ECLI:NL:GHAMS:2017:1908

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2017
Publicatiedatum
24 mei 2017
Zaaknummer
23-002789-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdzaak betreffende overval op juwelier met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 6 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2016. De zaak betreft een jeugdige verdachte die op 24 mei 2011 samen met anderen een overval heeft gepleegd op juwelier [naam 1] in Amsterdam. Tijdens de overval is geweld gebruikt tegen het slachtoffer, waarbij de verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gehanteerd. De verdachte is geboren in 1996 en was op het moment van de overval 15 jaar oud. Het hof heeft de betrouwbaarheid van de herkenningen van de verdachte door getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat deze betrouwbaar zijn. De verdediging voerde aan dat er sprake was van vormverzuim en dat de camerabeelden te vaag waren voor een betrouwbare herkenning. Het hof verwierp deze verweren en oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde een jeugddetentie van 6 maanden op, met aftrek van voorarrest. De ernst van het feit en het gebruik van excessief geweld waren bepalend voor de strafmaat.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002789-16
datum uitspraak: 6 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 7 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-656352-12 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 november 2016 en 23 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de Beethovenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [naam 1] en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan dat misdrijf, de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- voornoemde juwelier is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( met kracht) de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- ( met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met kracht) die [slachtoffer] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- ( vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) die [slachtoffer] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [slachtoffer] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer] naar achter getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de deur van voornoemde juwelier getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] de (voor)deur van voornoemde juwelier dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde juwelier heeft/hebben geslagen
en/of
hij op of omstreeks 24 mei 2011 te Amsterdam op of aan de Beethovenstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Juwelier [naam 1] en/of voornoemde [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen,
- voornoemde juwelier is/zijn binnen gegaan en/of
- zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden en/of
- ( met kracht) de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] heeft/hebben geduwd en/of gesmeten en/of
- ( met kracht) zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen zijn hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- ( met kracht) die [slachtoffer] bij diens keel en/of hals heeft/hebben gepakt en/of (met kracht) die [slachtoffer] op de grond heeft/hebben gegooid en/of gesmeten en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) (met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam heeft/hebben geduwd en/of gestoken en/of
- ( vervolgens) (terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) op die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) die [slachtoffer] een of meer ma(a)l(en) met zijn/hun (gebalde) vuist(en) op/tegen het hoofd en/of het lichaam geslagen en/of gestompt en/of
- ( terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) achter die [slachtoffer] lag(en)) (met kracht) zijn/hun arm(en) om de keel en/of hals van die [slachtoffer] gedaan en/of gehouden en/of (vervolgens) (met kracht) die [slachtoffer] naar achter getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] op/tegen diens (boven)lichaam geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) tegen de deur van voornoemde juwelier getrokken en/of
- ( met kracht) met zijn vuurwapen, althans op (een) vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen de rug, althans het (boven)lichaam van die [slachtoffer] geslagen en/of
- die [slachtoffer] (met kracht) bij diens hoofd heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] de (voor)deur van voornoemde juwelier dicht duwde en/of dichthield) (met kracht) met een hamer en/of een moker, in elk geval een hard voorwerp op/tegen het glas van de (voor)deur van voornoemde juwelier heeft/hebben geslagen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt, een andere bewijsconstructie hanteert en tot een andere strafoplegging komt.

In hoger beroep gevoerde verweren

De raadsman heeft primair aangevoerd dat het nalaten adequaat onderzoek te doen naar de in 2011 binnengekomen tips een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering vormt. Dit dient te leiden tot ofwel niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie nu door het verzuim geen sprake kan zijn van een behandeling van de zaak die aan de beginselen van een behoorlijke procesorde voldoet ofwel bewijsuitsluiting van al het bewijs dat na 2011 is vergaard.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe het navolgende aangevoerd.
