2.8De door de rechtbank benoemde deskundigen ing. E.A.M. van Waes, ing. P.J.A. Wilders en ing. A.J.W. Rotteveel, hebben in hun gezamenlijk deskundigenbericht van 8 september 2014 het volgende gerapporteerd:
Met een brief van 25 april 2014 werd desgevraagd door Groen Agro Control gemeld dat glyfosaat bij planten niet eenvoudig is terug te vinden (bijlage 8). Glyfosaat of afbraakproducten daarvan laten zich niet eenvoudig detecteren.
Bemerkingen op, en vragen van Kieft over het deskundigen bericht en de antwoorden daarop
Vraag 1:
U heeft op 29 en 30 april 2014 een e-mail gestuurd aan Agrifac en Hoekenga Mechanisatie met zeer relevante vragen ter zake van de vraag hoeveel spuitvloeistof in de tank/spuit achterblijft indien de tank wel goed zou zijn gereinigd en in het geval het niet gereinigd zou zijn. Hiervan heeft u in het rapport geen melding gemaakt. Wilt u toelichten waarom niet en waarom u de antwoorden op uw vragen niet meer relevant heeft geacht?
Antwoord:
Aanvankelijk meenden de deskundigen dat het wellicht mogelijk was om de kwestie aan de hand van technische gegevens van de veldspuit te reconstrueren. Tijdens het verdere onderzoek bleek het de deskundigen dat een dergelijke reconstructie louter theoretisch van aard is en niets zegt over de situatie op 10 april 2010. Een voortschrijdend inzicht heeft ertoe geleid dat de deskundigen hebben besloten om de vraagstelling en het verzoek om advies aan te houden.’
Vraag 2:
De vraag hoeveel restvloeistof in de tank overblijft in geval van voldoende en niet voldoende reiniging is essentieel voor het antwoord op de vraag welke hoeveelheid glyfosaat in dat geval in tank aanwezig zou zijn geweest. Ik verwijs u in dit verband naar het rapport van de heer Roozendaal. Zelfs indien er in het hypothetische geval dat er wel glyfosaat in de tank zou zijn achtergebleven door niet uitgevoerde reiniging, zou er slechts sprake kunnen zijn van een niet noemenswaardige hoeveelheid restant; er zou in dat geval hoogstens sprake kunnen zijn van 212 gram glyfosaat op 700 liter. Dat komt neer op 0,30 gram per liter. Zou een dergelijke geringe hoeveelheid glyfosaat het schadebeeld en de door [geïntimeerde] omschreven schadegevolgen over meerdere jaren hebben kunnen veroorzaakt?
Antwoord:
Glyfosaat is effectief, dat wil zeggen dodelijk voor planten in een dosering van circa 1.000 gram/ha, wat overeenkomt met ca. 3 liter Roundup. Die dosering varieert tussen de verschillende soorten onkruiden, en is ook afhankelijk van stadium. Omdat er van pioenrozen geen proefgegevens zijn kan dit slechts bij benadering worden bepaald. De deskundigen gaan uit van 1000 gram glyfosaat/ha. Bij telers en onderzoekers is bekend dat pioenrozen zeer gevoelig zijn. Voorafgaand aan de Collis bespuiting werd met de betreffende veldspuit per hectare o.a. 4 liter Roundup Max met 350 liter gespoten. Dit komt overeen met een concentratie glyfosaat van 5,5 gram per liter spuitvloeistof, ofwel per ha 1920 gram glyfosaat.
Het niveau van de dosering van glyfosaat waarbij bij pioenrozen geen effect zichtbaar is, is niet bekend. Vanuit de praktijk is evenwel bekend dat bij 10% van een normale dosering herbiciden veelal nog een flink effect waarneembaar is, en dat bij 1% de grens waarbij geen effect zichtbaar is, wordt benaderd. In dit geval betreft het doseringen met glyfosaat. Het verschil tussen Roundup en Roundup Max is verwaarloosbaar.
Indien op het perceel pioenrozen van [geïntimeerde] met een oppervlakte 2 ha een dosering van 10% zou zijn toegepast dan levert dat bij een hoeveelheid van 3 liter Roundup (de 3 60g/l formulering), een hoeveelheid glyfosaat op van 216 gram. Bij een percentage van 1% is dat 22 gram glyfosaat op 2 ha. Ingeval dit wordt vertaald naar de oorspronkelijke hoeveelheid spuitvloeistof bij [geïntimeerde] door Kieft dan komt dit in theorie overeen met een volume van 39 liter, Daarbij wordt uitgegaan van Roundup Max, 450 g/l glyfosaat, een uitgangsdosering van 10 % ofwel 3,9 liter.
