ECLI:NL:GHAMS:2017:2172

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-003027-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot publicatie van de jaarrekening door de feitelijk leidinggevende van een besloten vennootschap

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1950, had niet voldaan aan de wettelijke verplichting om de jaarrekening van zijn besloten vennootschap openbaar te maken binnen de gestelde termijn van twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2012. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als eerder opgelegd door de rechter in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar heeft het verweer van de verdachte besproken.

De verdachte voerde aan dat hij in aanmerking kwam voor vrijstelling van de publicatieplicht op basis van artikel 2:395a van het Burgerlijk Wetboek, omdat zijn onderneming als micro-onderneming zou kwalificeren. Het hof oordeelde echter dat de wet geen algehele vrijstelling van de publicatieplicht biedt, maar slechts de mogelijkheid om een beperkte balans te publiceren. De verdachte had de keuze gemaakt om de jaarrekening van zijn B.V. niet te publiceren, wat in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de rechtsvorm van de besloten vennootschap. Het hof verwierp het verweer van de verdachte en bevestigde het eerdere vonnis.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van feitelijk leidinggevenden van besloten vennootschappen met betrekking tot de publicatie van jaarrekeningen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichtingen. Het hof heeft de zaak behandeld in het kader van het strafrecht en de relevante bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003027-16
datum uitspraak: 7 juni 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 82-102330-15 tegen
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof het in hoger beroep door de verdachte gevoerde verweer zal bespreken.

Bespreking van ter terechtzitting in hoger beroep gevoerd verweer

De verdachte heeft het verweer gevoerd dat hij in aanmerking komt voor vrijstelling van de publicatieplicht van de jaarrekening van zijn bedrijf [bedrijf] , omdat hij voldoet aan de vereisten van artikel 2:395a, eerste lid onder b en c van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Anders evenwel dan de verdachte betoogt, biedt de wet geen mogelijkheid tot een algehele vrijstelling van de publicatieplicht van de jaarrekening. Wel kan een onderneming in aanmerking komen voor het publiceren van een beperkte balans, zoals bedoeld in artikel 2:395a BW. Indien een onderneming hiervoor in aanmerking komt (de zogenaamde micro-onderneming), kan de betreffende onderneming vrijstelling krijgen tot opgave van bepaalde onderdelen van de volledige jaarrekening. Er bestaat ook dan nog steeds een publicatieplicht van de jaarrekening, maar deze is beperkt tot de balansinformatie die ingevolge het derde en vierde lid van artikel 2:395a BW opgesteld dient te worden. [1]
Nog daargelaten of de verdachte voldoet aan de vereisten die in artikel 2:395a eerste lid BW zijn opgenomen, bestaat voor de verdachte als feitelijk leidinggever van [bedrijf] de verplichting opdracht te geven tot het publiceren van de jaarrekening, volledig dan wel verkort. De keuze om de onderneming onder te brengen in een Besloten Vennootschap brengt zowel voordelen als verplichtingen met zich mee. Eén van die verplichtingen betreft het publiceren van de jaarrekening. De verdachte heeft echter de welbewuste keuze gemaakt de jaarrekening van zijn B.V. in het geheel niet te publiceren. Daarmee heeft hij niet voldaan aan de verplichting opdracht te geven aan zijn rechtspersoon om uiterlijk twaalf maanden na afloop van het boekjaar 2012 de jaarrekening op de in het eerste lid van dat artikel voorgeschreven wijze openbaar te maken. Het hof verwerpt het verweer van de verdachte.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2014/15, 34 176, 3, p. 34-36 (Memorie van Toelichting).