Allereerst is sprake van te vage camerabeelden om daarop een betrouwbare herkenning te kunnen baseren. De herkenningen van de verdachte op de camerabeelden door de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] kunnen reeds daarom niet als bewijs worden gebezigd. Daarnaast worden vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de verklaring (en herkenning) van de getuige [getuige 1] nu hij de verdachte stelt te herkennen op grond van het feit dat de verdachte in de periode van het verweten feit bij hem en de getuige [getuige 2] verbleef, terwijl dit onjuist is. De verdachte heeft eerst maanden na de datum van het ten laste gelegde feit bij de getuige verbleven, aldus de raadsman. De verklaring en de herkenning van de getuige Wagelaar is onbetrouwbaar omdat zij haar verklaring heeft afgelegd nadat zij bij het afnemen van de verklaring van de getuige [getuige 1] aanwezig is geweest, zodat haar verklaring mogelijk beïnvloed is door de verklaring van de getuige [getuige 1]. Ook de getuige [getuige 3] is geen betrouwbare getuige nu de getuige en de verdachte een haat-liefde relatie hebben en de getuige herhaaldelijk aangifte heeft gedaan tegen de verdachte en nog vaker gedreigd heeft aangifte tegen hem te doen. Tot slot heeft de raadsman betoogd dat de verdachte het feit niet gepleegd kan hebben nu hij op het moment van de overval op school zat, zo blijkt uit een overgelegd absentierooster van de school van 24 mei 2011.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering
Een verzuim zoals door de raadsman geschetst, zo het hof al van oordeel zou zijn dat sprake is van enig verzuim, is niet aan te merken als een verzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, maar is veeleer een kwestie die ziet op de waardering van het bewijs.
Kwaliteit camerabeelden
Het hof is van oordeel dat de bewegende beelden, die deel uitmaken van het dossier en die zijn getoond ter terechtzitting, van dermate hoge kwaliteit zijn dat op basis daarvan een herkenning mogelijk is.
Betrouwbaarheid van de verklaring en de herkenning van de getuige [getuige 1]:
De raadsman heeft gesteld dat de verklaringen en de herkenning van de getuige [getuige 1] onbetrouwbaar zijn omdat de getuige in strijd met de waarheid heeft verklaard dat de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit bij de getuige [getuige 1] in huis verbleef. Het hof constateert dat de stelling van de raadsman dat de verdachte niet ten tijde van het verweten feit, maar pas maanden later bij de getuige heeft gewoond, onjuist is. De verdachte volgde immers op 24 mei 2011 onderwijs aan de [school] (hierna: [school]). De getuigen [getuige 1] en Wagelaar hebben verklaard dat de verdachte in de periode waarin hij in hun woning verbleef naar school ging in de straat waar ook het [consulaat] is gevestigd (dossierpagina’s 835 en 843). De [school] is gelegen in dezelfde straat ([adres 3]) als het [consulaat], op nog geen 200 meter afstand, zodat naar het oordeel van het hof met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [getuige 1] en [getuige 2] op deze school doelden. Derhalve moet, als het gaat om de vraag wanneer de verdachte bij [getuige 1] in huis heeft verbleven, worden uitgegaan van de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], afgelegd op 17 oktober 2014 (dossierpagina’s 835 en 843). Dat betekent dat de verdachte, anders dan de raadsman stelt, in de periode rondom de pleegdatum bij [getuige 1] en [getuige 2] in huis verbleef. Dat de verdachte op 15 maart 2012 bij [getuige 1] thuis is aangehouden doet hieraan niet af, nu de verdachte ook na de periode dat hij bij [getuige 1] en Wagelaar inwoonde wel eens in hun woning verbleef.
