ECLI:NL:GHAMS:2017:235

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
23-003562-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake mishandeling, belediging en bedreiging met een scherp voorwerp

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2016. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was in eerste aanleg veroordeeld voor mishandeling, belediging van politieambtenaren en bedreiging met een scherp voorwerp. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van de terechtzittingen op 8 november 2016 en 18 januari 2017. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij onder andere werd veroordeeld tot een ISD-maatregel.

Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij de mishandeling van slachtoffer 1 heeft gepleegd, omdat de getuige niet kon worden gehoord en er onvoldoende steunbewijs was. De verdachte is vrijgesproken van dit feit. Echter, het hof heeft wel bewezen verklaard dat de verdachte slachtoffer 2 heeft mishandeld en beledigd, en dat hij deze persoon heeft bedreigd met een schroevendraaier. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van politieambtenaren door hen racisten te noemen.

De rechtbank had eerder al een ISD-maatregel opgelegd, en het hof heeft deze maatregel bevestigd, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de feiten meer dan driemaal onherroepelijk is veroordeeld voor misdrijven. De verdachte heeft geen medewerking verleend aan diagnostisch onderzoek, wat zijn situatie bemoeilijkt. Het hof heeft besloten dat de ISD-maatregel noodzakelijk is om de verdachte te stabiliseren en hem de kans te geven voor hulpverlening en resocialisatie. De beslissing van het hof is dat de verdachte voor de duur van twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders wordt geplaatst, met een tussentijdse beoordeling na zes maanden.

Uitspraak

parketnummer: 23-003562-16
datum uitspraak: 1 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-741064-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van 8 november 2016 en 18 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig (metalen) voorwerp in zijn, verdachtes, hand(en), in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gestompt en/of geslagen;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 1] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het meermalen, althans eenmaal, met een mes, althans een scherp en/of puntig (metalen) voorwerpen in zijn, verdachtes hand(en) stompen en/of slaan in/op/tegen het gezicht, altans op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] , waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 26 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, [naam 1] en/of [naam 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, heeft beledigd, door voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] de woorden toe te voegen: "You are racists, fuck you, fuck you!" en/of "You are racisist. You arrest me because I am black. You are a white racist. We need to eliminate all white racist!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
3:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het eenmaal of meermalen
- ( met gebalde vuist) stompen en/of slaan in/tegen het gezicht en/of in/tegen het/de o(o)g(en), in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- ( met gebalde vuist) stompen en/of slaan tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 2] , waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4:
hij op of omstreeks 12 februari 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk een schroevendraaier, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp gepakt en/of vervolgens de punt van die schroevendraaier, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] gehouden en/of getoond en/of voorgehouden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof ten aanzien van feit 1 tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak feit 1

Het hof is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigd kan worden bewezen dat de verdachte het letsel bij de aangever heeft veroorzaakt en overweegt hieromtrent het volgende.
De verdediging heeft verzocht de aangever [slachtoffer 1] als getuige te horen. De advocaat-generaal heeft hiertoe [slachtoffer 1] als getuige voor de zitting van 18 januari 2017 opgeroepen. Ter zitting is de getuige niet verschenen. Blijkens de betekeningstukken van de oproeping woont noch verblijft de getuige op het van hem bekende adres. Onbekend is waar hij thans verblijft. De getuige [getuige 1] , eveneens door de advocaat-generaal opgeroepen en wel ter terechtzitting verschenen, heeft verklaard dat de getuige [slachtoffer 1] zou zijn teruggekeerd naar zijn land van herkomst (Somalië). Het hof heeft gelet hierop beslist dat van hernieuwde oproeping van de getuige [slachtoffer 1] wordt afgezien omdat het onaannemelijk is dat hij binnen aanvaardbare termijn ter terechtzitting zal verschijnen.
Nu de betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde (poging zware) mishandeling in beslissende mate berust op de verklaring van de aangever [slachtoffer 1] en de verdediging niet de gelegenheid heeft gehad hem te bevragen, dient de verklaring van de aangever in voldoende mate steun te vinden in andere bewijsmiddelen. Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is.
De door de getuige [getuige 1] bij de politie afgelegde verklaring kan niet gelden als steunbewijs. Het hof overweegt hiertoe dat in het dossier slechts een korte weergave van diens verklaring is opgenomen, de getuige is gehoord terwijl hij onder invloed van alcohol was en in de Engelse taal, terwijl ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat hij deze taal onvoldoende machtig is. De ter zitting aanwezige tolk in de Engelse taal heeft meermalen naar voren gebracht dat de getuige door haar niet goed te begrijpen was. Verder heeft het hof ter terechtzitting vastgesteld dat de getuige [getuige 1] onduidelijk en onsamenhangend verklaart over het incident. Het hof acht derhalve deze ter terechtzitting afgelegde verklaring eveneens onbruikbaar als steunbewijs.
Ook de bloedvlekken op de jas van de verdachte bieden onvoldoende steun voor de verklaring van de aangever, nu het hof niet heeft kunnen vaststellen hoe en wanneer deze bloedvlekken op de kleding van de verdachte terecht zijn gekomen.
Daarbij komt dat de aangever wisselend heeft verklaard over het feit of hij gestoken is.
Het hof komt dan ook tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen feiten 2, 3 en 4

