ECLI:NL:GHAMS:2017:234

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
23-001443-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in een strafzaak betreffende diefstal met herkenning door opsporingsambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 7 april 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in P.I. Ter Apel, was in hoger beroep gekomen tegen een eerdere veroordeling voor diefstal. De tenlastelegging betrof de diefstal van een tas, die onder andere een paspoort, een Sony camera en een portemonnee bevatte, gepleegd op 24 maart 2016 te Amsterdam. De verdachte ontkende in het hotel te zijn geweest waar de diefstal had plaatsgevonden en voerde aan dat de herkenning door de opsporingsambtenaren niet betrouwbaar was. Het hof heeft echter geoordeeld dat de herkenning door de verbalisanten betrouwbaar was, gezien de kwaliteit van de camerabeelden en de beroepsmatige kennis van de verbalisanten van de verdachte. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke misdrijven.

Uitspraak

parketnummer: 23-001443-16
datum uitspraak: 1 februari 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 april 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-701585-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Ter Apel, Gevangenis te Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 maart 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (zwarte) tas (inhoudende onder meer een paspoort en/of Sony camera X7 en/of een portemonnee en/of een credit card), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd vanwege proceseconomische redenen.

Bewijsoverwegingen

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij niet in het hotel is geweest waar de diefstal is gepleegd. De raadsman heeft in aansluiting hierop het verweer gevoerd dat de herkenning van de verdachte door opsporingsambtenaren niet betrouwbaar is zodat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe het volgende.
Het hof heeft ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat de stills van de camerabeelden van voldoende kwaliteit zijn om daarop personen en zekere persoonskenmerken waar te nemen en te kunnen onderscheiden.
Het hof acht de herkenningen door de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de verdachte betrouwbaar. Zij kennen de verdachte beroepshalve en hebben in de door hen opgemaakte processen-verbaal van bevindingen in voldoende mate inzicht gegeven in de door hen op de stills waargenomen specifieke persoonskenmerken waaraan zij de verdachte herkennen.
Dat de processen-verbaal van de verbalisanten behalve waar het de herkenning betreft verder identiek zijn, doet aan de betrouwbaarheid van de herkenning door de verbalisanten niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte:
op 24 maart 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas, inhoudende een paspoort en Sony camera X7 en een portemonnee en een credit card, toebehorende aan [slachtoffer], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens diefstal opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot vier maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal door een korte tijd onbeheerd gelaten tas uit een hotel te stelen. Dit is een ernstig feit waardoor overlast is veroorzaakt voor het slachtoffer en gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer en het overige publiek. De verdachte heeft door zijn gedrag laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 5 januari 2017 is hij eerder meermaals voor diefstal onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, een hogere straf op te leggen dan de politierechter.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. A.M. Ruige en mr. M.R. Cox, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Metgod, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 1 februari 2017.
mr. M.R. Cox is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.