het is dus eigenlijk een inschatting maken voor een ander. We schatten in dat de motor [nummer 2] Begin volgend jaar klaar kan zij (ongeveer Februari of Maart). Dit is een inschatting, en kan door diverse factoren sneller klaar zijn of later klaar zijn dan de genoemde datum. (...)”
2.8.
Begin 2009 is de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] door [X] in overleg met [appellant] naar revisiebedrijf [A] gebracht.
2.9.
Uit een factuur van [X] aan Promorent NV (productie G1l) blijkt dat de revisie bij [A] op 2 maart 2010 gereed was, dat de motor door [X] weer was opgebouwd en dat deze aldus op dat moment gereed was om te worden teruggeplaatst in de auto. De reparatiewerkzaamheden aan de carrosserie van de auto, welke door [appellant] elders waren uitbesteed, waren toen echter nog niet gereed.
2.10.
Bij e-mailbericht van 30 juli 2012 (productie G14) berichtte [appellant] [X] dat bij in augustus 2012 zou kunnen beschikken over de carrosserie van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] . In verband daarmee informeerde [appellant] bij [X] naar de planning wanneer de motor en de techniek zouden kunnen worden teruggeplaatst in de auto.
2.11.
Bij e-mailberichten van 6 augustus 2012 heeft [X] [appellant] bericht dat het nog wel enkele maanden zou gaan duren voordat [X] de motor en de verdere techniek in de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] zou kunnen terugplaatsen, in verband met andere lopende projecten en opdrachten (productie E16/G15). [appellant] heeft daarop besloten de techniek van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] op 20 september 2012 te laten ophalen bij [X] door de heer [B] van Moto Classic, die de montage van de techniek in de carrosserie zou gaan verzorgen. Bij het ophalen van de onderdelen van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] heeft [B] een verklaring (productie G16) ondertekend. [B] bevestigt met die verklaring (onder meer) dat dat hem te verstaan is gegeven dat de motor nog diende te worden afgemaakt en ingelopen en dat deze “nagesteld” diende te worden alvorens deze te laten lopen.
2.12.
Bij brief van 29 februari 2013 maakt [appellant] , zowel in zijn hoedanigheid van bestuurder van Promorent BVBA als persoonlijk, [X] een aantal verwijten over de door [X] verrichte werkzaamheden (productie E20). Ten aanzien van de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] merkt [appellant] het volgende op:
“(...) Bij controle van de motor (vooraleer op te starten, moet nog gebeuren) is gebleken dat verschillende elementen niet goed waren, waterpomp heeft speling, verkeerde keerring gemonteerd, motorsteunen waren verloren, motorblok was niet netjes, lagers dynamo en startmotor moesten vernieuwd, andere motorslangen nodig, 0-ringen, oliefilterhuis enz.. Daarenboven stelden we bij montage vast dat alle veerpotten lekken alsook het duur (gereviseerde?) differentieel. (...)”
2.13.
Op deze brief is van de zijde van [X] niet gereageerd.
2.14.
Bij e-mailbericht van 20 maart 2013 bericht [appellant] [X] ten aanzien van de revisie van de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] het volgende (productie E21):
“(...) Mijn recentelijke ervaringen met uw revisie van de motor en ophanging van de [merk 1] , waarbij verschillende gebreken zijn vastgesteld, doen vragen rijzen. U bent nogmaals officieel uitgenodigd om de verschillende gebreken zelf te komen vaststellen bij de u goed bekende [B] , waar de wagen zich bevindt. Olielekken aan alle veerpotten, aan het differentieel, slechte lagers, (niet leesbaar gedeelte - rechtbank) waterpomp, speling op waterpomp, roest binnen olieleiding, enz.
Uiteraard kan ik niet akkoord gaan met deze feiten, ik heb dure en hoge rekeningen aan u betaald en het moet in orde zijn. Ik houd me dan ook het recht voor de kosten op u terug te vorderen. (...)”
2.15.
Bij e-mailbericht van 26 maart 2013 heeft [X] , voor wat betreft de verwijten ten aanzien van de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] , als volgt gereageerd (productie E22):
“(...) Mocht er iets roest in de olieleiding zitten van de motor # [nummer 2] dan lossen we dit graag voor u op.
Let wel: De motor was reeds drie jaar terug bijna af (januari 2010) toen U deze motor bij ons op de testbank heeft zien en horen lopen.
De motor heeft dus ruim 3 jaar in afwachting van Uw auto in opslag gestaan.
Kleine olie lekkages kan [B] oplossen door deze wielophanging na te trekken.
U heeft deze delen los en onafgemaakt opgehaald en waren dus niet klaar en af. Deze behoren na montage op de auto te worden na getrokken. (...)”
2.16.
Op het aanbod om roest in de olieleiding van de motor van de auto chassisnummer [chassisnummer 2] op te lossen, is van de zijde van [appellanten] niet gereageerd. [appellanten] heeft vervolgens besloten Moto Classic de gestelde gebreken te laten herstellen.
2.17.
Voor de geoffreerde revisie werkzaamheden aan motor van de auto met
chassisnummer [chassisnummer 2] is door [X] uiteindelijk in totaal een bedrag van € 44.734,60 gefactureerd aan Promorent NV.
Auto met chassisnummer [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1]
2.18.
Ook ten aanzien van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] heeft [appellant] gekozen voor de revisie van de motor conform optie 2, zoals opgekomen in de offerte van 14 oktober 2008. Dit is door [appellant] medegedeeld bij emailbericht van 9 december 2008 (productie G5 - vgl. rechtsoverweging. 2.5). De opdracht strekkende tot restauratie van de techniek van deze auto is uiteindelijk op 26 september 2012 vastgelegd in een overeenkomst tussen [X] en [appellant] (productie G22) met gelijke inhoud als het ‘(opdracht werk) CONTRACT’ voor wat betreft de auto met chassisnummer [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] (vgl. rechtsoverweging 2.4).
2.19.
Ook ten aanzien van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] heeft [appellant] aangegeven dat deze voor de zomer van 2009 klaar moest zijn. Bij emailbericht van 27 oktober 2008 (productie E9) heeft [X] [appellant] ten aanzien van de duur van de revisie het volgende laten weten:
“(...) Het zou verstandig zijn om de motor [nummer 1] ook direct weg te brengen. We zullen ons uiterste best doen om deze motor volgend jaar zomer klaar te hebben. (...)”
2.20.
Partijen hebben afgesproken dat de werkzaamheden ten aanzien van auto met chassisnummer [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] later zouden beginnen dan de werkzaamheden ten aanzien van de andere auto. Bij emailbericht van 7 december 2009 (productie ElO) bericht [appellant] [X] ten aanzien van de motor van deze auto voorts het volgende:
“Voor [chassisnummer 1] zou alles klaar moeten kunnen zijn tegen de zomer 2010, wat nog steeds een jaar later is dan initieel voorzien.”
2.21.
Bij e-mailbericht van 10 maart 2010 bericht [X] [appellant] dat zij bij revisiebedrijf [A] plaatsen heeft gereserveerd voor de revisie van motoren en vraagt toestemming aan [appellant] om de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] naar het revisiebedrijf te brengen (productie E25). [appellant] verleent hiervoor zijn toestemming.
2.22.
Bij emailbericht van 26 mei 2010 vraag [X] aan [appellant] of er al bepaalde onderdelen voor de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] in Italië kunnen worden besteld, zodat deze in januari 2011 klaar zijn en kunnen worden geleverd. Hierop antwoordt [appellant] als volgt (productie G13):
“(...) De [chassisnummer 1] zal ten vroegste klaar zijn in februari 2011, ik verwacht echter eerder maart. Eerder dan die periode heb ik de onderdelen van Colotti dus niet nodig.
U mag hem dus op die manier opdracht geven. (...)”
2.23.
Op 13 juli 2010 bericht [X] [appellant] dat de revisiewerkzaamheden van het revisiebedrijf van start zijn gegaan (productie E26).
2.24.
Op 15 november 2010 vraagt [appellant] een bevestiging ten aanzien van de
kostenraming ten aanzien van deze auto. In antwoord hierop bericht [X] diezelfde dag (productie E27):
“(...) 3. Wat betreft de te verwachten kosten voor de techniek van [chassisnummer 1] en [merk 2] . U kunt de kosten en werkzaamheden aan deze twee autos vergelijken met de kosten en werkzaamheden die we reeds hebben verricht aan Uw [merk 1] . (...)”
2.25.
Op 29 augustus 2012 schrijft [appellant] [X] voor zover van belang (productie E16):
“(…) Wat de [chassisnummer 1] en de Supersonic betreft weten jullie dat deze wagens in restauratie zijn gegaan vorig jaar in mei, en dat er een termijn was voorzien van 1,5 jaar. Ze zijn nu klaar en jullie hebben ze zelf met eigen ogen gezien. (aflevering ten laatste oktober 2012)
Ik kan enkel vast stellen dat jullie niet klaar zijn om de wagens af te werken. (...) Ik zoek nu meteen naar een oplossing om de auto’s af te werken.
Graag wil ik per kerende weten:
- (...)
- Ik wil snel de motor van de [chassisnummer 1] af en klaar. Wanneer kan [A] het blok afleveren? Dat moet nu toch echt klaar zijn na ongeveer 3 jaar. (...)”
2.26.
Op 31 augustus 2012 bericht [X] [appellant] dat de techniek van de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] bijna af is en dat het afronden daarvan, “na het afronden van het huidige motor project”, prioriteit heeft (productie E16).
2.27.
Vervolgens bericht [X] [appellant] op 4 september 2012 (productie E29):
“(...) Deze morgen heb ik nogmaals met [geïntimeerde sub 3] gesproken over de planning betreft de [chassisnummer 1] . De motor revisie werkzaamheden zijn bijna afgerond maar het werk ligt momenteel stil.
Alle werkzaamheden die in de facturen vermeld staan zijn reeds uitgevoerd en bij.
De werkzaamheden waren destijds stilgelegd door het lang uitblijven van de betalingen welke vertraging veroorzaakte. Er hebben geen werkzaamheden plaatsgevonden aan andere technische componenten van de auto.
Het motorrevisiebedrijf en wij kunnen de werkzaamheden aan de motor spoedig hervatten. Mogelijk zal het motor revisiebedrijf haar werkzaamheden afronden in December.
Daarna is het onze beurt de motor op te bouwen. Het opbouwen van de motor zal ongeveer 2 maanden in beslag nemen.
Na en/of tijdens het bouwen van de motor gaan we beginnen met de rest van de techniek.(...)”
2.28.
Op 8 september 2012 bericht [appellant] [X] dat hij tevreden is over het
laatste gesprek en de vooruitzichten ten aanzien van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] (productie G18).
2.29.
Bij emailbericht van 18 december 2012 schrijft [appellant] [X] ten aanzien van onder meer de “afhandeling van de techniek [chassisnummer 1] ” het volgende (productie E30):
“(...) Ik stel vast dat je geen persoonlijk contact wil nemen, ondanks mijn herhaald verzoek. Bovendien krijg ik van jullie geen concrete planning, en heb ik bij jullie veel onwaarheden en onbehoorlijk gedrag vastgesteld. Daardoor is mijn vertrouwen zoek in jullie en jullie bedrijf. Daarom heb ik volgend besluit genomen: Ik zal de techniek van mijn wagen dan ook niet laten monteren bij een bedrijf waarmee ik geen goed gevoel meer bij heb en bij wie een positieve samenwerking volledig ontbreekt.
