ECLI:NL:GHAMS:2017:2175
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging en bespreking strafmaatverweer in hoger beroep tegen vrijspraak
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 17 augustus 2016 was gewezen. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraak, conform artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 24 mei 2017 gehouden, waarbij de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte, mr. [advocaat], aanwezig waren. De raadsman voerde aan dat de feiten waarvoor de verdachte werd vervolgd, van geringe ernst waren en dat een geldboete voldoende zou zijn. Het hof heeft deze argumenten echter verworpen.
De verdachte had zich schuldig gemaakt aan verduistering van goederen van geringe waarde en had zich bovendien ernstig misdragen in het openbaar vervoer door een conducteur te beledigen en een politiecel onbruikbaar te maken. Het hof oordeelde dat de verdachte geen inzicht had getoond in de ernst van zijn gedrag en geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De opgelegde gevangenisstraf door de politierechter werd door het hof als passend en redelijk beschouwd.
Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de strafmaatoverwegingen die in de uitspraak zijn opgenomen. De beslissing van het hof werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2017, waarbij mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus zitting hadden in de meervoudige strafkamer.