De getuige [getuige 1] kende de verdachte goed. Niet alleen omdat de verdachte in die periode bij [getuige 1] in huis woonde, maar ook omdat [getuige 1] zijn voetbaltrainer was geweest, hetgeen niet door de verdachte is betwist. [getuige 1] was daarom niet alleen goed bekend met het uiterlijk van de verdachte destijds, maar ook met zijn manier van bewegen. De getuige heeft verklaard dat hij de verdachte herkent aan hoe hij beweegt, zijn loopje, aan alles. Het hof acht de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door [getuige 1], gelet op het voorgaande, betrouwbaar. Daarbij komt dat [getuige 1] een specifiek kenmerk, te weten het rode thaiboksbroekje dat op de beelden zichtbaar is tussen de broek en het shirt van Dader 1, herkent als een broekje van hemzelf. De enkele omstandigheid dat de getuige eerder zou hebben verklaard dat hij de beelden vaag vond toen hij deze in zijn woning bekeek, doet hieraan niet af, nu dit goed te verklaren is door verschillen in de gebruikte afspeelapparatuur bij de verschillende gelegenheden dat de getuige met deze beelden is geconfronteerd. De getuige heeft immers stellig en zonder enig voorbehoud naar aanleiding van de beelden die hem bij de politie zijn getoond de verdachte daarop herkend. De getuige heeft ter terechtzitting in hoger beroep na het zien van de beelden deze stellige herkenning herhaald. Dat de getuige, zoals door de verdediging geopperd, een “dubbele agenda” zou hebben, acht het hof, behalve dat deze suggestie in het geheel niet is onderbouwd, onaannemelijk. In dit verband heeft het hof mede acht geslagen op de verklaring van de getuige ter terechtzitting in hoger beroep inhoudende dat hij eerst niet wilde vertellen dat hij de verdachte op de beelden had herkend, omdat hij de verdachte wilde helpen.
Betrouwbaarheid herkenning van de getuige [getuige 2]:
Getuige [getuige 2] kende de verdachte ook goed, omdat hij bij haar in huis woonde. [getuige 2] was zodoende goed bekend met niet alleen het uiterlijk van de verdachte in de desbetreffende periode, maar ook met zijn gedrag en voor hem kenmerkende bewegingen, zoals bijvoorbeeld de manier waarop hij met zijn hand zijn pet op zijn hoofd heen en weer beweegt, zoals door de getuige ter terechtzitting in hoger beroep benoemd, naar aanleiding van de beelden waarop Dader 1, als hij voor de deur van de juwelier staat, een handbeweging naar zijn pet maakt. Zij heeft verklaard de verdachte te herkennen aan zijn houding, zijn pet en kleding, waaronder ook het vest dat op de beelden is te zien en dat de verdachte ook droeg toen hij bij haar en [getuige 1] verbleef. Uit niets blijkt dat de verklaring van [getuige 2] is afgeleid van die van [getuige 1]. Ook de herkenning van de verdachte op de camerabeelden door [getuige 2] acht het hof betrouwbaar.
Betrouwbaarheid van de verklaring en herkenning van getuige [getuige 3]
Ten overstaan van de rechter-commissaris en nadat ze was beëdigd heeft de getuige [getuige 3] zonder enig voorbehoud verklaard dat ze de verdachte op de beelden herkent. Wat er ook zij van de ingewikkelde geschiedenis van de verdachte met deze getuige, haar verklaring dat zij hem herkent is duidelijk en in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen bezien acht het hof deze verklaring betrouwbaar.
Alternatief scenario:
Uit het dossier kan worden afgeleid dat de verdachte op 24 mei 2011 leerling was op de [school]. Het vierde lesuur duurt van 11:25 uur tot 12:15 uur. Uit het absentieoverzicht (dossierpagina 873) blijkt dat de verdachte op 24 mei 2011 het eerste, tweede, derde en vijfde lesuur als absent is geregistreerd, maar een registratie voor het vierde lesuur ontbreekt. De enkele omstandigheid dat deze registratie ontbreekt betekent niet dat hij tijdens het vierde lesuur daadwerkelijk op school aanwezig is geweest, doch slechts dat er dat uur geen absentiemelding is gedaan. Afwezigheid van een absentiemelding is niet gelijk te stellen aan bewijs van aanwezigheid op school op dat moment. Het lesuur kan – bijvoorbeeld – immers om allerlei redenen zijn uitgevallen, waardoor een absentiemelding niet aan de orde zou komen. Nu nadere gegevens hierover ontbreken, schuift het hof dit door de verdediging naar voren gebrachte alternatieve scenario, mede gelet op de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, als onaannemelijk terzijde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 mei 2011 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en) naar hun gading, toebehorende aan Juwelier [naam 1] en/of [slachtoffer] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders:
- voornoemde juwelier zijn binnen gegaan en
- zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp op die [slachtoffer] heeft gericht en
- de deur van voornoemde juwelier in de richting van die [slachtoffer] hebben gesmeten en
- met zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen zijn hoofd heeft geslagen en
- die [slachtoffer] bij diens keel hebben gepakt en die [slachtoffer] op de grond hebben gegooid en
- terwijl die [slachtoffer] op de grond lag met zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen diens bovenlichaam heeft geduwd en
- vervolgens die [slachtoffer] met gebalde vuisten tegen het hoofd en het lichaam hebben geslagen en
- een arm om de keel van die [slachtoffer] gedaan en gehouden en vervolgens die [slachtoffer] naar achter hebben getrokken en
- met zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp die [slachtoffer] tegen diens bovenlichaam heeft geslagen en
- die [slachtoffer] tegen de deur van voornoemde juwelier hebben getrokken en
- met zijn op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen en
- die [slachtoffer] bij diens hoofd hebben vastgepakt en
- terwijl die [slachtoffer] de deur van voornoemde juwelier dichthield met een hard voorwerp tegen het glas van de deur van voornoemde juwelier hebben geslagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsvoering zijn vervat.

