ECLI:NL:GHAMS:2017:2208

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-004551-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pogingen tot woninginbraak en vrijspraak voor bedrijfsinbraken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte is beschuldigd van meerdere pogingen tot woninginbraak en inbraak in een restaurant. De tenlastelegging omvatte onder andere pogingen tot inbraak in een woning in Joppe en een woning in Amsterdam, evenals een inbraak in een restaurant in Hoorn. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot woninginbraak, maar het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de pogingen tot bedrijfsinbraken. Het hof heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraken in de winkels. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte was ten tijde van de feiten 17 en 18 jaar oud en het hof heeft besloten om het volwassenenstrafrecht toe te passen. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze was verlaagd tot € 0,00 uit angst voor de verdachte. Het hof heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004551-16
datum uitspraak: 26 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 29 november 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684325-15 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
adres: [adres 1]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentie]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 26 april 2015 te Joppe, gemeente Lochem, althans in Nederland, te omstreeks 01.00 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan/bij de [adres 2] ) weg te nemen een of meer voorwerpen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen voorwerp(en) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, over en/of via (het gaas van) een omheining bij voornoemde woning is/zijn geklommen en/of gegaan en/of naar voornoemde woning is/zijn toegegaan, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) (met een voorwerp) een ruit van de serre deur van voornoemde woning heeft/hebben ingeslagen en/of geforceerd en/of (vervolgens) een (ruit en/of een paneel van een) (tussen)deur van voornoemde woning heeft/hebben geforceerd en/of voornoemde woning heeft/hebben doorzocht, zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en);
2:
hij op of omstreeks 08 augustus 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen aan/bij de [adres 3] weg te nemen een of meer goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak op en/of verbreking van een (slot van een) (toegangs)deur van die woning, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s), althans een of meer van hen , met een voorwerp (een slot van) een(toegangs)deur van die woning heeft/hebben geforceerd en/of die woning heeft/hebben doorzocht;
3:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een restaurant (perceel [adres 4] ) heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 400 a 500 euro) en/of een hoeveelheid ossenhaaspuntjes en/of een tas van supermarkt Vomar, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaars 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een deur van voornoemd restaurant;
4 primair:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Hoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit de [winkel 1] (perceel [adres 5] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [winkel 1] en/of [eigenaar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemde Readshop te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), in elk geval alleen, zich naar voornoemde [winkel 1] heeft begeven, waarna hij,verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een breekvoorwerp, althans een hard/scherp en/of zwaar/puntig voorwerp, een deur van voornoemde Readshop heeft/hebben geforceerd;
4 subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een deur en/of deurpost van de [winkel 1] , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [winkel 1] en/of [eigenaar] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een breekvoorwerp, althans een hard/scherp en/of zwaar/puntig voorwerp een deur en/of deurpost van voornoemde [winkel 1] te forceren;
5
primair:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Hoorn, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een snackbar (perceel [adres 6] ) weg te nemen geld en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaars 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemde snackbar te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld/goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), in elk geval alleen, zich naar voornoemde snackbar heeft begeven, waarna hij,verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een stoeptegel, althans een hard/scherp en/of zwaar/puntig voorwerp, (tegen) een raam van voornoemde snackbar heeft/hebben (in)gegooid;
5 subsidiair:
hij op of omstreeks 14 februari 2015 te Hoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in elk geval alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een raam van een snackbar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaars 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met een stoeptegel, althans een hard/scherp en/of zwaar/puntig voorwerp tegen voornoemd raam te gooien;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraken (feiten 3, 4 en 5)

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair ten laste gelegde overeenkomstig het vonnis van de rechtbank kan worden bewezenverklaard.
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep gerefereerd aan het oordeel van het hof ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat uit het dossier niet kan volgen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de pogingen tot inbraak, subsidiair de vernielingen en de voltooide inbraak op 14 februari 2015, nu niet kan worden vastgesteld dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van de strafbare feiten, in de voorbereiding en/of de uitvoering daarvan.
Het hof overweegt hieromtrent – in chronologische volgorde – het volgende.
Feit 5 poging inbraak, subsidiair vernieling [winkel 2]
In de nacht van 14 februari 2015 omstreeks 04:48 uur, zien verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] voor de [winkel 2] in Hoorn staan. Op het moment dat deze verdachten de verbalisanten zien, rennen ze weg. Voor het vernielde raam van de snackbar ligt een baksteen op de grond. Na een achtervolging worden genoemde verdachten om 04.49 uur aangehouden en overgebracht naar het politiebureau. Tijdens de fouillering van de verdachte wordt
€ 100,00 aangetroffen en bij de medeverdachte [medeverdachte] wordt € 405,00 aangetroffen.
Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt niet dat de verdachte degene is geweest die het raam van [winkel 2] heeft vernield, dan wel heeft geprobeerd daar in te breken. De enkele aanwezigheid van de verdachte aldaar en het wegrennen voor de politie is daarvoor onvoldoende. Nu ook overigens bewijs voor enige betrokkenheid bij het ten laste gelegde ontbreekt, acht het hof het onder 5 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Feit 4 poging inbraak, subsidiair vernieling The [winkel 1] en feit 3 inbraak restaurant [eigenaars 1]
In dezelfde nacht van 14 februari 2015 worden de bij [winkel 2] aanwezige verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] aangesproken door een man met de mededeling dat het inbraakalarm van de winkel The [winkel 1] , gelegen aan het [adres 5] in Hoorn, is afgegaan. Uit de aangifte namens The [winkel 1] volgt dat de alarmcentrale omstreeks 05.35 uur heeft gebeld dat het alarm afging. Omdat verbalisant [verbalisant 3] schade aan de deur van de winkel The [winkel 1] waarneemt, kijkt hij of er nog in andere winkels in de omgeving is gepoogd in te breken. Hij ziet dat de deur van het [eigenaars 1] gelegen aan het [adres 4] , is geforceerd. Bij binnenkomst in het restaurant ziet hij dat alle kasten en lades open staan en dat een camera in de hoek van het restaurant is omgebogen. Volgens de eigenaar van het restaurant zou er bij de inbraak naast een geldbedrag van circa € 400,00 à
€ 500,00, ook een Vomar boodschappentas met daarin ossenhaaspuntjes zijn weggenomen. Het hof merkt hierbij reeds op dat de coupures van het gestolen geldbedrag niet overeenkomen met die van het onder de verdachte en de medeverdachte in beslag genomen geldbedrag.
Op de camerabeelden van de Vomar aan het [adres 7] in Hoorn is te zien dat in de nacht van 14 februari 2015 rond 4.12 uur drie mannen richting het station lopen en dat zij om 4.28 uur weer terug lopen. De politie herkent aan de kleding van twee van de drie mannen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] . Op enig moment is een derde onbekende persoon zichtbaar, NN3, die alleen loopt en een Vomar boodschappentas draagt.
In het [eigenaars 1] zijn twee schoenafdrukken aangetroffen. Bij nader onderzoek is geconcludeerd dat één van de schoenafdrukken veroorzaakt is door een Nike sportschoen, maat 44, soortgelijk aan die van de verdachte. Echter kan niet worden vastgesteld of het spoor ook daadwerkelijk door de schoen van de verdachte is veroorzaakt. Een van de andere schoenafdrukken is veroorzaakt door een Nike sportschoen, maat 42, soortgelijk aan die van de medeverdachte [medeverdachte] , maar hiervan kan evenmin worden vastgesteld dat het spoor ook daadwerkelijk door die schoen is veroorzaakt.
Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat in de nacht van 14 februari 2015 tussen 4.00 uur en 5.00 uur de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] met NN3 in Hoorn was. Echter kan niet worden vastgesteld dat de verdachte ook in [eigenaars 1] is geweest. Ook volgt hieruit niet dat de verdachte alleen, dan wel in nauwe samenwerking met NN3 met de Vomar boodschappentas op enigerlei wijze bij de inbraak in het restaurant betrokken is geweest. Nu er ook overigens geen concrete aanknopingspunten zijn daarvoor, zal het hof de verdachte van het onder 3 ten laste gelegde vrijspreken wegens onvoldoende wettig bewijs.
Daarnaast is de enkele omstandigheid dat [winkel 1] gelegen is naast de achterzijde van het [eigenaars 1] onvoldoende om aan te nemen dat de daders die in het restaurant hebben ingebroken tevens degenen zijn geweest die hebben geprobeerd in te breken in [winkel 1] . Derhalve dient de verdachte ook van het onder 4 primair en subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 26 april 2015 te Joppe, gemeente Lochem, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 2] , weg te nemen een of meer voorwerpen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 1] , en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader(s), naar voornoemde woning zijn toegegaan, waarna hij, verdachte, en zijn mededader(s) een ruit van de serredeur van voornoemde woning hebben ingeslagen en vervolgens een tussendeur van voornoemde woning hebben geforceerd zulks terwijl verdachte en zijn mededader(s) zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevonden.
2:
hij op 08 augustus 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning, gelegen aan de [adres 3] , weg te nemen goederen en/of geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] , en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak van een toegangsdeur van die woning, opzettelijk met zijn mededaders, naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en zijn mededaders die woning hebben doorzocht.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Volwassenenstrafrecht
De verdachte was ten tijde van het plegen van het onder 1 bewezen verklaarde zeventien jaar en ten tijde van het onder 2 bewezen verklaarde achttien jaar.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte bij veroordeling moet worden veroordeeld naar het volwassenenstrafrecht met verwijzing naar de wijze waarop de feiten zijn gepleegd, de omstandigheden van de zaken en de persoon van de verdachte.
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep bij pleidooi niet uitgelaten over de toepassing van het minderjarigen- dan wel meerderjarigenstrafrecht.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde als volgt.
Op grond van artikel 77b van het Wetboek van Strafrecht kan de rechter ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, – kort gezegd – toepassing geven aan volwassenenstrafrecht, indien hij daartoe grond vindt in de ernst van het begane feit, de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Bij gelijktijdige berechting van meerdere delicten, deels vóór en deels ná het bereiken van de leeftijd van achttien begaan, zal de rechter een keuze moeten maken voor het door hem toe te passen sanctiestelsel, waarbij de wetgever als hoofdregel heeft aanbevolen toepassing van het sanctiestelsel voor volwassenen, maar in de persoonlijkheid van de verdachte of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan kan grond worden gevonden een jeugdsanctie toe te passen.
De verdachte wenst niet mee te werken aan meerdere persoonlijkheidsonderzoeken waardoor slechts een beperkt beeld van de persoon van de verdachte is verkregen. Derhalve onthouden de onderzoekers zich van een straf en/of behandeladvies ten aanzien van de verdachte.
Het hof is van oordeel dat – gelet op de persoon van de verdachte – er geen contra-indicaties zijn voor het toepassen van het volwassenenstrafrecht. Evenmin is aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen gevonden in de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd.
De omstandigheid dat de verdachte mogelijk een benedengemiddelde intelligentie heeft en nog thuis bij zijn vader woont, maakt het oordeel van het hof niet anders.
Het hof zal de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde derhalve berechten overeenkomstig het volwassenenstrafrecht.
Strafoverweging
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot inbraak in een woning aan de Eikeboomlaan in Joppe gedurende de nachtelijke uren. De verdachte en zijn mededader(s) hebben een ruit van de serredeur ingeslagen en een tussendeur vernield en zijn vervolgens de woning binnengegaan. Toen de eigenaar van de woning hard roepend halverwege de trap was, zijn de verdachten weggerend en er in een auto vandoor gegaan.
De woning is bij uitstek de plek waar iemand zich veilig moet voelen. Door het handelen van de verdachte voelen de bewoners zich niet meer veilig in hun eigen huis. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan. Woninginbraken als deze veroorzaken bij de slachtoffers vaak psychische schade en versterken in de samenleving bestaande gevoelens van onrust en onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot woninginbraak aan de Leeuwendalersweg in Amsterdam. Daarbij hebben de verdachten het glas van de toegangsdeur van het balkon vernield en vervolgens de woning binnen volledig overhoop gehaald. Op het moment van de inbraak waren de bewoners op vakantie. Bij terugkomst in de woning zijn de bewoners erg geschrokken en voelden zij zich niet meer veilig in hun eigen huis. De verdachten hebben met hun handelen blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de woning en de eigendommen van anderen.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting, opgesteld door het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (LOVS). In het onderhavige geval houdt het hof in strafvermeerderende zin rekening met de wijze waarop de woninginbraak in Joppe is gepleegd (door meerdere daders en in de woning aanwezige slapende slachtoffers).
Ook houdt het hof rekening met het feit dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2017, eerder is veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 7.032,61. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 5.832,61. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd, maar de hoogte van de vordering verlaagd tot een bedrag van € 0,00 met als toelichting: uit angst voor de verdachte.
De benadeelde partij heeft de vordering verlaagd tot € 0,00 en het hof is gebonden aan hetgeen de benadeelde partij vordert. Het hof heeft daardoor in het kader van de vordering van de benadeelde partij geen ruimte om de geleden schade te beoordelen. De vordering is daarom niet ontvankelijk. De benadeelde partij kan een vordering tot schadevergoeding alsnog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 57, 63, 77b en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 primair, 4 subsidiair, 5 primair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een zwart stoffen heupjas 5026633.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. N.A. Schimmel en mr. C.M. Degenaar, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 april 2017.
mr. N.A. Schimmel is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[adres 2]