Feit 2
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de verdachte het recht heeft om te zeggen dat de politieambtenaren racisten zijn als dat zijn mening is. De verdachte moet hierom worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof verwerpt dit verweer en stelt voorop dat een uitlating als beledigend moet worden beschouwd wanneer zij de strekking heeft die ander aan te randen in zijn eer of goede naam. Het oordeel dat daarvan sprake is, zal bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, afhangen van de context waarin de uitlating is gedaan.
De verdachte heeft nadat hij was aangehouden tijdens zijn transport naar het politiebureau meermalen geroepen:
“You are racist, fuck you, fuck you. You are racist. You arrest me because I’am black. You are white racist. We need to eliminiate all white racists.”
Het hof is van oordeel dat de onder deze omstandigheden door de verdachte gebruikte woorden de strekking hadden de politieambtenaren in hun goede naam en eer aan te tasten zodat sprake is van belediging.
Feit 3De raadsman heeft in hoger beroep aangevoerd dat gelet op de ontkenning van de verdachte en het ontbreken van een letselverklaring van de aangever de overtuiging ontbreekt dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aangever heeft mishandeld. Het hof gaat hierbij uit van de volgorde van de gebeurtenissen zoals weergegeven door aangever [slachtoffer 2] , de getuige [getuige 2] en de getuige [getuige 3] .
Feit 4
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op 26 maart 2016 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, [naam 1] en [naam 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, heeft beledigd, door voornoemde [naam 1] en [naam 2] de woorden toe te voegen: "You are racists, fuck you, fuck you!" en "You are racisist. You arrest me because I am black. You are a white racist. We need to eliminate all white racist!";
3:
hij op 12 februari 2016 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer 2] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit meermalen met gebalde vuist slaan in het gezicht van voornoemde [slachtoffer 2] waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft pijn heeft ondervonden;
4:
hij op 12 februari 2016 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk een schroevendraaier gepakt en vervolgens de punt van die schroevendraaier in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] gehouden.
Hetgeen onder 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD).
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde maatregel als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft twee politieambtenaren beledigd. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging. Hij heeft het slachtoffer pijn en letsel toegebracht en hiermee inbreuk gemaakt op zijn lichamelijk integriteit en hem bedreigd met een schroevendraaier.
Zoals blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2017 is hij reeds meermalen, voor onder meer mishandeling, belediging en bedreiging, onherroepelijk veroordeeld tot diverse straffen.
Blijkens een rapport van psycholoog [psycholoog] van 23 mei 2016 is het niet mogelijk gebleken om de onderzoeksvragen te beantwoorden, omdat de verdachte niet heeft willen meewerken aan het onderzoek. Ook psychiater [psychiater] rapporteert op 16 juni 2016 dat de verdachte niet heeft willen meewerken aan onderzoek. Volgens de psychiater is aannemelijk dat er, naast de alcoholproblematiek, sprake is van een psychiatrische stoornis en is klinische observatie in het Pieter Baan Centrum (PBC) ter diagnostiek aangewezen. Een vordering van de officier van justitie tot plaatsing in het PBC is op 28 juni 2016 door de rechtbank afgewezen.
Uit het reclasseringsrapport van 30 augustus 2016, opgemaakt door [naam 3] , blijkt dat de verdachte bekend is als dakloze alcoholist en regelmatig zorgt voor overlast. Hij weigert stelselmatig medewerking te verlenen aan onderzoeken door de Reclassering of andere rapporterende instanties. Tevens weigert hij zich te conformeren aan regels binnen de maatschappelijke opvang waardoor hij in de opvangvoorzieningen niet meer welkom is. Vermoedens van psychische problematiek kunnen niet verder worden onderzocht omdat de verdachte daaraan geen enkele medewerking verleent. Toezicht op bijzondere voorwaarden en directe interventies/behandelingen worden hierom op dit moment niet uitvoerbaar geacht. De Reclassering adviseert oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel. Dit voorkomt overlast voor de duur van de maatregel en zorgt ervoor dat de verdachte voor die tijd abstinent wordt van alcohol en onderdak heeft, hetgeen hem enigszins zal stabiliseren. Mogelijk kan hij gemotiveerd worden voor een hulpverleningstraject en/of een persoonlijkheidsonderzoek waarna toegewerkt kan worden naar resocialisatie. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft reclasseringswerker [reclasseringswerker] dit advies toegelicht en aangevuld. De mogelijkheden om onderzoek te doen naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem hulp te bieden zijn uitgeput. Vanuit de ISD-maatregel kan in de loop van de tijd gekeken worden naar de beste manier om de verdachte te helpen, aldus [reclasseringswerker] .
