2.3.Voor het overige zijn de door de rechtbank als vaststaand aangemerkte feiten in hoger beroep niet in geschil en binden zij dus ook het hof. Voor zover in dit hoger beroep relevant en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de vaststaande feiten neer op het volgende.
( i) [appellant] is geboren in 1941. Hij is werkzaam geweest als freelance fotograaf.
(ii) In de jaren negentig van de vorige eeuw is [appellant] vermogen gaan beleggen via Theodoor Gilissen. Nadat [appellant] had laten weten dat hij overwoog zijn beleggingsrelatie met Theodoor Gilissen te beëindigen, heeft Theodoor Gilissen op 15 augustus 1997 een beleggingsvoorstel gedaan, op basis van de in dat voorstel concreet beschreven financiële positie van [appellant] . Volgens het voorstel zou een portefeuille worden opgebouwd die door Theodoor Gilissen zou worden beheerd, en die zou zijn gericht op vermogensgroei op langere termijn, met een gemiddelde risicoacceptatie en volgens de beleggingsfilosofie van Theodoor Gilissen. Naast deze beheerportefeuille zou een daarvan geheel los staande adviesportefeuille worden samengesteld. Nadat [appellant] op dit voorstel had gereageerd, hebben Theodoor Gilissen en [appellant] op 7 november 1997 een vermogensbeheerovereenkomst gesloten waarin staat dat met de beheerportefeuille vermogensgroei op langere termijn wordt beoogd, met bandbreedtes voor zakelijke waarden op de lange termijn tussen 60% en 90%. Vervolgens zijn naar de beheerrekening effecten overgeboekt met een waarde van circa fl. 1.250.000.
Daarnaast bestond tussen partijen een beleggingsadviesrelatie met een adviesportefeuille.
(iii) In een gesprek op 17 december 1998 is aan de orde geweest dat [appellant] aandelen Fortis Amev zou overboeken naar de beheerportefeuille, waarna deze richting de modelportefeuille zou worden getransformeerd. Het aandeel van de zakelijke waarden in de beheerportefeuille zou tussen de 70% en 100% komen te liggen. De vastrentende waarden zouden geen onderdeel meer uitmaken van de vermogensbeheerportefeuille.
(iv) Op 26 augustus 2002 hebben [appellant] en Theodoor Gilissen met elkaar gesproken over de financiële situatie van [appellant] , en als doel geformuleerd dat diens financiële problemen op korte termijn werden opgelost. In het verslag van dit gesprek wordt gesignaleerd dat [appellant] nog maar een belegbaar vermogen heeft van € 400.000, waar een uitgavenpatroon tegenover staat van € 200.000 per jaar. Aan [appellant] is geadviseerd zijn uitgaven drastisch te reduceren en, mede in verband met de compensabele verliezen in zijn onderneming, voor inkomsten uit arbeid te zorgen. [appellant] zelf heeft geconcludeerd dat hij eerst zijn woning te [plaats 1] moest verkopen en daarna zijn huis te [plaats 2] .
( v) Bij fax van 15 oktober 2002 heeft [appellant] Theodoor Gilissen bericht dat zijn accountant zich de vraag stelt of het rechtvaardig is dat Theodoor Gilissen [appellant] de ontstane situatie volledig aanrekent, terwijl Theodoor Gilissen de situatie heeft zien ontwikkelen tot wat ze is. Volgens [appellant] verleende hij voldoende dekking voor zijn schulden door de vestiging van een recht van hypotheek ten laste van zijn woning te [plaats 1] , de verkoop van zijn huis in [plaats 2] en de overboeking van ongeveer 5500 aandelen Fortis. Bovendien zou [appellant] zijn inkomsten verhogen door de fotografie weer meer actief te gaan uitoefenen.
(vi) Op 25 oktober 2002 heeft [appellant] een inventarisatieformulier van Theodoor Gilissen ingevuld. In dat formulier verklaart [appellant] dat hij een diepgaande kennis van aandelen heeft, dat hij meer dan drie jaar ervaring heeft met beleggingen in aandelen, dat hij zijn portefeuille per kwartaal bekijkt, dat hij bereid is een hoog risico te nemen met het oog op een zo hoog mogelijk rendement, dat hij rustig afwacht als de waarde van zijn portefeuille in een jaar met meer dan 30% daalt, dat hij bij langdurige daling van de waarde van zijn aandelen vaker zal overleggen met zijn adviseur, dat hij met geleend geld belegt om op die wijze extra rendement te behalen en dat hij met zijn beleggingen substantiële groei beoogt. Een beslissing over een wijziging van de samenstelling van zijn portefeuille naar meer offensief met meer neerwaarts risico, zou [appellant] laten afhangen van het advies daarover. Zijn beleggingshorizon was meer dan tien jaar, en [appellant] was erg afhankelijk van zijn belegd vermogen om in zijn levensonderhoud te voorzien. Ander inkomen had [appellant] niet, en hij belegde tussen de 25% en 50% van zijn voor belegging beschikbaar vermogen bij Theodoor Gilissen. Op basis van deze antwoorden en van de eerder met hem gemaakte afspraken heeft Theodoor Gilissen [appellant] op 3 december 2002 bericht dat zijn beleggingsprofiel was bepaald op 20% obligaties en/of liquiditeiten en 80% aandelen (offensief).