Bij de Collis bespuiting werden deze hoeveelheden weer verdund tot 700 à 800 spuitvloeistof, met een concentratie die is in te schatten tussen de 0,3 en 0,03 gram per liter. Door Kieft werd het restvolurne geschat op ca. 20 liter. Dit komt in zijn totaliteit overeen met 6 - 0,6 gram glyfosaat. Deze schattingen liggen in de orde van grootte die de heer overeen ing. M. Roozendaal via een benadering van het restvolume van de veldspuit berekende. Bij degelijke hoeveelheden achten wij schade mogelijk.
Van belang is evenwel de totale hoeveelheid glyfosaat per oppervlakte eenheid. De
concentratie in de spuitvloeistof is van een minder belang.
Vraag 6:
Wilt u ingaan op het feit dat drie deskundigen te weten Roozendaal, Veldboer en Tamis - die allen na de schademelding van [geïntimeerde] in april en mei 2010 ter plaatse zijn geweest - tot de conclusie zijn gekomen dat van een typisch schadebeeld als bekend van glyfosaat geen sprake was? Zij constateerden niet de typische geelwit verkleuring van het nieuwe blad en het uiteindelijke afsterven van het gewas. Dit voor glyfosaat typische schadebeeld omschrijft u ook zelf onder het kopje Roundup in het concept deskundigenbericht op bladzijde 11 van 17. [geïntimeerde] heeft in 2010 zelfs meer takken geoogst dan in 2009.
Antwoord:
De vrij directe afsterving in combinatie met de typische verkleuringen zoals die bij normale doseringen glyfosaat gelden zijn anders bij sub-letale lage doseringen. Indien de dosering laag genoeg is zouden er zelfs helemaal geen symptomen meer zijn, of alleen een groeiremming. Het aantal takken dat [geïntimeerde] in 2010 oogstte was als knop aangelegd in 2009, in een teelt die nog niet volledig vol productief was. Dat verklaart het feit dat in 2010 meer bloemen zijn geoogst dan in 2009.
Zoals beargumenteerd gaat het bij [geïntimeerde] om zeer lage doseringen.
Vraag 11:
Is het denkbaar dat de middelen Metoxuron en procymide de schade hebben veroorzaakt?
Antwoord:
Metoxuron is een fotosyntheseremmer met andere symptomen waarvan geen meerjarige schade bekend zijn. Procymidon is een fungicide dat slechts enkele jaren op de markt was. Gezien het werkingsmechanisme achten de deskundigen het uitgesloten dat deze stof de voorliggende schade kan hebben veroorzaakt.
De schade aan de teelt is naar onze mening veroorzaakt door glyfosaat. Het waargenomen schadebeeld duidt daarop.
Daarnaast wordt door ons op foto’s die in 2010 zijn gemaakt een schadebeeld herkend in de vorm van zwarte stippen of vlekken die duiden op een schade door Spotlight.
Omdat de schade zich op het gehele perceel voordeed kunnen de middelen glyfosaat en Spotlight alleen via een volvelds uitgevoerde bespuiting op het gewas terecht zijn gekomen.
Dat de oorzaak moet worden gezocht in een bespuiting die door [geïntimeerde] zelf is uitgevoerd achten wij niet aannemelijk. [geïntimeerde] beschikt niet over spuitapparatuur waarmee een schade als is opgetreden kan worden verklaard.
Tijdens de winterperiode 2009/2010 is op het perceel weliswaar een bespuiting uitgevoerd met eveneens glyfosaat en carfentrazone (Spotlight), doch daarmee kan de schade niet worden verklaard.
Dat het oppervlaktewater, waarmee de bespuiting op 17 april 2010 is uitgevoerd, verontreinigd is geweest met zowel glyfosaat als Spotlight achten wij weinig waarschijnlijk.
Dat de schade zijn oorzaak vindt in een verontreiniging van de “zwarte ton” is, vanwege het feit dat op het door Kieft bewerkte deel eveneens een schade is ontstaan die duidt op de inwerking van glyfosaat en Spotlight, onmogelijk.
Dat in gewasmonsters geen residu van glyfosaat en carfentrazone (Spotlight) is aangetoond laat zich verklaren doordat glyfosaat of afbraakproducten ervan zich niet eenvoudig laten detecteren. Het middel carfentrazone (Spotlight) wordt snel afgebroken wat ertoe leidt dat sporen ervan bij een lage concentratie evenmin eenvoudig kunnen worden gedetecteerd. Dat geldt ook voor de minerale olie.
