ECLI:NL:GHAMS:2017:2192

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-000106-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van oplichting en verduistering in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van oplichting en verduistering. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld. De verdachte werd beschuldigd van het oplichten van een slachtoffer door te doen alsof hij connecties had bij woningbouwvereniging Stadsgenoot en een woning voor het slachtoffer kon regelen. De verdachte zou het slachtoffer hebben bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van €2000,00. Tijdens de zittingen in hoger beroep is gebleken dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor oplichting. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat de afspraak tussen de verdachte en het slachtoffer niet is nagekomen, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen. Er ontbraken cruciale gegevens over de woningbouwvereniging en de betrokkenheid van een derde persoon, wat het bewijs verder ondermijnde. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de rechtbank en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij zich schuldig had gemaakt aan oplichting of verduistering.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000106-15
datum uitspraak: 13 juni 2017
VERSTEK (raadsman niet gemachtigd)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-657046-12 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
[zonder bekende woon- of verblijfplaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 januari 2016, 15 september 2016 en 30 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair en cumulatief) is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging – voor zover in hoger beroep aan de orde – is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
feit 2.
primair:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 14 oktober 2012 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) van 2000 en/of 2500 euro, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij, verdachte, een woning/woonruimte voor haar kon regelen,
- die [slachtoffer] heeft voorgewend dat hij een vriend heeft ( [vriend] ) die werkzaam is voor een woningbouwvereniging (Stadsgenoot);
- die [slachtoffer] een telefoonnummer heeft overhandigd van die vriend ( [vriend] ), althans van een ander;
- met haar ( [slachtoffer] ) voor het regelen van die woning heeft afgesproken en haar voor die afspraak heeft gevraagd om een uittreksel van de bevolkingsregister en/of een inschrijfformulier van de woningbouwvereniging mee te nemen;
- haar ( [slachtoffer] ) een kopie van het paspoort van die voornoemde vriend ( [vriend] ), althans van een ander, en/of een kopie van verdachtes eigen verblijfsvergunning, althans documenten, heeft getoond/overhandigd;
- die voornoemde vriend ( [vriend] ), althans een ander, (zich voordoende als een medewerker van woningbouwvereniging Stadsgenoot) die [slachtoffer] heeft laten bellen met de mededeling dat zij een woning kon bezichtigen ( [adres] );
- voornoemde [slachtoffer] een woning heeft aangewezen [adres] ;
- en haar heeft medegedeeld dat zij hem, verdachte, voor 100% kon vertrouwen, waardoor [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2012 tot en met 14 oktober 2012, in elk geval op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode, 1 september 2012 tot en met 14 oktober 2012, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (tekens) opzettelijk (een) geldbedrag(en) van 2000 en/of 2500 euro, in elk geval van enig goed, dat/die geheel of ten dele toebeho(ord)e(n)d aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) onder zich had als bemiddelaar van een (huur)woning, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen met aftrek van voorarrest.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 (primair en subsidiair) is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Oplichting:
Op grond van de stukken in het dossier overweegt het hof dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen. In het bijzonder kan de “verfeitelijking” zoals deze in hoger beroep door de toegelaten wijziging tenlastelegging aan het oordeel van het hof is onderworpen – voor zover al te bewijzen – niet worden gekwalificeerd als oplichting.
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de aangeefster op zoek was naar woonruimte. De verdachte heeft volgens de aangeefster gezegd dat hij connecties heeft bij woningbouwverenging Stadsgenoot en een woning voor haar ( [adres] ) via die contactpersoon te kunnen regelen. Hiervoor moest zij een aanbetaling van € 2000,00 doen. Dit bedrag heeft de aangeefster aan de verdachte gegeven.
Hoewel vaststaat dat de aangeefster vervolgens niet de beschikking heeft gekregen over de woonruimte, bevat het dossier onvoldoende informatie om tot een bewezenverklaring van oplichting te komen. In het bijzonder ontbreken gegevens van woningbouwvereniging Stadsgenoot waaruit blijkt dat de aangeboden woning aan de [adres] in haar woningenbestand voorkomt. Verder geeft het dossier geen uitsluitsel over de vraag of de door aangeefster genoemde persoon [vriend] in dienst is van woningbouwvereniging Stadsgenoot en evenmin is onderzoek verricht naar deze [vriend] , diens betrokkenheid bij de feiten en de relatie tussen deze persoon en verdachte.
Gelet op het voorgaande kan niet worden uitgesloten dat de verdachte inderdaad connecties heeft bij woningbouwverenging Stadsgenoot en een woning voor aangeefster ( [adres] ) via die contactpersoon zou (had) kunnen regelen. Aldus ontbreekt het bewijs dat de verdachte een valse naam en/of een valse hoedanigheid heeft aangenomen en/of zich bediend heeft van listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels. Het enkele feit dat de afspraak tussen verdachte en aangeefster kennelijk geen doorgang heeft gevonden is onvoldoende om tot het bewijs van die onderdelen in de tenlastelegging te komen.
Verduistering:
Het voorgaande leidt ertoe dat evenmin voldoende bewijs voorhanden is om tot bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde verduistering te komen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder feit 1 (primair, subsidiair en meer subsidiair en cumulatief) ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder feit 2 (primair en subsidiair) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.L. Leenaers en mr. A.M. Ruige, in tegenwoordigheid van
mr. J.R. Ineke, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 juni 2017.
=========================================================================
[…]