Bewijsmiddelen

1. Een proces-verbaal met nummer PL133C 2011131251-1 van 25 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] [doorgenummerde pagina’s 1 - 6].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 25 mei 2011 tegenover de verbalisant afgelegde verklaring van aangever [slachtoffer]:
Ik wil hierbij aangifte doen van een overval op Juwelier [naam 1], gevestigd [adres 2], op 24 mei 2011 omstreeks 11.45 uur door drie daders. Ik ben de eigenaar van deze juwelier.
Er worden beelden gemaakt in de zaak en de drie daders van de overval staan op de beelden. Ik heb de beelden ter beschikking gesteld van de politie. Het is mij bekend dat de tijd op de beelden niet correct is. Er is een tijdsverschil van twee uur, de tijd staat twee uur eerder ingesteld.
Ten tijde van de overval was ik alleen in de zaak.
Dader 1 belde aan bij mijn zaak. Ik ben naar de deur gelopen. Ik heb de toegangsdeur een stukje opengedaan. Ik zag dat er twee personen van rechts naar de deur renden. Ik had meteen door dat het fout zat en ik wilde de deur gauw dichtdoen. De daders duwden de deur uiteindelijk toch open, maar dat ging niet makkelijk. Ik kan me nog herinneren dat ik vervolgens in een vechtpartij verzeild raakte met twee van de daders. Ik had verder gezien dat de persoon, die als laatste de zaak heeft verlaten, de zaak in ging. Door de worsteling weet ik eigenlijk helemaal niet meer wat er zich daarna heeft afgespeeld. Ik kan me alleen nog herinneren dat ik op een gegeven moment buiten stond en dat er nog één overvaller binnen was. De andere twee overvallers waren al weggerend. Ik heb toen geprobeerd de laatste overvaller in de winkel te houden door de deur dicht te houden. Op een gegeven moment sloeg de laatste overvaller het raam kapot en toen heb ik de deur los gelaten. De overvaller is toen naar rechts weggelopen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2011131251 van 25 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 103 - 105].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik heb de beelden bekeken van de overval gepleegd op 24 mei 2011 omstreeks 11.45 uur. In onderstaand relaas heb ik omschreven wat ik heb gezien op de beelden van de overval. Waar de beelden aangeven dat het 09.47 uur is, is het daadwerkelijke tijdstip omstreeks 11:47 uur.
09:47:15 uur
Dader 1 komt aanlopen, stopt voor de winkel, staat voor de juwelier en zwaait naar binnen om zodoende kennelijk de aandacht te trekken van het aldaar aanwezige personeel.
09:47:20 uur
Het slachtoffer opent de deur voor Dader 1.
09:47:25 uur
Dader 1 loopt de juwelier binnen.
09:47:29 uur
Dader 2 en Dader 3 rennen vanaf rechts (gezien vanaf de kant van de juwelier) richting de juwelier. Ze rennen beiden de juwelier in. Het slachtoffer probeert de deur nog snel dicht te doen maar dit lukt niet.
09:47:30 uur
De drie overvallers rennen de juwelier in. Dader 1 pakt hierop direct zijn vuurwapen en richt dit op het slachtoffer.
09:47:31 uur
Dader 2 en Dader 3 smijten de deur richting het slachtoffer. Dader 1 slaat met het vuurwapen tegen het hoofd van het slachtoffer.