Ik heb met het revisiebedrjf [A] gesproken en in tegenstelling tot wat jullie beweren is de motor niet klaar voor het eind van dit jaar, maar ten vroegste midden januari.
Ik zal dan ook de motor en alle onderdelen komen of laten ophalen van de [chassisnummer 1] zodra het motorblok binnen is.
(...)
Indien jullie dit verlangen, dan staat het jullie vrij al dan niet de ophanging af te werken van zowel de [chassisnummer 1] als de supersonic. Het hoeft niet als jullie er geen zin in hebben, maar indien wel dan zal ik deze extra betalen indien deze uiteraard correct worden verrekend. Daarom ontvang ik eerst graag uw bestek. Ik vind het bvb niet normaal dat ik jullie bedrijfsbezoek moet betalen als je nieuwe leveranciers zoekt. Ik vind het ook niet correct dat er geen behoorlijke afrekening wordt gemaakt van een eerder gemaakte betaling.
Daarom betaal ik vandaag per giro één factuur nml [factuurnummer 7] voor de supersonic, zal ik vrijdag eerstkomend 21/12 bij u de ophanging van de supersonic ophalen, en wil ik graag de verrekening zien vooraleer ik de tweede factuur kan aanvaarden.
Alle openstaande rekeningen en bedragen zullen ter plaatse vereffend en betaald worden hij de afhaling van alle onderdelen midden januari.
(...)
Sinds eind 2008 beschikken jullie over alle techniek van [chassisnummer 1] . Sedert 3 jaar (dec 2009) betaal ik rekeningen voor de motor (...) bedragen van om en bij 50.000,00 euro waarvoor ik nog steeds niets heb gekregen !! En dan durven jullie nog te klagen over te trage betaling !! Pas twee maand geleden zijn jullie begonnen aan de ophanging en die nog niet klaar is. Al de rest moet nog gebeuren… (...)”
2.30.
[X] heeft de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] uiteindelijk op 22 januari 2013 opgehaald bij het revisiebedrijf [A] ten behoeve van de opbouw daarvan.
2.31.
Over een factuur van [X] aan Promorent NV van 11 februari 2013 ad € 8.795,- is vervolgens tussen partijen discussie ontstaan over het aantal in rekening gebrachte uren, waarop [appellant] heeft aangegeven het werk bij [X] weg te willen halen (productie G20 en E34). [X] heeft aangegeven dat [appellant] de techniek van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] zou kunnen ophalen, na voldoening van de openstaande factuur.
2.32.
Bij brief van 22 april 2013 (productie E35) bericht de advocaat van [appellanten] [X] voor zover van belang (onder meer) het volgende:
“(...) Zoals ik thans tegen de zaak aankijk (hetgeen ik de heer [geïntimeerde sub 2] tijdens ons telefonisch onderhoud ook kort aangaf) is er sprake van een aantal discussiepunten tussen partijen, ten gevolge waarvan de samenwerking tussen partijen, kort en bondig gezegd, al enige tijd niet goed verloopt. Over en weer bestaat er kennelijk ook geen vertrouwen meer tussen partijen dat de relatie weer goed komt. Zonder op dit moment nader in te gaan op de oorzaken/redenen en/of de gevolgen daarvan en zonder op dit moment juridische standpunten in te nemen, stel ik vast dat zowel u, als cliënt in elk geval met wederzijds goedvinden de samenwerking als beëindigd willen beschouwen. Dat houdt enerzijds in dat cliënt zijn eigendommen wenst op te halen bij u. De heer [geïntimeerde sub 2] gaf mij ook aan dat hij bereid was de eigendommen van cliënt (vele - losse – onderdelen van onder meet motorblok van de [chassisnummer 1] , volledige ophanging, differentieel, stuurinrichting etc) aan hem af te geven, met dien verstande dat u zich op het standpunt stelde dat eerst het openstaande bedrag voor alle verrichte werkzaamheden tot op heden, zoals dat blijkt uit drie facturen (totaalbedrag van € 17.466,--), overgemaakt wenst te hebben.
Het voorgaande vindt plaats onder het voorbehoud van alle rechten over en weer van beide partijen. Met andere woorden u behoudt al uw rechten voor en cliënt behoudt het recht om zich bij voorbeeld, maar niet uitsluitend, op het standpunt te stellen dat de overeenkomst niet juist en/of volledig is nagekomen of dat cliënt teveel c.q, onverschuldigd heeft betaald. (...)”
2.33.
Op 7 mei 2013 heeft [appellant] de techniek van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] bij [X] opgehaald. Betaling van de openstaande factuur heeft plaatsgevonden door storting van het verschuldigde bedrag op de derdengeldrekening van de advocaat van [appellant] . Deze heeft het bedrag, nadat de techniek was opgehaald, “onder voorbehoud van alle rechten” aan [X] doorgestort.
2.34.
Voor de werkzaamheden aan de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] heeft [X] uiteindelijk in totaal € 59.566,73 in rekening gebracht. De facturen ter zake zijn door [X] verzonden aan Promorent NV.
2.35.
[appellant] heeft vervolgens in mei 2013 CED Nederland B.V. (hierna: CED) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de door [X] (uitgevoerde werkzaamheden) aan de beide auto’s.
2.36.
Bij brief van de advocaat van [appellanten] van 3 september 2013 is [X] op de hoogte gesteld dat [appellant] meent dat [X] ernstig tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten ten aanzien van de twee auto’s. [appellanten] vermeldt daarbij dat hij doende is om met behulp van een deskundige de aard en de opvang van de gebreken aan de motor van de auto met [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] te onderzoeken en zijn schade in kaart te brengen. Daarnaast wordt ook een onderzoek aangekondigd naar de werkzaamheden die door [X] zijn verricht aan de auto met [chassisnummer 1] . [appellanten] kondigt aan dat zodra een en ander voldoende in beeld is gebracht, [appellanten] een vordering tot vergoeding van schade tegen [X] zal instellen.
2.37.
In het rapport van J. Spijkerboer van CED van 20 december 2013 (dossiernummer [dossiernummer 1] - productie E37) wordt ten aanzien van de auto met [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] voor zover van belang het volgende opgemerkt:
“(...) Voertuig [merk 1] (met motor [nummer 3] ) was op 29-5-2013 bij Moto Classic in de werkplaats aanwezig. Op het moment van ons onderzoek was de motor gemonteerd en deze kon gestart worden. (...)
(.. . )
TECHNISCH ONDERZOEK MOTOR
Een deel van de defecten was reeds hersteld en hier hebben wij foto’s van gezien. Van de waterpomp hebben wij ook de vervangen onderdelen gezien en ook het gedemonteerde drukregelklephuis was voorhanden. Wij hebben dit vergeleken met een gemodificeerd onderdeel uit de voorraad van Moto Classic, Wij zijn aanwezig geweest bij de oliedruk meting op het moment van expertise, dus na vervanging van het drukregelklephuis. De drukken vooraf hebben wij niet zelf waargenomen maar zijn ons verklaard door Moto Classic.
Waterpomp
De waterpomp was gereviseerd met verkeerde lagers en afdichtingen. Er was een oliekeerring gebruikt. De staat van de delen was slecht en zeker niet deugdelijk gereviseerd zoals mocht worden verwacht.
Moto Classic heeft de waterpomp gemodificeerd met andere lagers die verder uit elkaar staan en de juiste afdichtingen.
Olie ventilatiebuis
De roest in de olieventilatiebuis hebben wij waargenomen. Om dit te kunnen wegnemen zou deze buis moeten worden uitgebouwd maar dat is zeer veel werk. De roest is niet van dien aard dat dit direct problemen zal geven maar getuigd van een onzorgvuldige werkwijze bij montage.
Tuimelaars
Na starten werd een bijgeluid waargenomen. Na demontage van de kleppendeksels bleek dat er geen originele tuimelaars zijn geplaatst. Op zich is dat niet uitzonderlijk omdat niet alle onderdelen nog beschikbaar zijn. De geplaatste tuimelaars pasten echter niet goed. De kop van de stoterstang kwam tegen de rand van de tuimelaar als de klep werd ingedrukt.
De aanpassing was relatief eenvoudig door (na de montage) een klein randje uit de tuimelaar weg te vijlen en het geheel daarna weer juist af te stellen. Het feit dat dit (nog) niet gedaan was geeft echter een indruk over de werkwijze van de eerste revisie, dit had bekend moeten zijn en/of reeds geconstrueerd moeten zijn bij montage. De toegepaste tuimelaars komen uit de USA. Die hebben een 3/8 bolmaat terwijl de kom in de stoterstang een 10 millimeter maat heeft. Dit past dus niet exact. Hier zijn echter niet direct problemen van te verwachten als de smering verder in orde is.
Oliedruk
Het betreft een bijzondere motor waar er slechts een paar honderd van gebouwd zijn. De constructie is bijzonder, 2000 cc, 8 cilinders, en een slechts 3 maal gelagerde krukas. Binnen de branche is bekend dat de motor zeer gevoelig is op het smeersysteem. Er zijn in de loop der jaren aanpassingen bedacht en modificaties ontwikkeld met wisselende resultaten. Inmiddels is uit literatuur en op internet wel duidelijk geworden dat er een aanmerkelijke verbetering kan worden gekregen als de oliekanalen worden aangepast. Er zitten namelijk veel scherpe hoeken in de boringen van het oliesysteem en bij een totaal revisie, zoals in dit geval, wordt geadviseerd deze kanalen te verruimen en waar mogelijk de scherpe hoeken ronder te maken. Met name bij het drukregelklephuis is dat eenvoudig te doen. Dat was niet gedaan bij de eerdere revisie door [X] . Moto Classic heeft dit alsnog aangepast.
Naast de aanpassing in kanalen en drukregelklep moet er ook aandacht zijn voor de juiste lagerspeling. Bij een te ruime lagerspeling loopt de olie te snel weg en krijgt het laatste lager onvoldoende smering. Bij een te kleine lagerspeling loopt de olie niet voldoende weg en ontstaat er te weinig ‘flow’. Deze ‘flow’ is weer noodzakelijk
om de lagers te koelen. Door een te kleine lagerspeling loopt ook de oliedruk te hoog op. De olie gaat dan via de drukregelklep retour en de smering wordt nog minder. Als de drukregelklep hoger wordt afgesteld is er een aanmerkelijk risico op afbreken van de aandrijving.
Omdat bij deze motor een veel te hoge oliedruk is gemeten is het aannemelijk, bijna zeker, dat de lagerspeling te gering is of dat de voeding van de lagerschalen niet goed is. In ieder geval staat vast dat de drukregelklep niet was aangepast en mede daardoor wordt aangenomen dat de andere oliekanalen ook niet zijn aangepast.
