In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, een bedrijf gevestigd te [appellant], had de jaarrekening van het boekjaar 2012 niet uiterlijk binnen 13 maanden na afloop van dat boekjaar openbaar gemaakt. De economische politierechter had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 900, waarvan € 450 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en had de verplichting opgelegd om de jaarrekeningcijfers binnen drie maanden na onherroepelijk worden van het vonnis te deponeren bij de Kamer van Koophandel.
In hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte. Het hof bevestigde het vonnis van de eerste aanleg, met uitzondering van de strafoplegging. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in staat was om de jaarrekening tijdig te publiceren, maar dat er geen meerwaarde was in het opleggen van de verplichting tot publicatie van de jaarrekening over het boekjaar 2012, aangezien de verdachte al aan een publicatieplicht moet voldoen. Het hof besloot om de verplichting tot publicatie van de jaarrekening te laten vervallen.
De op te leggen straf is gebaseerd op artikel 394 van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2) en de Wet op de Economische Delicten. Het hof heeft de geldboete vastgesteld op € 900, waarvan € 450 voorwaardelijk, en bevestigde het vonnis voor het overige. Dit arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2017, waarbij mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus zitting hadden in de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam.