ECLI:NL:GHAMS:2017:2168

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 mei 2017
Publicatiedatum
13 juni 2017
Zaaknummer
23-004657-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met zelfscan in supermarkt en de voltooiing van de wegnemingshandeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van winkeldiefstal van levensmiddelen bij de Albert Heijn, waarbij zij gebruik maakte van de zelfscan. De tenlastelegging betrof het wegnemen van goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening op 26 mei 2016. Het hof oordeelde dat de wegnemingshandeling was voltooid op het moment dat de verdachte op 'continue' drukte bij de betaalzuil, wat betekende dat zij de niet gescande producten zonder betaling had willen meenemen. Het hof verwierp het verweer van de raadsman dat er geen wettig bewijs was voor de diefstal, en concludeerde dat de verdachte zich feitelijk de heerschappij over de niet gescande producten had verschaft. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal en kreeg een geldboete van € 200,00 opgelegd, met de mogelijkheid van 4 dagen hechtenis bij niet-betaling. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen waren.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004657-16
datum uitspraak: 30 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-110355-16 tegen
[naam]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
adres: [geboorteplaats] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman mr. [advocaat] , advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 26 mei 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enig(e) levensmiddel(en), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 26 mei 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen enige levensmiddelen toebehorende aan de Albert Heijn.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft betoogd dat er geen wettig en overtuigend bewijs is voor het wederrechtelijk wegnemen van de goederen. Op het moment dat er bij de betaalzuil van de zelfscan de vraag ‘doorgaan’ wordt gesteld, heeft er nog geen controlemoment en nog geen betaling plaatsgevonden.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld:
- de verdachte maakte op 26 mei 2016 gebruik van de zelfscan bij de Albert Heijn te Amsterdam;
- dit was de tweede keer dat de verdachte gebruik maakte van de zelfscan bij deze supermarktketen;
- zij had 16 producten in haar winkelmandje liggen nadat zij de zelfscan had teruggehangen in de houder op het zelfscanplein;
- bij de betaalpaal heeft de verdachte op de optie ‘continue’ gedrukt om af te kunnen rekenen;
- nadat de verdachte op ‘continue’ had gedrukt, ging er een lamp boven de betaalpaal branden en kwam er een medewerkster een controle uitvoeren;
- verdachte bleek 8 van de 16 producten in haar winkelmandje niet te hebben gescand.
Het hof overweegt dat de verdachte op het moment dat zij op ‘continue’ drukte de beslissing nam om de niet door haar gescande producten niet te betalen. Immers, zoals blijkt uit de tot de stukken van het dossier behorende bijlage van het landelijk aangifteformulier winkeldiefstal bij supermarkten van Albert Heijn met een zelfscan, is een klant die gebruik maakt van de zelfscan op de hoogte gesteld van en akkoord gegaan met de instructies en voorwaarden die Albert Heijn aan het gebruik van de zelfscan heeft verbonden. Uit de genoemde bijlage blijkt voorts dat bij de betaalpaal op het zelfscanplein zowel in de Nederlandse als de Engelse taal wordt gevraagd:
“heeft u alles kunnen scannen? Druk dan op doorgaan. Zo niet, vraag om assistentie. U dient alle artikelen afzonderlijk te scannen, alvorens u afrekent bij de betaalpaal.”Nu de verdachte ondanks de voor haar op het zelfscanplein zichtbare uitleg en instructies, op ‘continue’ heeft gedrukt, terwijl een aanzienlijk deel van de producten die zij in haar winkelmand had gelegd niet was gescand, is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat het oogmerk van de verdachte was gericht op het wegnemen van de niet gescande producten. Op dat moment heeft de verdachte zich een zodanig feitelijke heerschappij over de producten verschaft dat de wegneming van de niet gescande producten als voltooid kan gelden. Dat de verdachte de betaaltransactie nog niet had afgerond doet daar niet aan af. Immers door op ‘continue’ te drukken zou de verdachte, na betaling van de producten die zij wel had gescand, de winkel met de niet-gescande producten zonder betaling hebben kunnen verlaten. Enkel omdat buiten de invloedsfeer van de verdachte een controle werd geïnstigeerd, is het verlaten van de winkel door de verdachte met de niet betaalde ongescande producten verhinderd. Voor een voltooide diefstal is niet vereist dat de goederen aan het zicht van de rechthebbende zijn onttrokken. De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat zij veel aan haar hoofd had en daarom was vergeten producten te scannen, acht het hof niet aannemelijk, gelet op haar tegenstrijdige verklaringen afgelegd ten overstaan van de aangever en de politie hieromtrent en op de relatief grote hoeveelheid goederen die niet waren gescand. Hieruit volgt tevens dat het hof de raadsman niet volgt in zijn stelling dat de verdachte wegens gebrek aan controlemomenten de producten niet heeft gescand.
Het hof verwerpt het verweer.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 200,00 met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, subsidiair 4 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Daarmee heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van het betreffende winkelbedrijf. Winkeldiefstallen zijn hinderlijke feiten, die de bedrijfsvoering verstoren en schade teweegbrengen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 2 mei 2017 is zij niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij winkeldiefstal pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt als straf een geldboete van € 200,00 genoemd voor
first offenders. Bijzondere omstandigheden die tot matiging van de op te leggen straf aanleiding moeten gegeven, zijn het hof niet gebleken.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 27 mei 2016 onder CJIB nummer 3132542002613771.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van € 50,00 per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. A.M.P. Geelhoed en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. A.T. de Muinck - Dezentje, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 30 mei 2017.