Motorplaat/brug
Door het specifieke vermogen, ruim 190 pk uit minder dan 2000 cc, waren deze motoren in de begin jaren zeer geliefd voor race en rally doeleinden. Door de constructieve eigenschappen kwamen de eerder genoemde problemen dan echter veelvuldig voor. Toch werden, met name voor racedoeleinden, vaak nog aanpassingen gedaan voor nog meer vermogen. Dat wordt bij een totaal revisie nu eigenlijk altijd ook gevraagd en gedaan. Een onderdeel van deze aanpassing is een extra versterking tussen het motorblok en het carter. Dat is om beweging (torsie) in het blok te voorkomen en daardoor een mindere lager en krukas belasting. [X] heeft hier een brug geplaatst van staal. De sterkte hiervan is zeker afdoende maar omdat dit stalen deel op het aluminium motorblok zit komen daar vrijwel altijd andere problemen uit voort met olielekkage. In zeer ongunstige omstandigheden is scheurvorming van het motorblok niet uit te sluiten. Op het moment van expertise waren daar uiteraard nog geen problemen mee omdat de motor alleen nog maar kort stationair heeft gedraaid. Moto Classic adviseert echter om daar een aluminium brugstuk tussen te plaatsen.
TECHNISCH ONDERZOEK ALGEMEEN
Beoordeling kosten
De kosten voor de werkzaamheden aan deze motor kunnen wij minder exact beoordelen omdat wij de motor niet open hebben gezien. Wel stellen wij vast dat er een offerte bedrag was gegeven van € 36.640,- exclusief BTW en dat er op het moment dat de losse motor werd opgehaald al voor € 46.283,- was gefactureerd.
Daarbij meegewogen dat er afwijkingen zijn vastgesteld aan de waterpomp, tuimelaars en het oliesysteem (oliedruk) kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke overschrijding is van het offerte bedrag. De reparaties zoals door Moto Classic zijn uitgevoerd zijn gedaan in combinatie en overlap met andere werkzaamheden aan versnellingsbak, wielophanging, stuurinrichting, benzinetank, carburateurs etc.
In totaal heeft Moto Classic 652 werkuren aan deze auto besteed voor deze uiteindelijk rijdend en in concoursstaat, maar nog steeds met bedenkingen over de motor, aan de klant kon worden overgedragen.
Desgevraagd geeft Moto Classic aan ongeveer 130 uur hiervan aan de inbouw en aanpassingen van de motor te hebben gewerkt. Dat komt met een uurloon van € 59,- op € 7.670,- exclusief BTW. De totale kosten voor motor tot op dit moment zijn dus € 53.953,- exclusief BTW. Dat is een overschrijding van bijna 50 % ten opzichte van de offerte.
Daarbij is het niet zeker dat deze motor goed is. Wij wijzen op onze bevindingen van oliedruk. Als de lagers zijn geplaatst zoals bij motor [nummer 1] is het vrijwel zeker dat de motor weer moet worden uitgebouwd en veel bewerkingen nodig heeft. In dat geval komt er nog een vervolgpost van globaal 200 werkuren en met (pakking) materialen een rekening van circa € 20.000,-,
Wij verwijzen in deze ook naar onze opmerkingen in het rapport over motor [nummer 1] . Veel van de daar genoemde argumenten kunnen hier ook van toepassing zijn maar wij hebben deze motor, motor [nummer 2] , niet open gezien.
OVERIGE INFORMATIE
Deze zaak kan niet los worden gezien van de revisie van motor [nummer 1] van dezelfde klant en ook door [X] uitgevoerd. Die motor hebben wij wel open gezien en inwendig kunnen beoordelen.
Onze bevindingen daarover hebben wij in een afzonderlijke rapportage opgenomen, zie dossier [dossiernummer 2] .
Hieronder geven wij antwoord op de vragen, die ons zijn gesteld.
Wij hebben hier alleen de vragen die betrekking hebben op motor [nummer 2] behandeld.
Vraag 1
Voldoet de aan de cliënt geleverde motor [nummer 3] (in voertuig [chassisnummer 2] ) aan de specificaties zoals deze in optie 2 van de offerte van [X] zijn neergelegd?
Antwoord:
Er zijn geen exacte specificaties beschreven in de offerte, alleen een ‘wervende’ tekst dat het een geweldige motor gaat worden. Wij hebben de motor niet open gezien en kunnen dus de feitelijke revisie niet beoordelen. Er zijn wel afwijkingen en mankementen gevonden die eerder zijn beschreven.
(...)
Vraag 3
In hoeverre wordt uw oordeel beïnvioed door de omstandigheid dat [B] nadien (ook) werkzaamheden aan motor [nummer 2] (voertuig [chassisnummer 2] ) (...) heeft verricht?
Antwoord
Bij motor [nummer 2] (voertuig [chassisnummer 2] ) zijn door Moto Classic meerdere verbeteringen aangebracht, drukregelklephuis, waterpomp, tuimelaars. Er was geen nadelige beïnvloeding door het werk van Moto Classic,
Dit was juist een verbetering en noodzakelijk om de motor te kunnen laten draaien.
(...)
Vraag 4
Kunt u zeggen of de werkzaamheden die op de facturen van [X] aan de cliënt in rekening zijn gebracht daadwerkelijk zijn verricht?
Antwoord
Omdat de motor [nummer 2] was ingebouwd kunnen wij dan niet op alle punten beoordelen.
Vraag 5
Kunt u zeggen of de tijd (uren) die [X] op de facturen beweert aan de werkzaamheden te hebben verricht, redelijk zijn?
Antwoord
De tijden die worden opgevoerd zijn niet redelijk en ook niet op alle punten geloofwaardig.
Als voorbeeld verwijzen wij naar de factuur [factuurnummer 1] van december 2009 en factuur [factuurnummer 2] van maart 2010. Dit is de eigenlijke opbouw van de motor en in totaal wordt hier 238 uur berekend. Dat is al meer dan in de offerte voor het geheel was opgenomen.
Vraag 6
Kunt u zeggen of de kosten die [X] aan cliënt voor verrichte werkzaamheden en leveranties in rekening heeft gebracht, redelijk zijn?
Antwoord
Wij kunnen dat bij motor [nummer 2] niet beoordelen omdat wij die niet open hebben gezien.
Vraag 7
Welke werkzaamheden en kosten die [B] aan cliënt in rekening heeft gebracht, dienen als deel van de door [X] aan cliënt voorgehouden optie 2 te worden beschouwd?
Antwoord
Alle werkzaamheden die nu door Moto Classic zijn gedaan. Dit betreffen de eerder genoemde 130 werkuren.
(...)
Vraag 9
Kunt u inschatten welke kosten cliënt nog zal moeten maken - en welke tijd dit in beslag zat nemen - om de tekortkomingen van [X] in de nakoming van de met cliënt gesloten overeenstemming te herstellen?
Antwoord
Voor motor [nummer 2] is dat niet te beoordelen. De kosten die door Moto Classic reeds zijn gemaakt, de 130 werkuren, waren noodzakelijk. Voor een volledige controle/diagnose zou de motor weer gedemonteerd moeten worden. Als de lagers aangepast moeten worden lopen de kosten naar de € 20,000,-
Er is nadien wel een aanmerkelijke olie lekkage vastgesteld, zelfs zodanig dat er niet voluit met het voertuig gereden kan worden, De oorzaak en reparatiekosten daarvoor zijn nog niet begroot, daarvoor zal het voertuig onderzocht moeten worden.
Vraag 10
Wat acht u verder van belang met betrekking tot de (algemene) vraag of [X] haar verplichtingen tegenover cliënt is nagekomen.
Antwoord
Wij zijn van mening dat [X] onvoldoende heeft gecommuniceerd met de eigenaar en de werkzaamheden niet voldoende heeft aangetoond. Wij hebben bijvoorbeeld geen foto’s of een door de monteur beschreven werkorder of dagrapport gezien. Het is gebruikelijk dat tijdens de werkzaamheden steeds de voortgang wordt aangegeven, de stand van zaken op dat moment met foto’s als bewijs en een offerte voor de eerst volgende werkzaamheden.
Bij werkzaamheden aan dit soort exclusieve en kostbare voertuigen is dat gewenst en gebruikelijk. Voor de waarde van het voertuig nadien is dit van grote invloed.”
2.38.
In een rapport van J. Spijkerboer van 20 december 2013 (dossiernumrner
[dossiernummer 2] - productie E38) wordt ten aanzien van de auto met [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] voor zover van belang het volgende opgemerkt:
(...) Op 10-10-2013 hebben wijd e tot in delen gedemonteerde motor [nummer 1] gezien. Onze bevindingen zijn beschreven in het hoofdstuk ‘technisch onderzoek’. (...)
TECHNISCH ONDERZOEK MOTOR
Nokkenas:
De nokkenas is nieuw. Het is duidelijk een veel ‘wildere’ nokkenas dan origineel. De originele nokkenas was ook meegeleverd bij de losse onderdelen.
Deze nokkenas, met veel steilere en hogere nokken, zal zeker een toename in vermogen kunnen geven. De motor krijgt een veel sportiever karakter maar zal minder soepel en vloeiend draaien, De nokkenas lijkt juist gemaakt en is in goede staat maar de vertanding op de voorzijde voor de aandrijving van oliepomp en ontsteking heeft een andere hoek. Daarmee kan dit goed functioneren maar de tandbelasting wordt daardoor anders. Met name voor de aandrijving van de oliepomp kan dat een probleem geven omdat die in dit type motor al een zwak punt is.
Nokkenas-lagers:
De lagers van de nokkenas zaten nog in het motorblok. Deze lagers zijn niet nieuw en zijn er, voor zover te beoordelen, ook niet uit geweest. Er zat nog vuil achter deze lagers.
Het vervangen van de lagers staat ook nog niet op de facturen en het is niet bekend of de lagers nog vervangen zouden worden. Er staat wel op dat er al een ‘proefmontage’ is geweest van de nieuwe nokkenas.
Dat is dan in de oude lagers geweest.
De normale procedure zou zijn dat eerst de oude lagers worden gedemonteerd, daarna controle op lijnboring, dan reinigen en daarna nieuwe lager inpersen en in lijn ruimen, exact op maat van de nieuwe nokkenas.
(...)
In en uitlaatkleppen:
De kleppen, met alle toebehoren, waren nieuw en juist geplaatst. Het betreft inderdaad de lichtgewicht uitvoeringen zoals beschreven in de offerte en berekend in factuur [factuurnummer 3] van december 2009.
Er zijn nieuwe klepzittingen geplaatst in de cilinderkop. Bij één van de zittingen is er een ruimte tussen het aluminium en de zitting. Hier had men de cilinderkop beter moeten voorbewerken, lassen, afslijpen en daarna frezen en zitting inpersen.
Ook zijn er nieuwe klepgeleiders geplaatst maar bij enkele passingen is wat aluminium ‘opgestroopt’. Dat duidt erop dat de passing niet geheel juist was met mogelijk afdichtingsproblemen tot gevolg. Verder is de speling tussen klepsteel en geleider 0.03 mm bij de uitlaatkleppen en 0.04 mm bij de inlaatkleppen. Hier is geen exact voorschrift voor maat algemeen wordt bij dit soort ‘opgevoerde’ motoren 0.05 als minimum aangehouden. Er is nu kans op klemming bij wat zwaardere belasting.