Het hof stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht voor oplegging van de ISD-maatregel stelt. Het hof acht immers bewezen dat de verdachte zich in de onderhavige zaken heeft schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging, misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Bovendien is de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2017 in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezen verklaarde feiten van 12 februari 2016 en 26 maart 2016 meer dan driemaal eerder wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld, welke straffen ten uitvoer zijn gelegd. Tot slot volgt het hof het reclasseringsrapport van 30 augustus 2016, waaruit blijkt dat het recidiverisico als ‘hoog’ wordt ingeschat.
De verdediging heeft betoogd dat de motivering van de rechtbank in haar vonnis van 20 september 2016 de oplegging van de ISD-maatregel aan de verdachte niet kan dragen. In haar vonnis heeft de rechtbank immers geen rekening gehouden met de in een eerder vonnis van de rechtbank van 25 februari 2016 aan hem geboden kans om zichzelf te bewijzen. Gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 1 en 2 (pleegdatum 26 maart 2016) heeft de verdachte die kans niet verspeeld, aldus de raadsman, nu de feiten 3 en 4 – indien bewezen - vóór 25 februari 2016, immers op 12 februari 2016, zijn gepleegd. Indien feit 2 wel bewezen wordt verklaard, acht de raadsman dit feit van onvoldoende gewicht voor het opleggen van de maatregel. De kans die de rechtbank hem bij haar eerdere vonnis van 25 februari 2016 heeft geboden dient hem dan ook (opnieuw) te worden gegund.
Het hof gaat in dit betoog van de raadsman niet mee. Het hof stelt vast dat de rechtbank in het door de raadsman genoemde vonnis van 25 februari 2016 (parketnummer 13/702748-15) gemotiveerd uiteen heeft gezet dat verdachte op dat moment weliswaar in aanmerking kwam voor de maatregel ISD, maar dat het reclasseringsadvies op belangrijke punten gebrekkig was en daarom ontoereikend werd geacht voor het opleggen van de (ingrijpende) maatregel ISD. De rechtbank heeft de verdachte een kans willen geven om zichzelf te bewijzen. Van deze kans heeft verdachte geen gebruik gemaakt. Daags nadat hij op 11 februari 2016 de ISD-maatregel tegen zich had horen eisen en derhalve reeds toen al als een gewaarschuwd man had te gelden, heeft de verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan twee strafbare feiten, namelijk mishandeling en bedreiging van een persoon in een opvanghuis van het Leger des Heils. De verdachte heeft zich vervolgens op 26 maart 2016 opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, namelijk het belediging van agenten. Het hof stelt verder vast dat, anders dan aan het vonnis van 25 februari 2016, aan het thans in hoger beroep bestreden vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 september 2016, zoals hierboven is weergegeven, wél een gedegen reclasseringsadvies ten grondslag ligt.
Het hof is alles overwegende en gelet op de recidive van de verdachte en zijn weigerachtige houding ten opzichte van diagnostiek en iedere vorm van hulp dan ook van oordeel dat geen andere mogelijkheid meer rest dan aan hem de ISD-maatregel op te leggen.
Tot slot acht het hof het wenselijk en noodzakelijk dat tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel plaatsvindt, waarbij onder andere kan worden gekeken naar de voortgang van het behandeltraject. Het hof zal bepalen dat deze beoordeling zal geschieden zes maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38s, 57, 63, 266, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Legt op
de maatregel tot plaatsing van de verdachte in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat het openbaar ministerie 6 (zes) maanden na het onherroepelijk worden van dit arrest het hof zal berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.M. Ruige en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2017.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.