ECLI:NL:GHAMS:2017:2072
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van de incidentele vordering tot tussenkomst in een civiele procedure met betrekking tot borgstellingen en hypotheken
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, is [appellante] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], haar echtgenoot [X], en ABN AMRO BANK N.V. [appellante] heeft een vordering ingesteld tegen ABN AMRO, waarbij zij stelt dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [X]. [X] heeft borgstellingen afgegeven voor leningen die door ABN AMRO aan vennootschappen zijn verstrekt, en er is een hypotheek gevestigd op de woning van het echtpaar. Na het faillissement van [X] heeft ABN AMRO hem aangesproken voor een aanzienlijk bedrag, wat leidde tot een rechtszaak.
In het hoger beroep heeft [X] een incidentele conclusie ingediend om als tussenkomende partij in de procedure te worden toegelaten. Hij stelt dat hij belang heeft bij de tussenkomst, omdat de vordering van [appellante] op ABN AMRO aan hem is gecedeerd. ABN AMRO heeft zich op het standpunt gesteld dat de tussenkomst moet worden toegewezen voor de vordering in conventie.
Het hof heeft geoordeeld dat [X] voldoende belang heeft bij zijn verzoek tot tussenkomst, aangezien hij stelt dat de vordering door [appellante] aan hem is gecedeerd. Het hof heeft de incidentele vordering tot tussenkomst toegewezen en de zaak verwezen naar de rol voor verdere procedurele stappen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.