09:47:32 uur
Dader 2 pakt het slachtoffer bij de keel en smijt het slachtoffer op de grond. Dader 1 steekt het slachtoffer met het vuurwapen op zijn bovenlichaam. Dader 3 loopt de juwelier in buiten het beeld van de camera.
09:47:35 uur
Dader 2 en het slachtoffer vallen samen in de worsteling op de grond. Dader 2 ligt bovenop het slachtoffer en slaat het slachtoffer met zijn vuisten hard tegen het hoofd en bovenlichaam.
09:47:36 uur
Dader 2 probeert het slachtoffer te wurgen door achter hem zijn arm om de keel van het slachtoffer te doen.
09:47:37 uur
Dader 2 trekt het slachtoffer in de wurggreep met een forse ruk naar achter.
09:47:39 uur
Dader 2 hangt om de nek van het slachtoffer. Dader 1 slaat het slachtoffer meerdere keren met het vuurwapen op zijn bovenlichaam.
09:47:40 uur
Dader 1 blijft het slachtoffer slaan en Dader 2 probeert het slachtoffer omlaag te trekken in een wurggreep. Dit lukt niet en het slachtoffer kan blijven staan.
09:47:41 uur
Dader 1 slaat het slachtoffer met het vuurwapen.
09:47:42 uur
Dader 2 probeert het slachtoffer nogmaals omlaag te trekken met een wurggreep. Dader 1 slaat het slachtoffer zeer hard met het vuurwapen tegen het bovenlichaam.
09:47:47 uur
Dader 2 trekt het slachtoffer tegen de deur aan.
09:47:48 uur - 09:47:49 uur
Dader 1 slaat met het vuurwapen hard op de rug van het slachtoffer.
Dader 2 heeft het slachtoffer nog vast bij het hoofd.
09:47:51 uur - 09:47:52 uur
Het slachtoffer probeert de deur dicht te houden. Dader 3 slaat met een voorwerp gelijkend op een hamer dan wel een moker tegen het glas van de voordeur.
3. Een proces-verbaal met nummer 2011131251 van 17 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 834 - 837].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 oktober 2014 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 1]:
Ik ben de voetbaltrainer van [verdachte] geweest. [verdachte] moet van maart 2011 tot juni of juli 2011 bij mij en mijn vriendin [getuige 2] (het hof begrijpt: [getuige 2]) hebben verbleven.
Djarain zat op school in de straat van het Surinaams consulaat. Dat weet ik omdat ik hem de eerste twee weken dat hij bij ons verbleef ophaalde van school.
*** noot verbalisant: de getoonde beelden betroffen de beelden van de poging overval op juwelier [naam 1] van 24 mei 2011***
Ik weet het 100% zeker, dit is [verdachte]. Ik herken alles, hoe hij beweegt, zijn loopje, alles. Dit is [verdachte]. Ik zie zelfs dat [verdachte] tijdens de overval mijn thaiboksbroekje draagt. Dat broekje was rood. Ik ben dat broekje al kwijt vanaf dat [verdachte] bij ons uit huis is weggehaald door de politie.
Ik heb de beelden al eerder gezien. Ik herkende [verdachte] direct, dat loopje, hoe hij bewoog, alles. Ik wist zeker dat het [verdachte] was.
4. De verklaring van de getuige [getuige 1], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U toont mij de camerabeelden in kleur, die deel uitmaken van het dossier. Ik herken [verdachte] op deze beelden. Hij is de eerste persoon op de beelden. Dat is [verdachte]. De eerste jongen die voor de deur staat.
Hij heeft op de beelden mijn broekje aan.
Ik herken hem aan zijn loopje, aan hoe hij beweegt, aan alles.
5. Een proces-verbaal met nummer 2011131251 van 17 oktober 2014, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 3] en [verbalisant 4] [doorgenummerde pagina’s 842 - 844].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 17 oktober 2014 tegenover de verbalisanten afgelegde verklaring van [getuige 2]:
Djarain heeft in het jaar 2011 bij mij en mijn partner [getuige 1] verbleven. Ik denk dat [verdachte] 3 maanden bij ons heeft verbleven, in de periode vanaf maart 2011 tot en met juni of juli 2011.
