Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
AdministratieB.V. en dus niet, zoals in de appeldagvaarding staat vermeld, door Rappange
MakelaardijB.V.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Rappange Administratie B.V. tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam. Rappange heeft de huurovereenkomst met [geïntimeerde] aangevochten, omdat deze volgens Rappange tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door het gehuurde aan derden in gebruik te geven zonder toestemming. De kantonrechter heeft in eerdere vonnissen geoordeeld dat er sprake was van een tekortkoming, maar heeft de ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen, omdat deze tekortkomingen te gering van betekenis werden geacht om ontbinding te rechtvaardigen.
Het hof heeft de feiten uit het eerdere vonnis van de kantonrechter als uitgangspunt genomen en vastgesteld dat [geïntimeerde] de woning aan verschillende derden heeft gegeven, maar dat deze situaties, waaronder een woningruil en een huisbewaarderschap, niet van zodanige aard zijn dat ze de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigen. Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van [geïntimeerde] niet van voldoende gewicht zijn om de vergaande consequenties van ontbinding te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de kantonrechter, voor zover dat in hoger beroep aan de orde is gesteld, en verklaart Rappange niet ontvankelijk in het hoger beroep tegen het eerdere vonnis van 11 april 2016.
De beslissing van het hof houdt in dat Rappange de kosten van het hoger beroep moet vergoeden aan [geïntimeerde]. Dit arrest is uitgesproken op 13 juni 2017 door de meervoudige burgerlijke kamer van het Gerechtshof Amsterdam.