Cilinderkoppen:
De cilinderkoppen zijn duidelijk intensief en uitvoerig bewerkt. Wij kunnen niet aangeven hoe de staat voordien is geweest maar ondanks de bewerkingen is de technische staat nog steeds niet afdoende. Met name de kwaliteit van uitgutsen, oplassen en uitslijpen van de verbrandingskamers is niet ‘glad’. Er zijn putjes zichtbaar waar zich kool in gaat verzamelen. Dit is niet wat van een goede revisie verwacht mag worden.
Naast bovenstaande bewerkte delen zijn er ook tanden van waterkanalen die helemaal niet bewerkt zijn en toch een sterke corrosie hebben.
De bougie schroefdraad is bij alle cilinders van een helicoil voorzien. Dat is een reparatie voor algemene verbindingen maar niet geschikt in een verbrandingsruimte. Het uiteinde van de stalen schroefdraadkrul zal niet aanliggen tegen het aluminium en gaan gloeien. Dat heeft kans op schade bij afbreken maar ook kans op een onjuiste ontsteking.
Dit is niet wat van een goede revisie verwacht mag worden. Er zijn namelijk simpele verloopbusjes verkrijgbaar die hier speciaal voor ontwikkeld zijn. (Midlock)
Als laatste zat er in de cilinderkoppen nog een deel van de stalen waterpijp. Die is bedoeld voor de interieur verwarming. De pijp is origineel met uitloopstukjes tussen de cilinders verbonden. Omdat hier de cilinderboring groter is door de inhoud van 2.300 cc passen deze uitloopstukjes niet meer. Dat is op zich geen (groot) probleem.
De waterpijp was echter ernstig geroest en het revisiebedrijf had deze roestige buizen uit de cilinderkoppen moeten wegnemen en vervangen. De roest zal de koelvloeistof vervuilen en het systeem kunnen verstoppen.
Cilinderkoppakking:
De cilinderkoppakking was nieuw gemaakt maar lag niet exact passend op de cilinders. De maatvoering van de koppakking was niet exact juist. Er stak een randje in de verbrandingsruimte. Dit is vastgesteld bij één cilinderbank, de andere cilinderkop was niet gemonteerd.
Motorblok:
Het motorblok is duidelijk op meerdere plaatsen bewerkt. Er was een reparatie gedaan op een plaats waar een tapeind in het blok is geschroefd. Dit was intact maar zag er niet heel ‘sterk’ uit. Hier had men ook meer materiaal kunnen oplassen. Bij de motor was een stalen versterking aanwezig die is bedoeld het motorblok meer stijfheid te geven. Op zich juist en noodzakelijk, zeker bij een motor waar het vermogen van is toegenomen maar het monteren van een stalen brug tussen het aluminium motorblok en carter geeft een groot risico op lekkage vanwege het verschil in uitzetten bij warmte. Bij iets minder vermogens toename, zoals deskundigen adviseren, kan een aluminium brug worden toegepast en is de kans op lekkage veel kleiner. Zoals eerder beschreven bij ‘nokkenaslagers’ was het motorblok niet schoon van binnen.
(...)
Krukas-hoofdlagers:
De krukas is bij deze motor slechts 3 maal gelagerd. Het axiaal lager is geplaatst bij het eerste hoofdlager direct achter de distributie.
Er zijn bij de revisie nieuwe aluminium hoofdlagerkappen gemaakt. De kappen passen op zich goed en de krukas is goed draaibaar. Daaruit blijkt dat de lijnboring wel in orde is. De kappen zijn origineel bevestigd op twee tapeinden en een stalen plaat onder het lager die met moeren op spanning wordt gezet. Naast de geleiding op de tapeinden zijn er origineel ook 2 paspennen in de lagerkap. In de uitsparing in het motorblok is dat nog zichtbaar. Deze paspennen waren niet aanwezig en er was ook geen uitsparing voor gemaakt in de lagerkap. Daardoor wordt het lager alleen gefixeerd op de tapeinden en klemverbinding en dat is naar onze mening onvoldoende.
Het revisiebedrijf heeft gekozen voor een afwijkende lagerplaatsing. Normaal is een hoofdlager een wat bredere stalen schaal uit één stuk met daarin een groef voor olieaanvoer. In die groef zitten dan gaten waar de olie vanuit het motorblok in het lager kan komen. In dit geval is er een dubbele schaal gebruikt. De schalen liggen niet tegen elkaar aan en de tussenruimte wordt gebruikt voor de olietoevoer. Door de oliedruk kunnen de lagerschalen nu naar buiten gedrukt worden en komen onder spanning. Daarnaast heeft men, zoals in factuur [factuurnummer 4] ook beschreven, slotjes gemaakt in de nieuw gemaakte hoofdlagerkappen. Hier zijn ten eerste fouten mee gemaakt, er zitten 3 slotjes in een kap terwijl er in deze toepassing maar 2 nodig zijn en bij originele lagers uit één stuk maar 1. Daarnaast, of daardoor zijn deze slotuitsparingen ook te breed gemaakt. Met name daardoor kan de lagerschaal naar buitengedrukt worden en er is een onvoldoende fixatie tussen de lagerschalen en het blok en de kappen. Naar onze mening een slecht gekozen methode die ook nog eens slecht is uitgevoerd.
Wij zien ook geen reden voor deze keuze. Er zijn lagerschalen verkrijgbaar in deze breedte en de krukas had daarop op maat geslepen kunnen worden.
(...)
Smeersysteem specifiek
(...)
Motor [nummer 1] die wij hebben gezien had nog niet gedraaid. Op basis van bovenstaande stellen wij vast dat de levensduur en betrouwbaarheid absoluut een groot risico zijn bij de toegepaste werkwijze door [X] . Geen juiste lagers, geen aanpassing nokkenas smering, geen aanpassing drukregelklephuis.
Oliepomp aandrijving:
De oliepomp wordt aangedreven door het eerder genoemde haakse tandwielset voor op de nokkenas. Hier zit ook de aandrijving voor de ontsteking op.
De oliepomp wordt met een splines verbinding gekoppeld aan de as waar het tandwiel op zit en die doorloopt naar de bovenzijde van de motor voor de toerenteller aansluiting. Deze as zit gelagerd in een aluminium buis. De lagers hiervan liepen niet soepel, er zit een zwaar punt in. Omdat de as met vertanding al nieuw was gemaakt moeten de lagers ook vervangen zijn. Dit is niet goed en moet opnieuw losgenomen worden.
Werktijden montage-
Het betreft een uitzonderlijk geconstrueerde en zeldzame motor. De meeste zijn al eens gereviseerd, soms goed maar vaak slecht, en men moet altijd afwachten in welke staat de inwendig en niet te vervangen delen zijn. Dat betreft vooral het gegoten aluminium motorblok, de cilinderkoppen en de krukas. Bijna alle andere delen kunnen worden gereproduceerd, ook in kleine aantallen.
Daardoor is het inderdaad lastig vooraf in te schaffen wat de totale kosten zijn. Het werkloon voor demontage en montage is echter wel vrij goed in te schatten.
[X] had hier in de offerte circa 200 uur voor opgenomen. Dat is een redelijke inschatting, de praktijk bij Moto Classis na 7 gereviseerde motoren wijst uit dat het gemiddeld iets meer is, circa 250 uur.
De totaal telling van [X] op basis van de facturen komt echter op 459,5 uur maar hier zitten ook niet uitgesplitste werkzaamheden in voor de wielophanging (factuur [factuurnummer 5] ). Als wij dat op 80 uur inschatten blijft er voor de motor nog 380 uur over. Dat is een heel grote afwijking met de offerte die niet is te verklaren.
Demontage en montage werk is nog het best van alles in te schatten. Daarbij moet worden aangetekend dat de motor nog niet klaar was en door Moto Classic nog meerdere zaken moeten worden gereviseerd zoals de ontsteking, de starmotor, dynamo en ook de carburateurs. Deze zaken waren in de offerte ‘optie 2’ begrepen. De totale post voor werktijden wordt dus meer dan 100% hoger dan de offerte.
Werktijden/revisie kosten
In de offerte wordt al aangegeven dat men samenwerkt met revisiebedrijf [A] . Die hebben het werk van draaien, lassen, slijpen, vlakken etc. gedaan.
Uit de facturen blijkt dat er ook enige zaken voor de montage door elkaar lopen. Het is inderdaad zo dat men soms eerst weer moet monteren, meten, daarna weer demonteren en aanvullend bewerken. Bij een dergelijke motor is dat op voorhand dan ook niet exact te bepalen.
Toch wekt [X] in de offerte de indruk dat men het wel redelijk kan inschatten want er wordt een bedrag van € 10.000,- genoemd voor ‘uitgebreide werkzaamheden’ voor het revisiewerk.
De totaal telling van de facturen komt op een bedrag van € 21.615,- voor ‘werkzaamheden door het motorrevisiebedrijf. Daarbij moet worden opgemerkt dat factuur [factuurnummer 8] van oktober 2011 geen specificatie heeft. Ook hier een overschrijding van meer dan 100 % die niet verklaarbaar is, ook niet met wat extra demontage voor twee keer meten.
(. ..)
Algehele kosten beoordeling en inschatting
De offerte had een eindbedrag van € 36.640,-.
Het totaal van de facturen heeft een eindbedrag van € 64.804,- inclusief een deel voor de wielophanging. Dat is niet exact uit te splitsen maar wij schatten dat er voor circa € 60.000,- aan motor revisiekosten is gefactureerd en daarbij moet worden opgemerkt dat de motor nog niet klaar is.
Het meeste is los opgehaald en de feitelijke afbouw zou alleen aan werkuren nog zeker 100 uur zijn als alles wat gedaan was goed zou zijn. In dit geval zijn veel werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd en men kan de motor dus niet zo weer samenbouwen. De schatting is dat voor het aanpassen van de lagers, de oliekanalen, het alsnog en beter bewerken van de cilinderkoppen, de nokkenas lagers etc. nog minimaal 100 tot 120 uur extra nodig is. Totaal dus nog circa 200 tot 220 uur
Ook zijn bij de montage nog alle pakkingen en ander hulpmateriaal nodig. Wij schatten dit in op circa € 2.500,- Bovenstaande geeft aan dat de opdrachtgever reeds € 60.000,- aan facturen voor de motorrevisie heeft voldaan en nog circa € 15.000,- moet investeren voor de motor betrouwbaar is en aan de specificaties voldoet zoals in de offerte beschreven. Dat is het dubbele van het offertebedrag.
SCHADE-OORZAAK EN CONCLUSIE
Naar aanleiding van ons technisch onderzoek zijn wij van mening dat de [merk 2] motor met serienummer [nummer 1] op meerdere punten niet deugdelijk is bewerkt en gereviseerd.
Daarnaast zijn wij van mening dat de aanbieding om de motor aanzienlijk meer vermogen te geven onverstandig is. Dat geeft nog meer en te veel belasting op, met name het smeersysteem. Wij stellen vast dat het smeersysteem hier niet op is aangepast, er zijn helemaal geen aanpassingen of verbeteringen in het smeersysteem aangebracht terwijl dat bij een specialist als [X] wel bekend had moeten zijn. Door deze vermogens toename is de motor veel minder betrouwbaar geworden.
