In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van medeplegen van winkeldiefstal op 11 juli 2015 in een Albert Heijn filiaal te Amsterdam. De tenlastelegging betrof het wegnemen van verzorgingsproducten en frisdrank met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting zijn camerabeelden getoond waarop te zien was dat de verdachte samen met twee anderen goederen uit de winkel nam zonder deze af te rekenen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen van de diefstal. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de verdachte schuldig aan de ten laste gelegde feiten. De straf die werd opgelegd bestond uit een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 1 jaar. Het hof weegt de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte mee in de beslissing.