Uitspraak
1.[A] ,
[B],
[C],
mr. M.M.J. Arts, kantoorhoudende te Groningen,
mr. P. van Rossum, kantoorhoudende te Emmen,
mr. P. van Rossum, kantoorhoudende te Emmen.
Het verloop van het geding
- verzoekers ieder afzonderlijk met [A] , [B] en Welling en gezamenlijk met [G c.s.] ;
- verweerster met [D] ;
- belanghebbende met [E] en haar enig bestuurder en aandeelhouder [F] met [F] .
2.De feiten
een aanzienlijk bedrag” van hun inleg voor de aandelen van in totaal € 75.000 terug te krijgen.
Notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van [D] , gevestigd te Emmen, gehouden op woensdag 28 november 2015 (…)” staat naast de afgedrukte lijst aanwezigen – onder wie verzoekers – in handschrift het volgende:
t/m april 2015 in dienst. Vanafjuliaugustus 2015 geen contact meer. Dat ze op de algemene vergadering zijn komt ongeloofwaardig over.”
3.De gronden van de beslissing
kopievan de complete boekhouding van de vennootschap is onredelijk. Anders dan [G c.s.] stellen zijn er algemene vergaderingen van aandeelhouders gehouden. Bovendien vond vrijwel ieder zaterdagmorgen een werkoverleg plaats waarbij [F] , [G c.s.] , de boekhouder [M] en de bedrijfsleider geregeld aanwezig waren. Tijdens die (informele) overleggen werd de uitvoering, financiën en planning van de projecten besproken, waaronder het aantal in te huren manuren, en werd de tariefstelling afgestemd. Daarnaast kregen [G c.s.] van de boekhouder de jaarstukken uitgereikt dan wel mochten zij die kopiëren. De jaarrekeningen zijn telkens vastgesteld en gepubliceerd. Notulen van algemene vergaderingen zijn de aandeelhouders toegestuurd. [G c.s.] hadden zo volledig inzicht in de administratie, waartoe zij bovendien ook fysieke toegang hadden. Het bestaan van spookfacturen wordt betwist. [G c.s.] hebben lange tijd geen oog gehad voor de achterblijvende omzetten en de oplopende kosten. De toenemende schuldenlast is ontstaan door toedoen van [G c.s.] , aangezien zij zelf te veel kosten hebben gemaakt door inhuur van personeel, terwijl daar onvoldoende omzet tegenover stond. Zustervennootschappen hebben moeten bijspringen om de vennootschap voor een faillissement te behoeden.
notulen”, zoals aangehaald in 2.7, ten onrechte vermelden dat [G c.s.] ter vergadering van 28 oktober 2015 – zo die al gehouden is – aanwezig waren, gelet op de handgeschreven toevoeging. Verweerster heeft ter zitting desgevraagd geen afdoende andersluidende verklaring voor die bewuste opmerking kunnen geven, zodat het er vooralsnog voor moet worden gehouden dat de handgeschreven toevoeging niet overeenstemt met de werkelijkheid. Het is daarbij ook de vraag of de algemene vergaderingen van 5 september 2012 en 28 oktober 2015 daadwerkelijk zijn gehouden. Een en ander draagt bij aan het oordeel dat er gegronde redenen zijn voor twijfel aan een juist beleid en een juiste gang van zaken van [D] .
omdat dat waarschijnlijk toch weer niets zou opleveren”) geen gebruik heeft gemaakt. Daarbij komt dat een enquêteprocedure aanzienlijke kosten voor de vennootschap zal meebrengen, terwijl die een fors negatief eigen vermogen heeft en de ondernemingsactiviteiten van de vennootschap in 2015 zijn beëindigd. Een afweging van deze belangen in onderlinge samenhang bezien leidt ertoe dat het verzoek zal worden afgewezen.