(vii) In haar brief van 27 oktober 2003 heeft Theodoor Gilissen afspraken vastgelegd die strekten tot een verbetering van de financiële positie van [appellant] , te weten de overdracht van zijn aandeel in een gemeenschappelijke eigendom met zijn broers aan een van de andere mede-eigenaars, verkoop van de woning te [plaats 2] , verkoop van certificaten Fortis, omzetting van zijn schuld aan Theodoor Gilissen van ca. € 740.000 in een schuld met vast karakter, en eventuele verkoop van zijn woning te [plaats 1] als in 2004 de fotografie-inkomsten niet van de grond kwamen.
(viii) In november 2004 is de moeder van [appellant] overleden. [appellant] erfde daardoor aandelen Fortis en een aandeel in de woning van zijn moeder.
(ix) Bij e-mail van 21 april 2005 heeft [appellant] opdracht gegeven om zijn beheerportefeuille zo spoedig mogelijk af te bouwen, waartoe [appellant] onder meer aanvoerde dat de resultaten van deze portefeuille bijzonder teleurstellend waren. Een dag later heeft [appellant] deze opdracht ingetrokken.
( x) Bij brief van 30 augustus 2005 heeft Theodoor Gilissen een beleggingsvoorstel aan [appellant] gedaan. In dit voorstel staat dat de beleggingsdoelstelling van [appellant] is het genereren van inkomsten die nodig zijn voor het voorzien in zijn levensonderhoud à ten minste € 70.000 per jaar, bij een middellange beleggingshorizon (vijf tot tien jaar). Er werd een defensief profiel dan wel een gematigd defensief profiel voorgesteld. [appellant] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
(xi) Eind 2005 had [appellant] in zijn beheerportefeuille € 550.000 à € 600.000 belegd.
(xii) Medio 2006 heeft [appellant] zijn debetstand bij Theodoor Gilissen vergroot teneinde de aankoop van een woning/kantoor voor zijn zoon te kunnen financieren.
(xiii) Vanaf 2007 heeft Theodor Gilissen belegd in hedge funds en feeder funds (door Theodor Gilissen ‘alternative equity’ genoemd) en in vastrentende waarden (door Theodor Gillissen aangeduid met de term ‘alternative fixed income’).
(xiv) In een verslag van een gesprek van 12 oktober 2007 wordt de financiële positie van [appellant] beschreven. In het verslag staat ook dat Theodoor Gilissen verschillende adviezen aan [appellant] heeft verstrekt die [appellant] niet of niet zonder meer wil opvolgen en dat het niet tot een (goed) gesprek is gekomen over het risicoprofiel van [appellant] in relatie tot zijn onttrekkingen.
(xv) Op 29 februari 2008 hebben [appellant] en Theodoor Gilissen met elkaar gesproken over het terugbrengen van de debetstand in de beheerportefeuille, de onttrekkingen door [appellant] , de noodzaak om een goede financiële planning te maken, de verslechterde marktomstandigheden, de onwenselijkheid van de omvangrijke positie van [appellant] in Fortis-stukken, de noodzaak om het vermogen minder risicovol te beleggen in verband met de financiële behoefte van [appellant] , en het huis in [plaats 2] . Deze onderwerpen zijn ook besproken op 25 maart 2008, en voorts is besproken dat er geen verbetering in de financiële situatie van [appellant] was opgetreden. Opnieuw is [appellant] geadviseerd een financiële planning tot stand te brengen.
(xvi) In een verslag van een gesprek van 26 juni 2008 staat dat er volgens de zogenaamde “potjestheorie” meer vermogen in de beheerportefeuille belegd had moeten worden tegen een nader te bepalen risicoprofiel, en minder in de adviesportefeuille, en dat er meer liquiditeiten hadden moeten worden aangehouden. Volgens het verslag begreep [appellant] dat, maar voelde hij niet voor een grotere beheerportefeuille omdat hij betwijfelde dat Theodoor Gilissen een goed beleid voerde. Ook is volgens het verslag weer gesproken over de verkoop van de woning in [plaats 2] .
(xvii) In de beheerportefeuille heeft [appellant] per saldo in de periode van 2005 tot begin 2012 een verlies geleden van ongeveer € 200.000.
(xviii) Bij brief van maart 2011 heeft [appellant] zich er jegens Theodoor Gilissen over beklaagd dat de beheerportefeuille te risicovol belegd is geweest, wat niet zou passen bij het feit dat hij van dit vermogen moet leven. Het feit dat de risico’s zich hebben gerealiseerd en zijn vermogen zeer aanzienlijk is verminderd, zou [appellant] hebben genoodzaakt zijn woning te [plaats 1] te verkopen.
(xix) In april 2012 is de relatie tussen partijen beëindigd.