In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2015. De verdachte, geboren in 1989, was beschuldigd van medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten vonden plaats op 24 maart 2013 in Diemen, waar de verdachte samen met medeverdachten een slachtoffer tegen diens wil in een auto heeft geduwd en daarbij geweld heeft gebruikt. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek ter terechtzitting op 13 oktober 2016 en 12 april 2017. De raadsvrouw van de verdachte heeft gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de vrijheidsberoving. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte actief heeft meegewerkt aan de pogingen van medeverdachten om het slachtoffer in de auto te krijgen, en dat hij zich niet heeft gedistantieerd van het geweld dat door medeverdachten werd gebruikt. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen.