ECLI:NL:GHAMS:2017:2146

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
12 juni 2017
Zaaknummer
200.206.620/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer inzake ontvankelijkheid klacht

In deze zaak heeft klager op 3 januari 2017 een beroepschrift ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in Arnhem-Leeuwarden van 2 december 2016, waarin zijn klacht tegen de notaris ongegrond werd verklaard. De notaris heeft op 31 januari 2017 een verweerschrift ingediend. De zaak is behandeld op 4 mei 2017, maar zowel klager als de notaris zijn niet verschenen. Het hof heeft de stukken van de eerste instantie bestudeerd en geconcludeerd dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Dit is gebaseerd op het feit dat het beroepschrift te laat is ingediend, namelijk op 3 januari 2017, terwijl de beroepstermijn op 2 januari 2017 eindigde. Klager voerde aan dat de postdienst op 30 december 2016 beperkte dienstverlening had, maar het hof oordeelde dat dit onvoldoende was om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het hof benadrukte het belang van duidelijkheid over rechtsmiddeltermijnen en dat deze strikt moeten worden nageleefd. Uiteindelijk verklaarde het hof klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 2 december 2016.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.206.620/01 NOT
nummer eerste aanleg : C/05/305778/ KL RK 16-79
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 6 juni 2017
inzake
[naam],
wonend te [plaats],
appellant,
tegen
mr. [naam],
notaris te [plaats],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant (hierna: klager) heeft op 3 januari 2017 een beroepschrift - met bijlage - bij het hof ingediend tegen de beslissing van de kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de kamer) van 2 december 2016 (ECLI:NL:TNORARL:2016:67). De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van klager tegen geïntimeerde (hierna: de notaris) op beide onderdelen ongegrond verklaard.
1.2.
Van klager is op 17 januari 2017 een aanvullend beroepschrift ontvangen waarin klager is ingegaan op de ontvankelijkheid van zijn hoger beroep.
1.3.
De notaris heeft op 31 januari 2017 een verweerschrift bij het hof ingediend.
1.4.
De zaak is, voor zover het betreft de ontvankelijkheid van klager in zijn hoger beroep, behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 4 mei 2017. Klager is niet verschenen. De notaris is eveneens niet verschenen, hetgeen hij vooraf had aangekondigd.

2.Stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

3.1.
Aan klager is een afschrift van de beslissing van de kamer van 2 december 2016 als bijlage bij een aangetekende brief van het secretariaat van de kamer van diezelfde datum toegestuurd.
3.2.
Ingevolge artikel 107 lid 1 van de Wet op het notarisambt diende het hoger beroep binnen dertig dagen na de dag van verzending van de onder 3.1. bedoelde brief te zijn ingesteld. De beroepstermijn eindigde op maandag 2 januari 2017. Nu het beroepschrift van klager, waarin hij te kennen geeft zich niet met de uitspraak van de kamer te kunnen verenigen, op 3 januari 2017 bij het hof is ingekomen, is dit niet tijdig geschied.
3.3.
Op het uitgangspunt dat in het belang van een goede rechtspleging duidelijkheid moet bestaan over het tijdstip waarop een termijn voor het aanwenden van een rechtsmiddel aanvangt en eindigt, en dat aan rechtsmiddeltermijnen strikt de hand moet worden gehouden, kan slechts onder bijzondere omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Het is aan klager om bijzondere omstandigheden aan te voeren op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
Klager heeft in zijn aanvullend beroepschrift het navolgende meegedeeld. “Mijn beroep heb ik ingesteld binnen de daarvoor aangewezen termijn, maar de Post beperkte op 30 december de dienstverlening en sloot de brievenbussen af. Vandaar dat mijn schrijven u pas enkele dagen later bereikte.”
Hetgeen door klager is aangevoerd, acht het hof onvoldoende om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Niet valt in te zien waarom klager er niet voor had kunnen zorgdragen dat het beroepschrift binnen de beroepstermijn bij het hof zou inkomen, te meer omdat het beroepschrift van klager gedateerd is 27 december 2016.
3.4.
Op grond van het bovenstaande moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.5.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 2 december 2016.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.D.R.M. Boumans, C.H.M. van Altena en M. Bijkerk en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2017 door de rolraadsheer.