Uitspraak
1.hij op of omstreeks 26 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.387,6 gram, in elk geval een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.hij op of omstreeks 26 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, (een) afbeelding(en), te weten twee filmbestanden en/of een gegevensdrager bevattende een afbeelding(en), te weten een smartphone (merk Samsung) heeft ingevoerd en/of in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeelding(en) (telkens) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - (telkens) bestonden uit:
1.hij op 26 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 3.387,6 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
2.hij op 26 september 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een gegevensdrager - een smartphone bevattende afbeeldingen - heeft ingevoerd en in bezit heeft gehad, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken, welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
schijnbaarzijn betrokken, moet met kracht worden bestreden vanwege de in negatieve zin stimulerende werking die van dergelijke afbeeldingen uitgaat. Het hof tekent echter aan dat, mede gelet op het relatief geringe aantal films dat de verdachte in bezit heeft gehad, de op te leggen straf nagenoeg geheel is bepaald door de aard en de ernst van het onder 1 bewezen geachte en de recidive van de verdachte.
gevangenisstrafvoor de duur van
33 (drieëndertig) maanden.
onttrekking aan het verkeervan het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
teruggaveaan de verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: