Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3. Huurder zal ervoor zorgdragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.
6. Het is huurder verboden het gehuurde - al dan niet tijdelijk - in zijn geheel onder te verhuren of aan derden ter voortdurende bewoning af te staan (…).”
3.Beoordeling
grief 1voert [appellant] aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat Eigen Haard voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vordering. [appellant] stelt dat er geen spoedeisend belang (meer) is, aangezien de hennepkwekerij inmiddels is ontmanteld en [X] niet meer in het gehuurde woont. Omdat er geen sprake (meer) is van een risicovolle situatie of overlast, dit het enige ernstige incident is dat zich heeft voorgedaan sinds [appellant] de woning in 2005 is gaan huren en hij geen huurachterstand heeft, doet zich hier naar de mening van [appellant] niet de situatie voor dat van Eigen Haard niet kan worden gevergd dat zij een bodemprocedure afwacht.
grief 2betwist dat het gehuurde is gebruikt voor bedrijfsmatige hennepteelt, zoals Eigen Haard stelt. Het hof zal in dit kader, evenals de kantonrechter, aansluiting zoeken bij de Aanwijzing Opiumwet (Stcrt. 2015, 539) (hierna: de aanwijzing). Blijkens de aanwijzing speelt bij het vaststellen of al dan niet sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt een rol:
grief 4heeft betoogd, is het naar het oordeel van het hof boven redelijke twijfel verheven dat de bodemrechter tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde zal overgaan. Dit betekent dat de vordering van Eigen Haard terecht, vooruitlopend op die eventuele bodemprocedure, is toegewezen. Een afweging van de belangen van partijen, waaronder het door [appellant] in
grief 5gestelde woonbelang, leidt niet tot een ander oordeel. Dat toewijzing van een vordering tot ontruiming een definitief karakter en verstrekkende gevolgen heeft, leidt daartoe evenmin. Grieven 4 en 5 zijn dus ook tevergeefs voorgesteld.