ECLI:NL:GHAMS:2017:1835

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
23-004318-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging vonnis en veroordeling wegens eenvoudige belediging van een ambtenaar

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor eenvoudige belediging van een ambtenaar, gepleegd op 27 oktober 2016 te Amsterdam. De belediging vond plaats in het openbaar en betrof kwetsende uitlatingen gericht aan de ambtenaar tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat dit vonnis slechts een aantekening bevatte op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging en heeft dit bewezen verklaard. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 225,00, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van vier dagen bij gebreke van betaling. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte.

De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen, omdat de proeftijd inmiddels was verstreken. Het hof heeft geconcludeerd dat het niet opportuun was om de vordering toe te wijzen, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aard van de eerdere veroordelingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004318-16
datum uitspraak: 9 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-220120-16 en 13-702825-14 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedag] 1973,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 april 2017.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend (een) ambtenaar, te weten [naam] (ambtenaar werkzaam bij [bedrijf]), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in het openbaar en/of diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Je bent een hoerenkind vieze flikker bitch kanker", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2016 te Amsterdam, opzettelijk beledigend een ambtenaar, werkzaam bij [bedrijf], gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar en in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden: "Je bent een hoerenkind vieze flikker bitch kanker".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof merkt het woordje “haar” in de tenlastelegging aan als een kennelijke verschrijving en leest dit als “zijn”. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening. Dit getuigt van onbeheerst gedrag en een gebrek aan respect voor het openbaar gezag. De verdachte heeft het gezag van de ambtenaar ondermijnd en de ambtenaar in zijn eer en goede naam aangetast. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2017 is hij eerder meermalen onherroepelijk veroordeeld, waaronder voor een soortgelijk feit. Dit weegt in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 24 maart 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde. Ter terechtzitting heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering af te wijzen en de proeftijd met een jaar te verlengen.
Het hof is van oordeel dat gelet op hetgeen ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, verlenging van de proeftijd in de rede zou liggen, maar constateert dat de proeftijd blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie op 7 april 2017 is verstreken. Verlenging van de proeftijd is daarom niet meer mogelijk. Gelet op het feit dat de betreffende voorwaardelijke straf mede is opgelegd voor veel zwaardere misdrijven dan het onderhavige en mede gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte acht het hof toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging niet opportuun en zal de vordering worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 16 november 2016, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 maart 2015, parketnummer 13-702825-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 92 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.N. Dalebout en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2017.
Mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.