ECLI:NL:GHAMS:2017:236

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
23-003134-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake winkeldiefstal met gewijzigde persoonlijke omstandigheden verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 augustus 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970, was in eerste aanleg veroordeeld voor twee winkeldiefstallen, gepleegd op respectievelijk 3 juni en 8 juni 2016 in Haarlem. De tenlastelegging betrof het stelen van vier blikjes drank van Albert Heijn B.V. en twee wraps van DEKA. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd omdat de bewijsmiddelen niet voldoende waren uitgewerkt.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal in beide zaken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die na een negatief reclasseringsadvies een positieve wending in zijn leven heeft genomen. Hij is momenteel onder begeleiding van Housing First Haarlem en staat op het punt om te verhuizen naar een eigen woning.

In plaats van de eerder opgelegde gevangenisstraf heeft het hof besloten om een taakstraf op te leggen van 56 uren, met de mogelijkheid dat deze kan worden omgezet in hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de beslissing gemotiveerd door te stellen dat het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving is om deze positieve ontwikkeling niet te verstoren.

Uitspraak

parketnummer: 23-003134-16
datum uitspraak: 1 februari 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 augustus 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-116662-16 (zaak A) en 15-119525-16 (zaak B) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak A:
hij op of omstreeks 3 juni 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier blikjes drank (met een winkelwaarde van 7,56 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Zaak B:
hij op of omstreeks 8 juni 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee wraps (waarde 5,49 EURO), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan DEKA te Haarlem ([adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd omdat de politierechter de bewijsmiddelen niet heeft uitgewerkt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A en B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:
hij op 3 juni 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen vier blikjes drank met een winkelwaarde van 7,56 euro, toebehorende aan Albert Heijn B.V.;
Zaak B:
hij op 8 juni 2016 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig goed, toebehorende aan DEKA te Haarlem ([adres 2]).
Hetgeen in zaak A en B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A en B bewezen verklaarde levert telkens op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak A en B bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en B bewezen verklaarde veroordeeld tot vier weken gevangenisstraf.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn ergerlijke feiten waarbij naast schade ook hinder voor de betrokken winkeliers wordt veroorzaakt. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2017 is hij meermalen voor diefstal onherroepelijk veroordeeld, dit weegt in zijn nadeel.
De ernst van de bewezen feiten rechtvaardigt in het licht van de recidive van de verdachte in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep een tweetal e-mailberichten van
[ambulant begeleider], overgelegd, gedateerd 18 november 2016 en 17 januari 2017. Blijkens informatie hierin vervat wordt de verdachte thans begeleid door Housing First Haarlem met als doel het verkrijgen van een eigen woning. De verdachte houdt zich aan de voorwaarden die bij dit traject gelden, zoals het toelaten van begeleiding, het betalen van huur en het niet veroorzaken van overlast. Blijkens de e-mail van 17 januari 2017 zal de verdachte op zeer korte termijn kunnen verhuizen van zijn tijdelijke woning naar een eigen woning, hetgeen een grote verandering en bijzondere kans voor hem is.
Naar het zich laat aanzien heeft het leven van de verdachte na het negatieve reclasseringsadvies van 28 juli 2016, waarvan het hof kennis heeft genomen, een positieve wending genomen. Hij conformeert zich aan en zet zich in voor het voor hem uitgestippelde traject. Het hof acht het in het belang van de verdachte én van de samenleving dat deze positief te waarderen lijn wordt doorgetrokken. Hernieuwde vrijheidsbeneming zou deze positieve ontwikkelingen kunnen doorkruisen. Daarom zal het hof de verdachte deze kans gunnen en aan hem in plaats van een gevangenisstraf een taakstraf opleggen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A met parketnummer 15-116662-16 en zaak B met parketnummer 15-119525-16 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak A met parketnummer 15-116662-16 en zaak B met parketnummer 15-119525-16 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.M. Ruige en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2017.
mr. M.R. Cox is het buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.