ECLI:NL:GHAMS:2017:1949
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- C.M. Aarts
- G.C. Boot
- I.A. Haanappel-van der Burg
- Rechtspraak.nl
Toezegging in het kader van een affectieve relatie en de afwijzing van vorderingen tot terugbetaling op grond van dwaling of bedrog
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. [appellante] had een vordering ingesteld tegen [geïntimeerde] tot betaling van € 15.000,- per maand, met terugwerkende kracht vanaf augustus 2009, op basis van een veronderstelde overeenkomst die zou zijn gesloten ten tijde van de aankoop van een woning. [geïntimeerde] had in het verleden financiële ondersteuning geboden aan [appellante], maar stelde dat deze betalingen voortvloeiden uit een affectieve relatie en niet uit een juridische verplichting. De rechtbank had de vorderingen van [appellante] en de reconventionele vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een rechtsgeldige overeenkomst. Het hof bevestigde deze beslissing en oordeelde dat de toezeggingen van [geïntimeerde] niet als afdwingbare verbintenis konden worden aangemerkt, maar eerder als een uiting van vrijgevigheid in het kader van hun relatie. Het hof concludeerde dat de beëindiging van de relatie ook leidde tot het verval van eventuele vorderingsrechten van [appellante]. De grieven van beide partijen werden verworpen en het vonnis van de rechtbank werd bekrachtigd.