ECLI:NL:GHAMS:2017:2082

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
13/698869-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid openbaar ministerie in vordering tot opheffing schorsing voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017. De rechtbank had de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte, geboren in 1996. De verdachte was op 18 april 2017 aangehouden wegens overtreding van de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de vordering van de officier van justitie onder artikel 82 van het Wetboek van Strafvordering valt, waarin geen tijdsbepaling is opgenomen voor het indienen van de vordering. Hierdoor heeft de rechtbank ten onrechte de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Het hof heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank Amsterdam voor verdere inhoudelijke behandeling van de vordering. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft bepaald dat de zaak opnieuw door de rechtbank moet worden behandeld.

Uitspraak

13/698869-16
GERECHTSHOF AMSTERDAM,
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RAADKAMER
BESCHIKKINGin raadkamer op het hoger beroep van de officier van justitie in de zaak van
[naam 1] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [adres]
tegen de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017, houdende de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.

De feiten en de rechtsgang

Het hof heeft kennis genomen van de akte van de griffier van de rechtbank Amsterdam van 24 april 2017, waarbij door de officier van justitie hoger beroep is ingesteld van voormelde beschikking van die rechtbank.
Het hof heeft gezien de beschikking waarvan beroep en heeft kennis genomen van de stukken betrekking hebbend op de voorlopige hechtenis van de verdachte en heeft gehoord de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door diens raadsman, mr. [advocaat] .

De beoordeling

Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat de verdachte op 18 april 2017 ter zake van overtreding van – kort gezegd – de Opiumwet is aangehouden. Gelet hierop valt de door de officier van justitie gedane vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis onder het bepaalde in artikel 82 Sv. In dat betreffende artikel wordt – anders dan in artikel 84 Sv - geen tijdsbepaling aangegeven waarbinnen de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis moet worden ingediend. Gelet hierop heeft de rechtbank ten onrechte de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering. Het hoger beroep is derhalve gegrond. Het hof zal gelet op het bepaald in artikel 86, eerste lid Sv de zaak terugwijzen naar de rechtbank Amsterdam om verder inhoudelijk op de vordering te beslissen.

13.698869-16

De beslissing

Het hof:
VERNIETIGT de beschikking waarvan beroep.
WIJST TERUG voor de inhoudelijke behandeling bij de rechtbank Amsterdam.
Deze beschikking is gegeven op 17 mei 2017 in raadkamer van dit hof door
mr. M. Iedema, voorzitter,
mrs. N.R.A. Meerbeek en M.R. Cox, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.A.M. Borg als griffier.
De advocaat-generaal bij dit gerechtshof brengt vorenstaande beschikking ter kennis van de verdachte.
Amsterdam, 17 mei 2017,
de advocaat-generaal