[verdachte] zat op school in de straat waar ook het Surinaams Consulaat is gevestigd.
*** noot verbalisant: de getoonde beelden betroffen de beelden van de poging overval op juwelier [naam 1] van 24 mei 2011***
Dat is duidelijk [verdachte]. Ik herken hem aan zijn gezicht en kleding. [verdachte] slaat de man met zijn rechterhand terwijl hij een vuurwapen vasthoudt.
Ik vind deze beelden een stuk scherper dan de beelden die ik eerder heb gezien. Nu ik deze beelden zie weet ik zeker dat het [verdachte] is.
6. De verklaring van de getuige [getuige 2], afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 23 maart 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
U toont mij de camerabeelden in kleur, die deel uitmaken van het dossier. Ik herken [verdachte] op deze beelden. Hij was degene die als eerste voor de deur stond.
Ik herken hem aan zijn houding, zijn pet en zijn kleding.
[verdachte] draagt op de beelden een rood kort broekje van mijn vriend.
Ik herken de manier waarop hij met zijn pet bezig is. Die is heel kenmerkend. Hoe hij zijn pet naar voren zet en weer naar achteren. Ook herken ik de pet zelf, die droeg hij ook toen hij bij ons woonde. Ik herken ook zijn jas/vest, dat droeg hij ook toen hij bij ons verbleef.
7. Een proces-verbaal van 29 september 2015, opgemaakt door mr. [rechter-commissaris], rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Amsterdam (los stuk).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de op 29 september 2015 tegenover de rechter-commissaris onder ede afgelegde getuigenverklaring van [getuige 3]:
Ik ben de ex-vriendin van [verdachte]. Ik heb de beelden van de overval op juwelier [naam 1] opgezocht op internet om ze goed te bekijken. Mijn conclusie was dat [verdachte] te zien was op die beelden. Die beelden zijn overduidelijk.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een overval, waarbij excessief geweld is gebruikt. Zij hebben zeer berekenend met een truc het slachtoffer in een kwetsbare positie gebracht, volgens een kennelijk vooraf bedacht plan. De verdachte zelf heeft grof geweld gebruikt door het slachtoffer te slaan met het door hem gehanteerde op een vuurwapen gelijkende voorwerp. De overval is voor het slachtoffer zeer beangstigend geweest en heeft grote impact op hem gehad, nog afgezien van het letsel dat hij heeft opgelopen door het grove geweld dat is gebruikt. De beelden van de overval zijn schokkend en een dergelijke overval levert zonder meer gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving op.
Dat de verdachte en zijn mededaders niets hebben kunnen wegnemen is enkel te danken aan het verzet van het slachtoffer.
Het hof is, gezien de ernst van het feit, van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Alles in aanmerking genomen doet naar het oordeel van het hof de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht aan de ernst van het feit, in het bijzonder gelet op het grove en buitensporige geweld dat is gebruikt.
Het hof constateert dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Mens en de Fundamentele Vrijheden in eerste aanleg met ongeveer drie maanden is overschreden. Deze overschrijding is naar het oordeel van het hof echter voldoende gecompenseerd door de voortvarende behandeling in hoger beroep, zodat hieraan geen consequenties zullen worden verbonden.
Het hof geeft er zich rekenschap van dat aan de verdachte sinds de pleegdatum van dit feit een jeugddetentie van 6 maanden is opgelegd. Omdat het onderhavige feit is gepleegd toen de verdachte 15 jaar oud was, geldt een strafmaximum van 12 maanden jeugddetentie. Het hof ziet zich aldus voor de vraag geplaatst welke straf het voor dit feit kan opleggen. Hoewel het hof alles afwegende in beginsel een hogere straf, gezien de ernst van het feit, passend en geboden acht, is het gebonden aan dat strafmaximum, zodat de op te leggen straf – gegeven het bepaalde in de artikelen 63 en 77gg van het Wetboek van Strafrecht – een jeugddetentie voor de duur van 6 maanden niet te boven kan gaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63, 77a, 77g, 77i, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. A.M. Kengen en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. S. Ourahma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 6 april 2017.