Als laatste stellen wij vast dat de offerte al vrij hoog was voor de beschreven werkzaamheden maar de facturen met berekende bedragen gaan daar nog ver overheen terwijl de motor nog niet was afgemonteerd. Wij zijn van mening dat de werkuren voor het montagewerk niet voldoende zijn onderbouwd. Er is wel veel beschreven (elke bout of afstelling wordt genoemd) maar dat is geen onderbouwing omdat er geen afzonderlijke tijden bij worden genoemd.
De kosten van het revisiebedrijf zijn ook veel hoger dan in de offerte genoemd maar minder eenvoudig te reconstrueren. Wel zijn wij van mening dat tegenvallers in deze al direct na het demonteren en schoonmaken van de motor zichtbaar zijn. [X] had de klant dus al in het najaar van 2008 hierover kunnen informeren, misschien nog niet met een exact bedrag maar wel met een waarschuwing. Men heeft dat niet juist ingeschat en dat wijst op een gebrek aan technische kennis en ervaring voor deze werkzaamheden.
Op basis van de kwaliteit van het werk en de grote afwijking tussen offerte en facturen (terwijl de motor nog niet af is) zijn wij van mening dat [X] niet heeft gepresteerd wat verwacht mocht worden.
(.. .)
Vraag 4
Kunt u zeggen of de werkzaamheden die op de facturen van [X] aan de cliënt in rekening zijn gebracht daadwerkelijk zijn verricht?
Antwoord
Voor zover te beoordelen bij motor [nummer 1] zijn de werkzaamheden wel verricht. De kwaliteit is op meerdere punten slecht.
Vraag 5
Kunt u zeggen of de tijd (uren) die [X] op de facturen beweert aan de werkzaamheden te hebben verricht, redelijk zijn?
Antwoord
De tijden die worden opgevoerd zijn niet redelijk en ook niet op alle punten geloofwaardig.
Als voorbeeld verwijzen wij naar factuur [factuurnummer 5] van november 2012. Heel veel ‘algemene’ beschrijvingen zoals ‘diverse delen ontdaan van roest, delen voorzien van motorverf en later weer motordelen spuiten, transport en bezoek aan bedrijf wat buizen kan buigen, etc.
Er worden 144 werkuren in deze factuur berekend, bijna een maand, en met een uurloon van € 65,- mag men dan meer verwachten, Overigens staan hier ook wielophangingswerkzaamheden beschreven en de werkuren zijn niet uitgesplitst per werkzaamheid.
Ook factuur [factuurnummer 6] van 11 februari 2013 beschrijft heel veel werkzaamheden die niet geloofwaardig overkomen. ‘proefmontage van stoterstangen? en nadien nog weer ‘diverse proefmontages’. Er wordt wel 128 uur in rekening gebracht, weer ruim 3 weken werk.
(…)
Vraag 6
Kunt u zeggen of de kosten die [X] aan cliënt voor verrichte werkzaamheden en leveranties in rekening heeft gebracht, redelijk zijn ?
Antwoord
Ja, naar onze mening wel. Wij kunnen dat niet beoordelen voor de revisiewerkzaamheden omdat daar onderdelen en werkzaamheden in elkaar overlopen.
Vraag 9
Kunt u inschatten welke kosten cliënt nog zal moeten maken en welke tijd dit in beslag zal nemen - om de tekortkomingen van [X] in de nakoming van de met cliënt gesloten overeenstemming te herstellen?
Antwoord
Voor motor [nummer 1] schatten wij dat in circa € 15.000,-. Dat is de inschatting vanaf de huidige staat. De kosten die reeds zijn gemaakt door Moto Classic staan hier los van maar dat is voor deze motor alleen demontage, diagnose, voorbereiding en assistentie bij expertise, circa 2 dagen.
Er kan een exacte offerte worden opgevraagd bij Moto Classic.
Vraag 10
Wat acht u verder van belang met betrekking tot de (algemene) vraag of [X] haar verplichtingen tegenover cliënt is nagekomen.
Antwoord
Wij zijn van mening dat [X] onvoldoende heeft gecommuniceerd met de eigenaar en de werkzaamheden niet voldoende heeft aangetoond. Wij hebben bijvoorbeeld geen foto’s of een door de monteur beschreven werkorder of dagrapport gezien. Het is gebruikelijk dat tijdens de werkzaamheden steeds de voortgang wordt aangegeven, de stand van zaken op dat moment met foto’s als bewijs en een offerte voor de eerst volgende werkzaamheden.
Bij werkzaamheden aan dit soort exclusieve en kostbare voertuigen is dat gewenst en gebruikelijk. Voor de waarde van het voertuig nadien is dit van grote invloed.”
2.39.
Bij brief van de advocaat van [appellanten] van 24 december 2013 worden [X] bovenomschreven CED-rapporten toegezonden. In die brief wordt voorts voor zover van belang het volgende opgemerkt:
“(…) Voor zover nodig stel ik u namens cliënt (formeel) in gebreke. Alvorens u een termijn zal worden gesteld om de met cliënt gesloten overeenkomsten correct na te komen, verneem ik graag of u hiertoe überhaupt bereid en in staat bent. Ik verneem dit graag binnen twee weken na heden, derhalve uiterlijk 3 januari 2014, bij gebreke waarvan ik er vanuit ga dat u niet tot nakoming zal overgaan.
In het bevestigende geval verzoek ik u mij - voorzien van een plan van aanpak - op te geven binnen welke termijn u (alsnog) na zal komen. Hoe dan ook houdt cliënt u aansprakelijk voor alle schade die cliënt door de toerekenbare tekortkomingen aan uw zijde in de naleving van de met cliënt gesloten overeenkomsten heeft geleden.”
2.40.
In verband met de sluiting van haar bedrijf tussen Kerst en Oud en Nieuw, heeft [X] de brief van 24 december 2013 pas op 4 januari 2014 ontvangen. [X] heeft de advocaat van [appellanten] daarvan diezelfde dag op de hoogte gesteld en voorgesteld om binnen 14 dagen na 4 januari 2014 alsnog te komen met een antwoord. Daarmee is door [appellanten] ingestemd (productie E40).
2.41.
Hierop heeft ook [X] een advocaat ingeschakeld, welke op 16 januari 2014 heeft verzocht om een nader uitstel. Dit is door [appellanten] niet gehonoreerd, hetgeen aan de advocaat van [X] op 17 januari 2014 is bericht.
2.42.
Op 23 januari 2014 is desondanks door de advocaat van [X] inhoudelijk gereageerd op de CED-rapporten. [X] heeft er daarbij op gewezen dat zij voor wat betreft de auto met [chassisnummer 2] en motornummer [nummer 2] niet de gelegenheid heeft gehad tot herstel en/of nazorg en voorts is aangeboden om de motor met [chassisnummer 1] en motornummer [nummer 1] na te lopen en eventueel (voor zover nodig) te herstellen. Hierop is van de zijde van [appellanten] niet gereageerd.
2.43.
Hangende de procedure bij deze rechtbank is [X] op 3 juli 2014 in de gelegenheid gesteld de motor van de auto met chassisnummer [chassisnummer 1] te inspecteren. Van die inspectie heeft [X] een drietal verslagen overgelegd, welke bij conclusie van antwoord (productie G26) zijn overgelegd. Die inspectie vormde aanleiding voor de deskundige van CED voor een nadere rapportage van 28 augustus 2014 (dossiernummer [dossiernummer 3] - productie E42). Voor zover van belang is daarin het volgende opgemerkt:
“(...) Wij hebben in eerste instantie zelf geen informatie gegeven maar [X] gelegenheid gegeven vragen te stellen en die zo goed mogelijk beantwoord. [X] heeft slechts ten dele van deze mogelijkheid gebruik gemaakt omdat men de omstandigheden niet geschikt vond. Aan het slot van de bijeenkomst hebben wij enkele delen genoemd waar wij in onze rapportage opmerkingen over hebben gemaakt, zoals dc cilinderkoppen en de hoofdlagerplaatsing met de veel te ruime slotjes. Het bezoek als geheel heeft vrij kort geduurd en niet alles wat in ons rapport is beschreven is aan de orde geweest.
(...)
Onderstaand beschrijven wij kort de besproken punten. Daarbij is de volgorde aangehouden zoals in onze eerdere rapportage.
Nokkenas vertanding
De hoek van de tanden op de nieuwe nokkenas en oliepompaandrijving is anders. De hoek past uiteraard wel op elkaar en het geheel zal dus werken, er komen alleen wat andere krachten op.
Nokkenaslagers
[X] gaf aan dat deze lagers gemeten waren en nog aan de specificaties voldeden. Daarom zouden ze niet vervangen zijn en alles wat origineel kan blijven gaat men niet vervangen. Wij hebben dit niet nagemeten maar zijn van mening dat bij een revisie van deze omvang alle lagers vervangen behoren te worden.
Cilinderkoppen
De afwerking van de verbrandingskamers en passing van de klepzittingen is volgens [X] afdoende. Bij dit aluminium van 62 jaar oud wil men zo min mogelijk bewerken en zoveel mogelijk origineel blijven. Deze stelling is begrijpelijk van een restaurateur maar komt niet overeen met alle andere aanpassingen (grotere cilinderinhoud, andere nokkenas, andere lagers ed). Wij blijven van mening dat dit beter kan en bij een revisie van deze omvang ook mag worden verwacht.
De schroefdraad reparatie van de bougies met een helicoil ziet [X] als afdoende. Men verwijst daarbij naar eigen ervaring en ook naar moderne motoren die dit hebben. Dat is technisch gezien correct maar wij blijven van mening dat een stalen verloopbusje een betere oplossing is, vooral omdat bougies voor onderhoud ook verwijderd moeten kunnen worden.
Motorblok
De voor en nadelen van een stalen of aluminium versterkingsplaat zijn besproken. Hier zijn verschillen van inzicht en beide mogelijkheden hebben voor en nadelen. De door [X] toegepaste stalen versterking heeft in dit geval voordelen omdat de motor meer vermogen krijgt door de andere aanpassingen en dus veel sterker moet worden gemaakt. De kans op lekkages wordt echter ook groter.
Moto Classic zou de motor niet zoveel meer vermogen hebben gegeven en dan kan men beter een aluminium versterking aanbrengen, Het geheel is dan meer betrouwbaar.
Krukas hoofdlagers
Het ontbreken van paspennen in de lagerkappen is volgens [X] geen probleem. De hoofd lagerkappen zijn nieuw gemaakt en passen exact tussen de bruggen van het motorblok, Daarom is een paspen niet meer noodzakelijk. Dat kan zo zijn maar dit werkt alleen in zijdelingse richting. Daarom geven wij de voorkeur aan paspennen, ook omdat de gaten al origineel in het blok aanwezig zijn. Dit blijft een verschil van inzicht.
De naar onze mening veel te ruim uitgefreesde slotjes voor de lagerkappen hebben volgens [X] geen invloed op de fixatie van de lagers. Men verwijst naar moderne motoren waar helemaal geen slotjes meer in aanwezig zijn. Lagers worden vastgehouden door de klemspanning en de uitsparingen zijn er alleen ingemaakt omdat de nieuwe (aangepaste) lagers die slotjes hebben. Daar moest dus ruimte voor komen.
