ECLI:NL:GHAMS:2017:2169

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 juni 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-002604-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 17 juni 2016 was gewezen. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die was aangeklaagd voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit in de periode van 28 augustus 2012 tot en met 6 november 2012 te Hoofddorp. Het Openbaar Ministerie had in eerste aanleg gevorderd dat de veroordeelde een bedrag van € 24.831,64 aan de Staat zou betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter had deze vordering toegewezen, maar de veroordeelde ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 mei 2017 heeft het hof het dossier bestudeerd en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis waarvan beroep vernietigd moet worden, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen niet zijn uitgewerkt. Het hof heeft vervolgens de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de inhoud van de bewijsmiddelen en het rapport van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM-rapport) uit 2010.

Het hof heeft geconcludeerd dat de veroordeelde door middel van de hennepteelt wederrechtelijk voordeel heeft verkregen en heeft de opbrengst van de hennepplantage geschat op € 26.823,84, na aftrek van kosten komt het wederrechtelijk verkregen voordeel uit op € 24.831,00. Het hof heeft de verplichting opgelegd aan de veroordeelde om dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002604-16 (ontneming)
datum uitspraak: 7 juni 2017
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2016 op de vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
15-710130-14 tegen de veroordeelde
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres] .

Procesgang

Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 24.831,64.
De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 17 juni 2016 -kort gezegd- veroordeeld ter zake van het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit, beide in de periode van 28 augustus 2012 tot en met 6 november 2012 te Hoofddorp.
Voorts heeft de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 17 juni 2016 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.831,64 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemd vonnis.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 24 mei 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg en de door de rechtbank gehanteerde bewijsmiddelen niet zijn uitgewerkt.

Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van € 24.831,64 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel of uit baten van de hennepteelt wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het hof ontleent de schatting van dat op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen.
Het hof heeft bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat mede aansluiting gezocht bij de inhoud van de voordeelsrapportage, met dien verstande dat het hof uitgaat van 1 eerdere oogst.
Het hof heeft bij die vaststelling voorts betrokken de algemene uitgangspunten die door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zijn opgesteld en vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van 1 november 2010 (hierna te noemen: het BOOM-rapport).
Het hof komt tot de volgende berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Opbrengst
Het onderzoek ter terechtzitting bevat geen aanwijzingen voor de in dit geval concreet behaalde opbrengsten van de oogst. Bij gebreke daarvan zal het hof uitgaan van voormeld rapport van BOOM. Hierin worden de volgende kerngetallen gehanteerd:
- indien het aantal planten per vierkante meter onbekend is, wordt uitgegaan van 15 planten per vierkante meter (de mediaan) en de daarbij behorende opbrengst van 28,2 gram per plant;
- indien er geen aanwijzingen zijn voor de opbrengst wordt aangenomen dat de verkoopprijs € 3.280,00 per kilogram bedraagt.
In de kwekerij stonden minimaal 290 planten. Bij een hoeveelheid van 290 planten bedraagt de geldelijke hennep opbrengst bij één oogst:
(290 planten x 28,2 gram =) 8178 gram x € 3,28 =
€ 26.823,84
Kosten
Afschrijvingskosten: € 200,--
Inkoopprijs per stek: € 2,85 x 290 = € 826,50
Variabele kosten: 3,33 x 290 =
€ 965,70 +
Totale kosten:
€ 1.992,20
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee (afgerond) op € 26.823,84 - € 1.992,20 =
€ 24.831,00.
Verplichting tot betaling aan de Staat
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 24.831,00.

Toepasselijk wettelijk voorschrift

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
24.831,00 (vierentwintigduizend achthonderdeenendertig euro).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 24.831,00 (vierentwintigduizend achthonderdeenendertig euro).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.D.R.M. Boumans, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 juni 2017.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.