Vraag 1
Past het schadebeeld (…) bij een bespuiting met de bestrijdingsmiddelen Roundup Max, Spotlight en minerale olie of is dit schadebeeld het gevolg van andere oorzaken, waaronder begrepen het gebruik van andere dan genoemde bestrijdingsmiddelen? (…)
Antwoord op vraag 1
Het op de ontvangen foto’s zichtbare schadebeeld duidt op de inwerking van glyfosaat en carfentrazone (Spotlight).
Het waargenomen schadebeeld, tijdens de veldinspecties op 13 maart 2014 en 1 mei 2014, duidt op de inwerking van glyfosaat. Het feit dat carfenfrazone (Spotlight) een contactmiddel is verklaart dat dit schadebeeld uitsluitend in 2010 zichtbaar was.
Glyfosaat is daarentegen een systemisch werkende stof die door de plant wordt opgenomen.
Een stof die zich vervolgens niet eenvoudig laat detecteren. Glyfosaat is een middel dat in de plant aanwezig blijft en de plant uiteindelijk te gronde kan richten. Dat bij de pioenrozen ook in 2014 nog een schadebeeld zichtbaar is dat overeenkomt met een schade door glyfosaat kan geheel worden verklaard met de eigenschappen van het middel.
Er zijn geen feiten bekend en er is geen informatie beschikbaar die erop kunnen duiden dat het op de foto’s en in 2014 waargenomen schadebeeld een andere oorzaak heeft dan de inwerking van glyfosaat. Foto’s van 2010 tonen tevens een schade die duiden op de inwerking van Spotlight.
Dat de werkzame stof van Spotlight, carfentrazone, bij het analyseren van gewasmonsters niet is aangetoond laat zich zeer waarschijnlijk verklaren door een concentratie beneden de detectiegrens.
Vraag 2
Is het mogelijk dat een spuitmachine als die welke de [appellante 1] gebruikt en waarin
veronderstellenderwijze restanten van de middelen Roundup Max, Spotligt en minerale olie zijn achtergebleven als gevolg van onvoldoende reiniging de schade heeft veroorzaakt aan de pioenrozen op het veld? (…).
Antwoord op vraag 2
Het is mogelijk dat de opgetreden schade met de bespuiting die op 17 april 2010 door [appellante 1] is uitgevoerd, kan worden verklaard. Immers [appellante 1] heeft voorafgaand aan de bespuiting bij [geïntimeerde] een bespuiting uitgevoerd op een perceel met de middelen glyfosaat, carfentrazone (Spotlight) en minerale olie.
Dat de veldspuit, dat wil zeggen uitsluitend de spuitbomen onvoldoende zijn gereinigd achten wij niet aannemelijk. In dat geval zou bij het gewas pioenrozen een aflopend schadebeeld zichtbaar moeten zijn geweest.
Het feit dat het schadebeeld zich op het gehele perceel openbaarde duidt erop dat zich in de tank van de veldspuit een (restant) spuitvloeistof glyfosaat en carfentrazone (Spotlight) moet hebben bevonden.
Vraag 3
In de zwarte ton zijn tevens na de bespuiting van 17 april 2010 het restant van het verdunde schimmelbestrijdingsmiddel Collis gedeponeerd. In de zwarte ton zijn tevens na de bespuiting van 17 april 2010 de middelen Roundup Max, Spotlight en minerale olie aangetroffen. Is het mogelijk dat genoemde middelen in de zwarte ton zijn aangetroffen als gevolg van de eerdere bespuiting van 16 december 2009 indien de zwarte ton nimmer werd gereinigd? Hoe luidt het antwoord als de zwarte ton wel regelmatig zou zijn gereinigd?
Antwoord op vraag 3
Ingeval in de zwarte ton eerder, zonder reiniging, een restant spuitvloeistof met de middelen glyfosaat en carfentrazone (Spotlight) is gedeponeerd, dan kunnen daarmee de nadien in de ton aangetoonde stoffen glyfosaat en carfentrazone worden verklaard. Ook in geval de ton wel zou zijn gereinigd dan had men nadien de stoffen glyfosaat en carfentrazone kunnen aantonen.
Echter het feit dat het schadebeeld zich op het gehele perceel, dat door [appellante 1] is bewerkt, manifesteerde leidt tot de conclusie dat de rol van “de zwarte ton” in deze niet van belang is.