Wij kennen de lagers zonder slotjes in moderne motoren en kunnen bevestigen dat een lager door klemspanning op zijn plaats kan worden gehouden. Dat is echter moderne techniek. Dit motorblok heeft slotjes en wij zijn van mening dat die dan ook weer moeten worden gebruikt.
Dit blijft een verschil van inzicht.
Smeersysteem
In grote lijnen is hier niet zo veel verschil van inzicht. [X] gaf aan dat men nog niet klaar was. De door ons beschreven aanpassingen kunnen van buitenaf worden gedaan en men was nog niet zover gekomen. Ook het drukregelklephuis was origineel teruig geplaatst maar [X] kan ook een gemodificeerde leveren.
Overige punten
De overige punten in onze eerdere rapportage zijn niet besproken. Wij hebben dit zelf ook niet meer aangedragen. Het was een beoordeling op verzoek van [X] en het initiatief voor een toelichting was dan ook aan hen. Men heeft daar geen verder gebruik van willen maken, voornamelijk omdat er geen werkbank was en omdat de motor niet goed getransporteerd was (niet voldoende beschermd). Dat laatste is op zich juist, dat had beter gekund, maar dat heeft geen invloed op de eerder door ons beschreven bevindingen.
SCHADE-OORZAAK EN CONCLUSIE
Wij hebben antwoord gegeven op vragen en een toelichting op een aantal punten. Er is geen overeenstemming. [X] verweet CED partijdig te zijn maar dat hebben wij uiteraard tegengesproken.
Wij verwijzen hiervoor naar onze leveringsvoorwaarden en de gedragsregels van het Nivre (Nederlands Instituut Voor Register Experts) waar de behandelend expert is toegelaten en ingeschreven.
Technisch gezien zal er altijd discussie blijven over de verschillende mogelijkheden van revisie/restauratie. Het betreft een uitzonderlijke motor waar weinig aantallen van zijn. Elke werkwijze heeft voor en nadelen maar wij zijn wel van mening dat [X] wat te gemakkelijk wisselt van argumenten, soms verwijzend naar moderne techniek en soms weer naar originaliteit.
Los van bovenstaande blijft het feit dat men een offerte had afgegeven van € 36.640,00 en uiteindelijk voor € 64.804,- heeft gefactureerd terwijl de motor nog niet klaar is.”
2.44.
Daarnaast is bij nader rapport van 11 november 2014 (dossiernummer [dossiernummer 4] - productie E43) door CED een reactie gegeven op de conclusie van antwoord van [X] .
3.6.
In dit geding vorderen [appellanten] (enigszins verkort weergegeven) dat het hof
I. voor zover nodig de ontbinding van de door [appellanten] met [X] gesloten overeenkomst met betrekking tot de revisiewerkzaamheden aan de [chassisnummer 1] zal uitspreken,
en, uitvoerbaar bij voorraad, [X] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [appellanten] van
II. een bedrag van € 29.280,70 bij wijze van schadevergoeding vanwege de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met [appellanten] gesloten overeenkomst met betrekking tot het verrichten van revisiewerkzaamheden aan de [chassisnummer 2] , te vermeerderen met over dit bedrag verschuldigde en voor [appellanten] niet verrekenbare btw, met wettelijke rente,
III. een bedrag van € 15.000,- bij wijze van schadevergoeding vanwege de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met [appellanten] gesloten overeenkomst met betrekking tot het verrichten van revisiewerkzaamheden aan de [chassisnummer 1] , te vermeerderen met over dit bedrag verschuldigde en voor [appellanten] niet verrekenbare btw, met wettelijke rente,
IV. een bedrag van € 31.021,33 bij wijze van terugbetaling van het bedrag waarmee door [X] afgegeven offertes zijn overschreden, althans een bedrag door het hof in goede justitie te bepalen, met wettelijke rente,
V. de kosten van de deskundige, € 2.819,30.
3.7.
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten] (die in eerste aanleg gelijkluidend waren) afgewezen. Hetgeen de rechtbank daartoe heeft overwogen, kan als volgt samengevat worden weergegeven. Met betrekking tot de [chassisnummer 2] is [X] niet op de voet van artikel 6:83 aanhef en onder c BW in verzuim geraakt. De brief van [appellanten] van 3 september 2013 bevat niet een ingebrekestelling. Hoewel in de brief van [appellanten] van 24 december 2014 wel een echte ingebrekestelling is te lezen, heeft [X] niet de gelegenheid gehad tot herstel en/of nazorg. Voor wat betreft de [chassisnummer 2] kan daarom, in ieder geval voor wat betreft de door Moto Classic reeds verrichte herstelwerkzaamheden, niet worden gesproken van verzuim aan de zijde van [X] . Voor zover [appellanten] schade vorderen bestaande uit door CED geconstateerde problemen met oliedruk en andere problemen met het smeersysteem en onjuiste plaatsing van de lagers, hebben [appellanten] onvoldoende onderbouwd gesteld dat daadwerkelijk sprake is van schade. Wat de [chassisnummer 1] betreft, hebben [appellanten] niet gesteld waarom sprake zou zijn van ontbinding per 22 april 2013. In de brief van de advocaat van [appellanten] van die datum wordt immers voorgesteld de samenwerking tussen partijen met wederzijds goedvinden als beëindigd te beschouwen, waarmee [X] heeft ingestemd. Aan de eisen gesteld in artikel 6:82 BW voor het intreden van verzuim is niet voldaan, althans [appellanten] hebben in redelijkheid het aanbod van [X] van 23 januari 2014 om de auto na te lopen en voor zover nodig te herstellen niet mogen passeren. Wat de vordering tot terugbetaling betreft, heeft de rechtbank overwogen - kort weergegeven - dat niet kan worden aangenomen dat tussen [appellanten] en [X] een vaste prijs is overeengekomen en dat zelfs van een richtprijs niet kan worden gesproken, terwijl van de zijde van [appellanten] onvoldoende is gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat de door [X] in rekening gebrachte totaalbedragen niet redelijk zijn.
3.8.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen komen [appellanten] op in hoger beroep. De grieven 1 t/m 8 betreffen de [chassisnummer 2] , de grieven 9 t/m 11 de [chassisnummer 1] en de grieven 12 t/m 15 betreffen de vordering tot terugbetaling. De grieven 16 en 17 hebben geen zelfstandige betekenis. Naar aanleiding van de grieven overweegt het hof als volgt.
Grieven 1 t/m 8 met betrekking tot de [chassisnummer 2]
3.9.
[appellanten] stellen dat nadat [B] van Moto Classic op 20 september 2012 de motor van de [chassisnummer 2] had opgehaald en gestart was met de inbouw van de motor in het chassis van de auto, bleek dat er veel gebreken kleefden aan de door [X] verrichte revisiewerkzaamheden. [appellanten] baseren hun stelling dat [X] ter zake in verzuim waren primair op het bepaalde in artikel 6:82 lid 2 BW (uit de houding van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn) en artikel 6:83 aanhef en onder c BW (uit een mededeling van de schuldenaar moet de schuldeiser afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten).
3.10.
Voor zover [appellanten] zich beroepen op het bepaalde in artikel 6:83 aanhef en onder c BW bestaat de door hen bedoelde mededeling van de zijde van [X] , naar het hof begrijpt, uit het e-mailbericht van [X] van 26 maart 2013 (hierboven onder 3.5 weergegeven onder 2.15). Anders dan [appellanten] betogen, blijkt daaruit niet genoegzaam dat [X] haar verplichtingen niet zou nakomen. De uitlating van [X] moet kennelijk - en had door [appellant] c.s. redelijkerwijs moeten - worden begrepen tegen de achtergrond van het gegeven dat het aanvankelijk de bedoeling van partijen was dat [X] ook zou zorgdragen voor de inbouw van de motor (en verdere techniek) in de auto. [X] heeft in dat verband naar voren gebracht dat daarbij en bij het vervolgens inrijden van de auto nog onvolkomenheden aan het licht kunnen treden, zoals kleine olielekkages, die dan mogelijk nog verholpen moeten worden (oliekeerringen moeten nog inlopen, boutjes en moertjes moeten worden nagetrokken). [appellanten] hebben een en ander onvoldoende bestreden. Het betoog van [X] op dit punt strookt ook met de schriftelijke verklaring van [B] bij het afhalen van de techniek op 20 september 2012 dat hij ervan op de hoogte is dat de motor afgemaakt en ingelopen moet worden en nagesteld. Dat [X] ervan uitging dat onvolkomenheden van dergelijke (geringe) aard door [B] zouden worden verholpen, rechtvaardigt daarom niet de conclusie dat [appellanten] uit het e-mailbericht van 26 maart 2013 moesten afleiden dat [X] in de nakoming van haar verplichtingen zou tekortschieten. Hetzelfde geldt voor de door [X] uitgesproken bereidheid eventuele problemen met roest in de olieleiding op te lossen. Die uitlating vormt onvoldoende grond voor de conclusie dat [X] geen bereidheid zou hebben eventuele andere gebreken te herstellen. Het hof betrekt bij het voorgaande dat de in artikel 6:82 lid 1 BW gestelde eis van een ingebrekestelling als voorwaarde voor het ontstaan van verzuim strekt tot bescherming van de schuldenaar en dat artikel 6:83 aanhef en onder c BW een geval regelt waarin verzuim, als uitzondering op de hoofdregel, zonder ingebrekestelling intreedt. Een en ander betekent dat aan een mededeling als bedoeld in laatstgenoemde bepaling zekere eisen gesteld moeten worden. In dit verband heeft de rechtbank terecht verwezen naar de parlementaire geschiedenis (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 23 maart 2007 ECLI:NL:HR:2007:AZ3531, rechtsoverweging 4.6), waarin is opgemerkt dat zodanige mededeling impliceert dat de schuldenaar de gevolgen van deze houding willens en wetens voor zijn rekening neemt. Ten slotte neemt het hof in aanmerking dat uit de eigen stellingen van [appellanten] memorie van grieven onder 13) volgt dat de aan [X] gegeven opdracht slechts betrekking had op de revisie van de motor, terwijl een deel van de door [appellanten] in hun e-mailbericht van 20 maart 2013 genoemde klachten niet betrekking had daarop.
3.11.
Evenmin rechtvaardigen de stellingen van [appellanten] de conclusie dat uit de houding van [X] bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn. Ook hier neemt het hof tot uitgangspunt dat een zodanige conclusie niet licht dient te worden aanvaard en eist dat [appellanten] in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten aannemen dat aanmaning ontoereikend zou zijn om [X] tot de verlangde nakoming te bewegen. Daarvoor moeten dus gronden aanwezig zijn. Aan de omstandigheid dat [X] niet heeft gereageerd op de brief van [appellanten] van 29 februari 2013 (hierboven onder 3.5 weergegeven onder 2.12) komt in dit verband reeds in het licht van de e-mail van [X] van 26 maart 2013 (als kennelijke reactie op het e-mailbericht van [appellanten] van 20 maart 2013) onvoldoende betekenis toe, nog daargelaten dat de brief van 29 februari 2013 een stuk behelst van zeven bladzijden waarin de hier bedoelde door [appellanten] gestelde gebreken slechts in een enkele korte alinea (op de tweede bladzijde) aan de orde komen, zonder (voldoende duidelijk) verzoek van [appellanten] om deze te herstellen. Voor zover [appellanten] ook in dit verband hebben gewezen op het e-mailbericht van [X] van 26 maart 2013, verwijst het hof naar het eerder overwogene. [appellanten] hebben nog als argument genoemd dat van hen in redelijkheid niet kon worden gevergd te blijven wachten tot [X] bereid zou zijn tot herstel over te gaan. Dat argument faalt omdat [appellanten] de mogelijkheid hadden [X] in gebreke te stellen teneinde aldus binnen een redelijke termijn nakoming te bewerkstelligen. Dat zij die mogelijkheid niet hebben benut, komt voor hun eigen rekening.
