ECLI:NL:GHAMS:2017:1834

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
18 mei 2017
Zaaknummer
23-002150-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van het vonnis met verbeterde lezing van bewezenverklaring en kwalificatie in hoger beroep

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2017 in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2016. De verdachte, geboren in 1996, heeft tegen het vonnis partieel hoger beroep ingesteld, beperkt tot de beslissingen van de rechtbank met betrekking tot de tenlasteleggingen 1 en 2. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, maar met enkele verbeteringen in de bewezenverklaring en kwalificatie van feit 2. De verbeteringen betreffen onder andere schrijffouten en een aanpassing van de kwalificatie naar 'poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen'.

Tijdens de zittingen op 13 december 2016 en 25 april 2017 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. De raadsman had verzocht om het horen van getuige [getuige 1], maar dit verzoek werd afgewezen omdat de getuige mogelijk niets feitelijk had gezien. Het hof heeft ook aanvullende bewijsmiddelen besproken, waaronder gereedschap dat in verband werd gebracht met de tenlastelegging.

Het hof heeft de strafmotivering van de rechtbank aangevuld en de straffen vastgesteld in overeenstemming met de vordering van de advocaat-generaal. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier S.E.F. Rahimbaks. Mr. M.B. de Wit was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002150-16
datum uitspraak: 9 mei 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 mei 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-684447-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 december 2016 en 25 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte partieel hoger beroep ingesteld. Het hoger beroep is beperkt tot de beslissingen van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
- de bewezenverklaring en kwalificatie in het vonnis van het onder 2 ten laste gelegde verbeterd leest zoals hierna te melden;
- het vonnis aanvult met de hierna volgende bespreking van het door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gedane voorwaardelijk verzoek ten aanzien van feit 1;
- het vonnis aanvult met een bewijsmiddel en een bewijsoverweging ten aanzien van feit 2;
- de toepasselijke wettelijke voorschriften aanvult met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- de strafmotivering van de rechtbank aanvult.

Verbeterde lezing bewezenverklaring feit 2

Het hof zal kennelijke schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd lezen, in dier voege dat:
- de zinsnede in de vierde en vijfde regel “weg te nemen goederen en/of een geldbedragen” telkens zal luiden: “weg te nemen goederen en/of een geldbedrag” en
- in de vijfde regel tussen de woorden “Ghazi” en “zich” is ingevoegd het woord “en”;
Verbeterde lezing kwalificatie feit 2
Het hof zal een kennelijke verschrijving in de kwalificatie van feit 2 verbeterd lezen, in dier voege dat:
- de zinsnede “gedurende de voor nachtrust bestemde tijd” en de zinsnede “waarbij de schuldige” vervalt.
De kwalificatie van feit 2 luidt dan aldus:

poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak”.

Afwijzing voorwaardelijk verzoek ten aanzien van feit 1

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht - indien het hof tot een bewezenverklaring komt - tot het horen van de getuige [getuige 1]. De verdediging wenst de getuige onder meer te bevragen over hetgeen zij daadwerkelijk heeft gezien en hetgeen zij heeft geconcludeerd, om te kunnen vaststellen of dat voldoende bewijs oplevert voor het aannemen van medeplegen ten aanzien van zijn cliënt. Dit mede in het licht van het proces-verbaal waarin staat vermeld dat de getuige geen signalement kon geven maar wel timmergeluiden hoorde, hetgeen minst genomen de suggestie wekt dat zij feitelijk niets heeft gezien doch slechts heeft geconcludeerd, aldus de raadsman.
Het hof wijst het verzoek tot het horen van getuige [getuige 1] af. Aan het verzoek tot het horen van de getuige is met name ten grondslag gelegd dat de getuige mogelijk feitelijk niets heeft gezien maar slechts conclusies heeft getrokken. Deze suggestie van de raadsman vindt geen steun in de verklaring die de getuige tegenover de politie heeft afgelegd, nu daarin tot tweemaal toe is opgenomen dat de getuige heeft gezien dat beide personen aan het hameren waren en de naastgelegen trap opliepen en weer afliepen, zodat de noodzaak om de getuige te horen gelet op de aan het verzoek ten grondslag gelegde motivering onvoldoende gebleken is.

Aanvullend bewijsmiddel ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde

13) Een proces-verbaal met nummer PL1300-2015245256-27 van 5 november 2015, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] [doorgenummerde pagina’s 59-60].
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van
verbalisanten(of één of meer van hen):
‘Wij verbalisanten zijn op 5 november 2015, in de woning gelegen aan [adres 2] te Amsterdam, met de lift omhoog gegaan om vanaf de 2e verdieping toegang te kunnen krijgen tot het trapportaal. Wij verbalisanten zijn vervolgens via het trapportaal naar de begane grond gelopen. Wij zagen dat in het verlengde van beide zijden van de trap diverse goederen lagen. Wij zagen dat deze dicht tegen de wand van de trap aanlagen, kennelijk om deze zoveel mogelijk uit het zicht te houden.
Wij zagen dat de aangetroffen goederen de volgende betroffen:
- PL1300-2015245256-5077133, gereedschap, handgereedschap (breekijzer), 1 stuks, kleur zwart, Nederland,
- PL 1300-2015245256-5077134, gereedschap, schroevendraaier, 1 stuks, Nederland, bijzonderheden rood handvat, platte kop,
- PL 1300-2015245256-5077136, gereedschap schroevendraaier, 1 stuks, Nederland, bijzonderheden rood handvat, platte kop.’

Aanvullende bewijsoverweging ten aanzien van feit 2

Uit de omschrijving van de schade aan de deur en de deurpost door de aangever: ‘Ik zag dat de voordeur was vernield op de rand van de deur en het kozijn’ (bewijsmiddel 6) bezien in samenhang met de verklaring van getuige [getuige 2]: ‘Ik hoorde dit gebonk uit het portiek komen’ en “ik zag dat de jongens iets aan het doen waren bij de deur’(bewijsmiddel 7) kan worden afgeleid dat sprake is geweest van wrikken met de aangetroffen breekwerktuigen.

Aanvullende overweging ten aanzien van de straf

Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2017 en het rapport van GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam van 12 december 2016 betreffende de verdachte. Het hof komt, alles afwegende, tot straffen die overeenkomen met die welke door de advocaat-generaal zijn gevorderd en door de rechtbank zijn opgelegd. Toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht maakt dat niet anders.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. C.N. Dalebout en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van S.E.F. Rahimbaks, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2017.
Mr. M.B. de Wit is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.