De zwarte ton kan in theorie hooguit van invloed zijn geweest op de bespuiting die [geïntimeerde] zelf heeft uitgevoerd in de gaaskas met het restant spuitvloeistof dat Kieft in de ton heeft gedeponeerd. Ingeval de zwarte ton verontreinigd is geweest met andere herbiciden dan kan dat gezien de lage hoeveelheden hoogstens minimaal hebben bijgedragen aan de schade die in de gaaskas is ontstaan.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u het schadebeeld van de pioenrozen in gaaskas en wilt u in dit verband
ingaan op het vraagpunt dat de schade aan de pioenrozen op het veld later is opgetreden (na vier dagen) dan de schade aan de pioenrozen in de kas (twee dagen)?
Antwoord op vraag 4
Op ontvangen foto’s is zichtbaar dat de stand van het gewas pioenroos in de gaaskas niet optimaal is. Bij de teelt is sprake van uitval die dateert van vóór de schadedatum.
Dat het schadebeeld zich qua tijdspanne op het veld later openbaarde dan in de gaaskas zou kunnen worden verklaard met het feit dat het microklimaat in de gaaskas anders is dan op het veld. De temperatuur en de luchtvochtigheid zullen in de gaaskas anders zijn. De lichtintensiteit in een gaaskas is lager. Een en ander leidt tot een zachter gewas waardoor een effect door herbiciden eerder zichtbaar wordt, terwijl ook de gevoeligheid van het gewas een rol kan hebben gespeeld.
Daarnaast kan ook de wijze waarop de bespuiting door [geïntimeerde] is uitgevoerd een rol hebben gespeeld. De bespuiting in de gaaskas is handmatig met een spuitkar en spuitlans uitgevoerd.
Een dergelijke wijze van bespuiten is minder nauwkeurig en leidt qua hoeveelheid aan
middelen op het blad tot verschillen.
Vraag 5
Wilt u vaststellen, indien de conclusie is dat de schade aan de pioenrozen op het veld en in de gaaskas al of niet gedeeltelijk werd veroorzaakt door de bespuiting van Kieft en vennoten met de bestrijdingsmiddelen Roundup Max, Spotlight en minerale olie, welke de omvang is van de schade die [geïntimeerde] als gevolg daarvan heeft geleden?
Antwoord vraag 5
In dit stadium is nog geen intensief onderzoek verricht naar de omvang van de schade.
Alvorens het onderzoek naar de omvang van de schade wordt voortgezet ontvangen wij daartoe graag een instructie. Vooruitlopend daarop melden wij dat rekening moet worden gehouden met een schade die kan oplopen tot EUR 1.000.000,00 exclusief btw of meer.
Vraag 6
Voor zover u tot de conclusie komt dat de schade veroorzaakt is door [appellante 1] en de vennoten, kunt u ingaan op de vraag welke maatregelen [geïntimeerde] als redelijk handelend ondernemer had moeten en kunnen nemen ter beperking dan wel beëindiging van de schade?
Antwoord vraag 6
Anno 2014 kan met de kennis van nu worden gesteld dat het uit oogpunt van schadebeperking beter zou zijn geweest indien de teelt in 2011 zou zijn beëindigd. Dat de teelt niet eerder is beëindigd laat zich verklaren door het feit dat de oorzaak ervan op dat moment niet eenduidig werd vastgesteld. Glyfosaat en carfentrazone (Spotlight) als oorzaak werd door betrokken deskundigen niet herkend. [geïntimeerde] is door betrokken deskundigen niet geadviseerd om de teelt uit oogpunt van schadebeperking te ruimen. Ingeval dat wel zou zijn geadviseerd dan is het de vraag of het voor [geïntimeerde] financieel mogelijk was om de teelt af te breken en om op het resterende perceelsgedeelte een nieuwe teelt te starten. Daarnaast geldt dat een vroegtijdig vervangen van de teelt eveneens tot omvangrijk financieel nadeel zou hebben geleid. Een nadeel dat mogelijk het thans ontstane verlies zou kunnen hebben benaderd.
Vraag 7
Geeft het onderzoek u nog aanleiding tot verdere opmerkingen? Zo ja, tot welke?
Antwoord vraag 7
Tenzij het door [geïntimeerde] aangeboden aangebroken fust met Collis gecontamineerd is geweest met zowel glyfosaat als carfentrazone (Spotlight), sluiten de deskundigen niet uit dat de oorzaak van de schade moet worden gezocht in een niet of onvoldoende reiniging van de veldspuit vóór aanvang van de bespuiting op 17 april 2010.’