3.12.
Bij brief van 3 september 2013 (zie ook hierboven onder 3.5 onder 2.36) hebben [appellanten] aan [X] laten weten (voor zover hier van belang) dat zij zich op het standpunt stellen dat [X] is tekortgekomen in haar verplichtingen, dat zij de schade op haar zullen verhalen en dat zij “op dit moment” met behulp van een deskundige doende zijn de aard en omvang van de gebreken aan de motor van de [chassisnummer 2] en de schade in kaart te brengen. Een vordering tot vergoeding van schade wordt in het vooruitzicht gesteld “zodra cliënt een en ander in voldoende mate in beeld heeft”. Voor zover [appellanten] hebben bedoeld te stellen dat zij ook uit het niet reageren door [X] op deze brief hebben mogen afleiden dat aanmaning nutteloos zou zijn, volgt het hof [appellanten] daarin niet, ook niet indien deze brief wordt beschouwd in samenhang met de eerder besproken berichten. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat [X] in reactie op deze brief niet anders kon (en hoefde) dan de uitkomst van het onderzoek afwachten.
3.13.
Zoals hiervoor onder 3.5 onder 2.39 weergegeven, is namens [appellanten] op 24 december 2013 een brief naar [X] gestuurd, waarin [X] is meegedeeld dat zij namens [appellanten] voor zover nodig (formeel) in gebreke wordt gesteld. Aansluitend is meegedeeld:
“Alvorens u een termijn zal worden gesteld om de met cliënt gesloten overeenkomsten correct na te komen, verneem ik graag of u hiertoe überhaupt bereid en in staat bent. Ik verneem dit graag binnen twee weken na heden, derhalve uiterlijk 3 januari 2014, bij gebreke waarvan ik er vanuit ga dat u niet tot nakoming zal overgaan.
In het bevestigende geval verzoek ik u mij - voorzien van een plan van aanpak - op te geven binnen welke termijn u (alsnog) na zal komen. (…)”
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, behelst deze brief niet een ingebrekestelling. In de brief ontbreekt immers een schriftelijke aanmaning waarbij [X] een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld en waaruit zij moest begrijpen dat [appellanten] haar bij uitblijven van nakoming binnen die termijn aansprakelijk zouden houden. In de brief is nu juist meegedeeld dat zodanige termijn voor nakoming nog niet wordt gesteld, maar is aan [X] gevraagd te laten weten of zij nog bereid en in staat is tot nakoming en, zo ja, op welke termijn en op welke wijze. Daarmee heeft de brief het karakter van een uitnodiging aan [X] om met [appellanten] in overleg te treden over de verdere afhandeling. Deze constatering zou voor de beantwoording van de vraag of [X] in verzuim is geraakt geen gevolgen hebben indien [X] op deze brief niet of afwijzend zou hebben gereageerd, maar dat is niet het geval. [X] heeft [appellanten] bij e-mail van 4 januari 2014 bericht dat zij de brief van 24 december 2013 wegens vakantiesluiting eerst die dag had ontvangen, waarop de advocaat van [appellanten] een nadere termijn om te reageren heeft gegeven tot 18 januari 2014. De advocaat van [X] heeft op 23 januari 2014 gereageerd op de brief van 24 december 2013. Uit de stellingen van partijen bij memorie van grieven, memorie van antwoord en bij pleidooi is af te leiden dat [X] daarbij heeft aangeboden om de beide motoren in haar werkplaats volledig na te lopen en om zo nodig nadere modificaties c.q. herstel uit te voeren, waarbij zij zich het recht heeft voorbehouden om nog een offerte op te maken waar het werkzaamheden zou betreffen die nog niet eerder waren gefactureerd. Het hof voegt hieraan te allen overvloede toe dat deze stellingen in overeenstemming zijn met de inhoud van de door mr. Hovers na het pleidooi toegezonden brief (zie hiervoor onder 1), waarvan het slot luidt als volgt:
“Kortom, zonder op voorhand de juistheid van de rapportages van de heer Spijkerboer te erkennen en zonder ter zake enige aansprakelijkheid te aanvaarden is cliënte bereid de beide motoren bij haar in de werkplaats aan een eigen onderzoek te onderwerpen en om uw cliënte vervolgens een passend voorstel te kunnen doen voor het eventueel herstellen, cq. modificeren van bepaalde onderdelen. Voor zover het werkzaamheden zou betreffen die cliënte niet eerder heeft gefactureerd behoudt zij zich het recht voor hiertoe een nieuwe offerte op te maken.
Uw reactie naar aanleiding van het vorenstaande zie ik graag tegemoet.”
Uit deze reactie hebben [appellanten] niet moeten afleiden dat [X] in de nakoming van haar verbintenis zou tekortschieten, zodat ook de brief van 24 december 2013 niet tot resultaat heeft gehad dat [X] in verzuim is geraakt. Dat de brief van 23 januari 2014 buiten de (nadere) termijn tot 18 januari 2014 viel die [appellanten] hadden gesteld is hierbij van onvoldoende betekenis, temeer nu, naar niet is bestreden, de advocaat van [X] op 16 januari 2014 een uitstel van een paar dagen had gevraagd om te reageren op de brief van 24 december 2013. De omstandigheid dat [X] voorstelde het onderzoek naar de motoren in haar werkplaats uit te voeren en dat zij zich het recht voorbehield om, kort gezegd, bepaalde aanvullende werkzaamheden in rekening te brengen, leidt niet tot een ander oordeel. De reactie van [X] hield een voorstel in waarmee nog niet het laatste woord was gezegd. Bovendien kan van beide genoemde elementen in de reactie niet worden gezegd dat zij op voorhand als onredelijk moeten worden aangemerkt. Bij het laatste element (het mogelijk in rekening brengen van aanvullende werkzaamheden) neemt het hof in aanmerking dat in de aard van de opdracht besloten ligt dat verschil van inzicht mogelijk is omtrent de noodzakelijkheid of wenselijkheid van bepaalde ingrepen. Indien nadere overweging door [X] ertoe zou hebben geleid een bepaalde modificatie alsnog uit te voeren - in welk geval (in elk geval) een deel van de uit te voeren werkzaamheden niet eerder in rekening was gebracht - valt niet in te zien dat [X] op voorhand gehouden zou zijn die werkzaamheden (geheel) kosteloos uit te voeren.
3.14.
[appellanten] hebben ook nog gesteld dat de verhouding inmiddels al dusdanig verslechterd was dat zij het vertrouwen in [X] geheel verloren hadden. Dit argument gaat niet op omdat het onverenigbaar is met de strekking van hun brief van 24 december 2013, waarin [X] nu juist werd gevraagd een voorstel te doen voor herstel.
3.15.
De voorgaande overwegingen voeren tot de slotsom dat [X] met betrekking tot de [chassisnummer 2] niet in verzuim zijn geraakt, hetgeen aan toewijzing van de schadevordering in de weg staat. De klachten ten aanzien van de overwegingen 4.10 en 4.11 van het vonnis (waarin de rechtbank heeft overwogen dat [appellanten] voor wat betreft de geconstateerde problemen met oliedruk en andere problemen met het smeersysteem en onjuiste plaatsing van de lagers onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat daadwerkelijk sprake is van schade) kunnen verder onbesproken blijven.
3.16.
De grieven 1 t/m 8 hebben derhalve geen succes.
3.17.
Het hof overweegt ten overvloede het volgende. Niet bestreden is dat de werkzaamheden die [appellanten] door Moto Classic hebben laten uitvoeren en waarvoor [appellanten] in dit geding tot een bedrag van € 7.670,- vergoeding vorderen, reeds waren uitgevoerd ten tijde van de eerder besproken brief van 24 december 2013. Reeds om deze reden kon een ingebrekestelling niet meer tot gevolg hebben dat [X] in zoverre gelegenheid kreeg tot nakoming. Het overige deel van de schadevordering met betrekking tot de [chassisnummer 2] beloopt een bedrag van € 20.000,-. [X] heeft in eerste aanleg als verweer gevoerd dat, nu de auto reeds is verkocht, de reparatie (indien al nodig) niet meer verricht kan worden en dat [appellanten] ook niet hebben gesteld dat een en ander een drukkend effect heeft gehad op de verkoopwaarde dan wel dat de noodzaak tot reparatie zich heeft verwezenlijkt voorafgaande aan de verkoop. [X] hebben dit verweer bij memorie van antwoord opnieuw aan de orde gesteld. [appellanten] zijn hierop niet ingegaan. Ter zitting in hoger beroep heeft [appellant] daarnaar gevraagd opgemerkt dat hij niet goed kan onderbouwen wat de invloed van de gestelde gebreken is geweest op de verkoopprijs. Onder deze omstandigheden is het zeer de vraag of [appellanten] wel schade hebben geleden als gevolg van de gestelde tekortkoming voor het herstel waarvan naar hun stelling een bedrag van € 20.000,- gemoeid is. Het hof laat dit verder rusten omdat beantwoording van deze vraag voor de uitkomst van dit geschil niet van belang is.
Grieven 9 t/m 11 met betrekking tot de [chassisnummer 1]
3.18.
[appellanten] hebben gesteld dat zij de motoronderdelen bij [X] omstreeks 22 april 2013 hebben laten ophalen in verband met hun onvrede over de hoge kosten en de lange doorlooptijd van het revisieproject en dat de werkzaamheden van [X] op dat moment nog niet waren afgerond. Zij noemen bij memorie van grieven onder 44 de omstandigheden op grond waarvan zij op grond van artikel 6:80 lid 1 aanhef en onder c BW gegronde vrees mochten hebben dat [X] in de nakoming van de overeenkomst tekort zou schieten en op grond waarvan zij de overeenkomst vanaf het moment van ophalen van de overeenkomst terstond mochten ontbinden (subsidiair: per datum van betekening van de inleidende dagvaarding). Het hof oordeelt als volgt.
3.19.
