3.1.2.In de huwelijksvoorwaarden van 1997 (hierna: HV 1997) is voor zover thans van belang opgenomen:
Algehele uitsluiting
Artikel 1
De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.
(…)
Jaarlijkse verrekening van inkomsten
Artikel 9
De echtgenoten verplichten zich over elk kalenderjaar hetgeen van hun inkomen onder aftrek van hetgeen daarvan is besteed voor de gemeenschappelijke huishouding, maar met bijtelling van verschuldigde premies en koopsommen als bedoeld in artikel 8 voor zover deze premies en koopsommen het inkomen verminderen, overblijft, onderling te verrekenen in die zin, dat de ene echtgenoot een vordering verkrijgt op de andere echtgenoot ten bedrage van de helft van het aan diens zijde overblijvende als hiervoor bedoeld.
(…)”
3.1.3.In de huwelijksvoorwaarden van 2005 (hierna: HV 2005) is voor zover thans van belang opgenomen:
(…)
“De echtgenoten hebben het jaarlijkse afrekenbeding dat deel uitmaakt van hun huidige huwelijksvoorwaarden naar hun volkomen genoegen nageleefd. Op grond van dit afrekenbeding hebben de echtgenoten derhalve niets meer van elkaar te vorderen en kwiteren zij elkaar over en weer.
De echtgenoten hebben hun standpunt gewijzigd met betrekking tot het jaarlijks afrekenbeding alsmede de finale afrekenbedingen bij echtscheiding en overlijden.
Gezien het vorenstaande verklaarden de echtgenoten bij deze akte hun huwelijksvoorwaarden met ingang van de dag
naheden geheel te wijzigen conform de ontwerpakte (…) en als volgt vast te stellen:
(…)
ALGEHELE UITSLUITING VAN ELKE GEMEENSCHAP VAN GOEDEREN
Artikel 1
Er zal tussen de comparanten, hierna ook te noemen: “de echtgenoten”, geen gemeenschap van goederen - hoe ook genaamd - bestaan.
(…)
PENSIOEN/OUDEDAGSVOORZIENINGEN
Artikel 9
1. Na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding (…) zullen de door de echtgenoten tijdens het huwelijk opgebouwde rechten op ouderdomspensioen worden verevend conform het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding,
Na ontbinding van het huwelijk door echtscheiding of in geval van scheiding van tafel en bed zal eveneens tussen de echtgenoten worden verrekend de waarde van kapitaal- en lijfrenteverzekeringen, stamrechten, aanspraken op periodieke uitkeringen en andere tijdelijke of overbruggingspensioenen bestemd voor de oudedagsvoorziening alsmede andere reserves voor oudedagsvoorziening al dan niet gekweekt in uitoefening van een onderneming of vrij beroep van een echtgenoot, welke tijdens het huwelijk zijn opgebouwd, indien en voorzover de betaalde premies en/of koopsommen het inkomen hebben verminderd. Deze afrekening dient plaats te vinden met toepassing van de beginselen van redelijkheid en billijkheid, waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheid of en in hoeverre het gereserveerde vermogen nog aanwezig is ten tijde van het aanhangig maken van de vordering tot echtscheiding.
(…)
Indien sprake is van een pensioen in eigen beheer in de zin van artikel 2 lid 3 letter c Pensioen- en spaarfondsenwet of een hiervoor in de plaats komende regeling is een echtgenoot die meer dan een marginale zeggenschap heeft in de pensioenuitvoerder verplicht te bewerkstelligen dat eventuele pensioenaanspraken van de andere echtgenoot door middel van waarde-overdracht worden ondergebracht bij een professionele verzekeringsmaatschappij als bedoeld in artikel 2 lid 1 Pensioen- en spaarfondsenwet of een hiervoor in de plaats komende regeling, tenzij de redelijkheid en billijkheid zich tegen die overdracht verzetten.
(…)
AFREKENING BIJ ONTBINDING VAN HET HUWELIJK NA ECHTSCHEIDING OF SCHEIDING VAN TAFEL EN BED
Artikel 12
1. Indien het huwelijk wordt ontbonden (…) vindt de vermogenrechtelijke afwikkeling van het huwelijk plaats en wordt dienovereenkomstig door de echtgenoten afgerekend alsof de echtgenoten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift tot echtscheiding (…) in de wettelijke gemeenschap van goederen waren gehuwd (…).
3. Bij de afrekening in lid 1 bedoeld worden buiten beschouwing gelaten:
- (…)
- alle activa en passiva behorende tot het beroepsvermogen of ondernemingsvermogen in welke rechtsvorm ook, van de echtgenoten alsmede al hetgeen daartoe dienstbaar is;
- alle aandelen in een rechtspersoon waarin een beroep of onderneming door de echtgenoten wordt uitgeoefend;
alsmede al hetgeen krachtens zaaksvervanging voor bovengenoemde goederen in de plaats is getreden alsmede de opbrengst van goederen die van de afrekening zijn uitgesloten.”
3.1.4.Bij aanvang van het huwelijk oefende de man een tandartspraktijk “ [Y] ” uit, samen met andere tandartsen. In 2003 heeft de man zijn aandeel in de tandartspraktijk ingebracht in [X] Tandartspraktijk B.V. (hierna ook te noemen: de BV).
3.1.7.Nadat de rechtbank tussenvonnissen heeft gewezen op 18 april 2012,
12 september 2012 en 6 augustus 2014, heeft de rechtbank in het bestreden vonnis van 18 maart 2015 voor zover thans nog van belang, de man veroordeeld de koopsom, die nodig is om met ingang van 1 maart 2021 een direct ingaand ouderdomspensioen van € 11.748,= per jaar te garanderen en een weduwepensioen, ingaande bij overlijden van de man, van € 11.290,= per jaar af te storten onder een door de vrouw uit te kiezen professionele onafhankelijke verzekeraar.
Verder heeft de rechtbank, onder verwijzing naar haar vonnis van 6 augustus 2014, de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden gelast op de wijze als aangegeven in de rechtsoverwegingen 2.5 tot en met 2.55 van dat vonnis. Deze afwikkeling houdt in, voor zover thans nog van belang, dat de rekening-courant schuld aan de BV verrekend moet worden tussen partijen. De vorderingen van de vrouw tot verrekening van de waarde van het aandeel van de man in het pand aan de [adres] (hierna: het pand) en van de verkoopopbrengst in 1998 van twee appartementsrechten in dit pand zijn afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw geen aanspraak kan maken op een betaling van € 150.000,= uit het te verrekenen vermogen, voordat tot verrekening hiervan wordt overgegaan. Ten slotte heeft de rechtbank ook de vordering van de vrouw tot verrekening van de oudedagsvoorziening, die is ontstaan door de inbreng van de eenmanszaak (inclusief de fiscale oudedagsreserve) in de BV, afgewezen.