ECLI:NL:GHAMS:2017:2332

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
15/870820-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige hechtenis en afwijzing verzoek tot schorsing in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, die op 17 mei 2017 was gegeven. De zaak betreft de voorlopige hechtenis van een verdachte, geboren in 2001, die momenteel in detentie verblijft. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het bevel tot gevangenhouding. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder de akte van de griffier en de verklaringen van de verdachte en de advocaat-generaal.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een confrontatie met een slachtoffer is aangegaan, waarbij de verdachte een mes bij zich had en herhaaldelijk heeft aangegeven het slachtoffer te willen steken. Diverse getuigenverklaringen en camerabeelden ondersteunen de beschuldigingen van geweldshandelingen. Gezien de ernst van de feiten en de geschokte rechtsorde, heeft het hof geoordeeld dat er ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte.

Het verzoek van de raadsman om de duur van de gevangenhouding te beperken werd afgewezen, omdat er nog onderzoek gaande is, waaronder psychologisch en psychiatrisch onderzoek. Het hof heeft ook het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, omdat er onvoldoende inzicht is in de problematiek van de verdachte en er geen gedegen plan van aanpak ligt. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de beschikking wordt afgewezen, evenals het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.

Uitspraak

15/870820-17
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep in de zaak van
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2001,
wonende te [adres]
thans verblijvende in [detentie]
tegen de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 17 mei 2017, voor zover houdende bevel tot zijn gevangenhouding.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, van 22 mei 2017, waarbij namens de verdachte hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman mr. M.J. van Rooij.

De beoordeling

Het hof verenigt zich met de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en de gronden waarop deze berust.
Op basis van het huidige dossier kan naar het oordeel van het hof op dit moment worden vastgesteld dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] verhaal wilde halen bij het slachtoffer. In afwachting van de komst van het slachtoffer hebben zij zich samen verscholen. Vervolgens zijn zij samen de confrontatie met het slachtoffer aangegaan, terwijl de verdachte een mes bij zich had en bij herhaling heeft gezegd dat hij het slachtoffer wilde steken. Volgens diverse getuigenverklaringen en blijkens de eigen verklaringen van de verdachte heeft de verdachte steekbewegingen naar het slachtoffer gemaakt en hem daarbij geraakt. Vervolgens zijn zij samen achter het slachtoffer aangerend toen deze er vandoor ging. Gelet op de beschrijving van de camerabeelden in het dossier en diverse getuigenverklaringen kan thans niet worden uitgesloten dat ook toen nog geweldshandelingen zijn verricht jegens het slachtoffer.
Het hof is daarom van oordeel dat er in dit stadium van het onderzoek ernstige bezwaren zijn voor betrokkenheid van de verdachte bij het op de vordering inbewaringstelling vermelde feit.
Ten aanzien van het verzoek van de raadsman om de duur van het bevel gevangenhouding te beperken overweegt het hof dat het hiertoe geen aanleiding ziet nu er nog steeds onderzoek, waaronder psychologisch en psychiatrisch onderzoek naar de verdachte, wordt verricht.
Met betrekking tot het door de verdachte mondeling gedane verzoek tot schorsing overweegt het hof dat er sprake is van een zeer ernstig feit en een geschokte rechtsorde. Onder die omstandigheden kan van een schorsing alleen sprake zijn als zich zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden voordoen. Die bijzondere omstandigheden zouden kunnen liggen in de jeugdige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij niet eerder contact heeft gehad met justitie. Voor een schorsing is dan noodzakelijk dat er een gedegen plan van aanpak ligt, hetgeen thans 15/870820-17
ontbreekt. In raadkamer is namens de Jeugdbescherming en de Raad voor de Kinderbescherming gemotiveerd betoogd dat schorsing op dit moment niet aan de orde is, nu het psychologisch en psychiatrisch onderzoek nog niet gereed is en er thans onvoldoende inzicht is in de problematiek van de verdachte, met welk advies het hof zich verenigt.

De beslissing

Het hof:
WIJST AF het beroep tegen de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
WIJST AF het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is gegeven op 7 juni 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. F.A. Hartsuiker, voorzitter,
mrs. N.A. Schimmel en M.L. Leenaers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Boessenkool als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 7 juni 2017,
de advocaat-generaal