Uit de stellingen van [appellanten] kan niet worden afgeleid dat zij voor of ten tijde van het ophalen van de motoronderdelen bij [X] omstreeks 22 april 2013 - toen zich in hun visie de omstandigheden voordeden die hun goede grond gaven te vrezen dat [X] in de nakoming van haar verbintenis zou tekortschieten -, een beroep hebben gedaan op het bepaalde in artikel 6:80 lid 1 aanhef en onder c BW en een schriftelijke aanmaning hebben uitgebracht aan [X] met opgave van de gronden voor vrees dat [X] in de nakoming zou tekortschieten om zich binnen een daarbij gestelde redelijke termijn bereid te verklaren haar verplichtingen na te komen en dat [X] niet heeft voldaan aan zodanige aanmaning. Dat [appellanten] destijds met het oog op meerbedoelde omstandigheden hebben beoogd een beroep te doen op, kort gezegd, de ‘anticipatory breach’ van genoemde bepaling is ook niet aan te nemen nu hun advocaat bij brief van 22 april 2013 aan [X] berichtte dat beide partijen “in elk geval met wederzijds goedvinden de samenwerking als beëindigd willen beschouwen” en zich namens [appellanten] slechts het recht voorbehield zich (bijvoorbeeld) op het standpunt te stellen dat de overeenkomst niet juist en/of volledig is nagekomen. Hun stellingen lijken er op neer te komen dat de omstandigheden destijds een beroep op de anticipatory breach hadden kunnen rechtvaardigen en dat voor het eerst een beroep daarop in dit geding - het is het hof niet gebleken dat [appellanten] eerder een beroep daarop hebben gedaan - alsnog ertoe leidt dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt. Daarmee miskennen [appellanten] de strekking van deze bepaling en de eisen die daarin zijn gesteld. Het beroep hierop moet dan ook worden verworpen. Op de klachten van [appellanten] op dit punt behoeft niet verder te worden ingegaan.
3.20.
[appellanten] beroepen zich daarnaast ook ten aanzien van de [chassisnummer 1] op de stelling dat het verzuim van [X] is ingetreden als gevolg van de ingebrekestelling bij brief van hun advocaat van 24 december 2013. Ook deze stelling is ongegrond, waartoe het hof verwijst naar hetgeen hiervoor op dit punt is overwogen.
3.21.
De grieven 9 t/m 11 falen daarom eveneens.
3.22.
Met betrekking tot de door [appellanten] gevorderde schadevergoeding in verband met de [chassisnummer 1] merkt het hof ten overvloede op dat in elk geval een deel daarvan niet als schade kan worden aangemerkt. Van het gevorderde bedrag van € 15.000,- maken immers deel uit de kosten voor de feitelijke afbouw van de motor, waarmee volgens Spijkerboer (rapport weergegeven in het vonnis onder 2.38) nog zeker 100 werkuren gemoeid zijn. Nu [X] de motor niet heeft afgebouwd en zij daarvoor ook geen kosten in rekening heeft gebracht - het hof komt daar nog op terug -, is in zoverre geen sprake van schade.
Grieven 12 t/ 15 met betrekking tot de vordering tot terugbetaling
3.23.
De rechtbank heeft zowel het primaire standpunt van [appellanten] dat tussen partijen een ‘vaste prijs’ is overeengekomen betreffende de werkzaamheden aan de motoren als het subsidiaire standpunt dat tussen partijen een richtprijs in de zin van artikel 7:752 lid 2 BW is overeengekomen verworpen. De rechtbank heeft daartoe verwezen naar de inhoud van de offerte en enkele bepalingen in de overeenkomst van opdracht (door de rechtbank weergegeven onder 2.4 en 2.5). De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de offerte slechts een inschatting van de kosten betreft van de voorziene werkzaamheden en dat gaandeweg de revisie duidelijk zou worden welke werkzaamheden [X] daadwerkelijk zou moeten verrichten en hoe deze zouden moeten worden uitgevoerd. Het hof verenigt zich met het oordeel van de rechtbank naar aanleiding van het primaire en subsidiaire standpunt van [appellanten] , dat op goede gronden berust. De klachten van [appellanten] in hoger beroep vinden hierin hun weerlegging, waarbij nog opmerking verdient dat de rechtbank haar oordeel niet heeft gebaseerd op een e-mailbericht van [appellant] van 9 december 2008. In zoverre berusten de klachten op een verkeerde lezing van het vonnis.
3.24.
Met de rechtbank moet daarom worden geoordeeld dat [appellanten] ingevolge artikel 7:752 lid 1 BW een redelijke prijs verschuldigd zijn voor de onderhavige revisiewerkzaamheden aan de beide motoren. [X] heeft zich erop beroepen dat [appellanten] hun recht hebben verwerkt om terugbetaling te vorderen. Dat verweer faalt. De omstandigheid dat [appellanten] tot betaling zijn overgegaan, ook als dat is geweest nadat [appellanten] eerder bedenkingen hadden geuit over de hoogte van een of meer facturen, rechtvaardigt niet de conclusie dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat zij zich er op beroepen dat de door hen aan [X] betaalde prijs niet een redelijke prijs in de zin van voormelde bepaling is.
3.25.
Wat de [chassisnummer 2] betreft, wordt het volgende overwogen. De offerte beliep een bedrag van € 36.640,-. Gefactureerd en betaald is uiteindelijk een (totaal)bedrag van € 44.734,60. Het hof acht de afwijking tussen de beide bedragen betrekkelijk gering. Het hof neemt hierbij in aanmerking de aard van de werkzaamheden en het feit dat het een motor betreft uit 1953 die - naar tussen partijen niet in geschil is - zeer zeldzaam is. Het hof neemt ook in aanmerking dat in een door [appellanten] zelf bij memorie van grieven overgelegde opgave van een (geanonimiseerde) derde een prijs is genoemd van € 35.000,- à € 40.000,-, waarbij nog een voorbehoud is gemaakt ten aanzien van gecorrodeerde onderdelen. Bij de beoordeling door Spijkerboer (weergegeven in het vonnis onder 2.37) past bovendien de relativering dat deze zelf heeft opgemerkt (onder “Beoordeling kosten”) de kosten voor de werkzaamheden aan deze motor minder exact te kunnen beoordelen omdat hij de motor niet open heeft gezien. Tegen deze achtergrond acht het hof onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor de juistheid van de stelling van [appellanten] dat de door [X] in rekening gebrachte prijs voor de [chassisnummer 2] niet redelijk is.
3.26.
Bij de [chassisnummer 1] beliep het offertebedrag eveneens € 36.640,-, maar hebben [appellanten] in totaal betaald voor de revisiewerkzaamheden aan de motor € 59.566,73. Daarbij is van belang dat ook volgens de eigen stellingen van [X] de werkzaamheden van [X] nog lang niet waren afgerond toen [appellanten] de onderdelen ophaalden bij [X] . Spijkerboer heeft in zijn rapport (weergegeven in het vonnis onder 2.38) opgemerkt dat het meeste los is opgehaald en de feitelijke afbouw alleen aan werkuren nog zeker 100 uur zou zijn. Het laatste heeft [X] erkend. Spijkerboer heeft in zijn rapport onder “Schade-oorzaak en conclusie” op p. 9 vermeld dat hij van mening is dat de werkuren voor het montagewerk niet voldoende zijn onderbouwd. In antwoord op vraag 5 (“Kunt u zeggen of de tijd (uren) die [X] op de facturen beweert aan de werkzaamheden te hebben verricht, redelijk zijn?”) heeft Spijkerboer in zijn rapport vermeld dat de tijden die worden opgevoerd niet redelijk zijn en ook niet op alle punten geloofwaardig (hij heeft als voorbeeld naar twee facturen verwezen). Op vraag 6 (“Kunt u zeggen of de kosten die [X] aan cliënt voor verrichte werkzaamheden en leveranties in rekening heeft gebracht, redelijk zijn?”) heeft Spijkerboer bevestigend geantwoord met de toevoeging dat hij dat niet kan beoordelen voor de revisiewerkzaamheden omdat daar onderdelen en werkzaamheden in elkaar overlopen.
3.27.
Het aanzienlijke verschil tussen het offertebedrag enerzijds en de door [appellanten] betaalde bedragen voor werkzaamheden aan de motor terwijl deze nog niet was afgebouwd anderzijds en de hiervoor bedoelde opmerkingen van Spijkerboer geven reden tot twijfel aan de redelijkheid van de prijs die [appellanten] hebben betaald voor de (niet voltooide) werkzaamheden aan de motor van de [chassisnummer 1] . [X] heeft nog naar voren gebracht dat Spijkerboer niet bekend was met de staat waarin de motor van de [chassisnummer 1] bij haar werd aangeleverd (“sterk gecorrodeerd”), maar dit betoog overtuigt niet in het licht van de e-mail van 15 november 2010 (hiervoor onder 3.5 weergegeven onder 2.24) waarin [X] heeft vermeld dat de kosten en werkzaamheden voor de techniek van de [chassisnummer 1] vergelijkbaar zijn met die voor de [chassisnummer 2] .
3.28.
De vraag in hoeverre de door [appellanten] betaalde bedragen voor de [chassisnummer 1] redelijk zijn, kan het hof niet zonder deskundige voorlichting beantwoorden. De vraagstelling die het hof aan een deskundige zou willen voorleggen formuleert het hof voorshands als volgt:
a. Acht u het totaalbedrag van € 59.566,73 dat [appellanten] aan [X] hebben betaald in verband met de revisie van de motor voor de [chassisnummer 1] een redelijk bedrag? U dient daarbij in aanmerking te nemen dat [X] haar werkzaamheden niet heeft voltooid. U dient het tussen partijen overeengekomen uurtarief van € 65,- tot uitgangspunt te nemen. Bij de beantwoording van de vraag wat een redelijk bedrag is, dient u zo mogelijk aansluiting te zoeken bij hetgeen in de onderhavige branche gangbaar is.
b. Indien u het genoemde totaalbedrag van € 59.566,73 niet redelijk acht, welk bedrag tussen € 36.640- en € 59.566,73 is naar uw oordeel dan wel redelijk?
c. Heeft u verder opmerkingen die voor de beoordeling van deze zaak van belang kunnen zijn?
(U dient uw bevindingen toe te lichten. U wordt uitdrukkelijk niet gevraagd een oordeel uit te spreken over de kwaliteit van de werkzaamheden van [X] .)
3.29.
Partijen zullen zich kunnen uitlaten over deze concept-vraagstelling. Zij kunnen voorts een voorstel doen voor de persoon van de te benoemen deskundige, bij voorkeur eensluidend (waartoe zij dan overleg dienen te voeren).
3.30.
Het voorschot voor het loon en de kosten van de deskundige dient te zijner tijd door partijen gelijkelijk te worden betaald.
3.31.
De voorgaande overwegingen betekenen dat de grieven 12 en 13 falen en dat de verdere behandeling van de grieven 14 en 15 wordt aangehouden.
3.32.
De zaak zal naar de rol worden verwezen opdat partijen, eerst [appellanten] en daarna [X] , zich kunnen uitlaten over zowel de vraagstelling als de persoon van de deskundige.

4.Slotopmerking

Het procesbelang dat met de resterende grieven 14 en 15 is gemoeid, beloopt een bedrag van maximaal € 22.926,73. Omdat dit procesbelang van relatief beperkte omvang is en beide partijen rekening dienen te houden met procesrisico’s, geeft het hof partijen in overweging opnieuw met elkaar in overleg te treden teneinde te bezien of zij het resterende geschil in onderling overleg tot een oplossing kunnen brengen opdat verder procederen (met verdere proceskosten) achterwege kan blijven.

5.Beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rolzitting van
dinsdag 14 maart 2017voor het nemen van een akte aan de zijde van [appellanten] tot het hiervoor omschreven doel en bepaalt dat [X] daarop zal kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.H.F.M. Cortenraad, R.J.F. Thiessen en C.G. Kleene-Eijk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2017.