In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 9 december 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal van een blikje Red Bull, dat toebehoorde aan Albert Heijn. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat er slechts aantekening was gedaan op basis van artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk de diefstal van het blikje Red Bull op 7 november 2016 te Amsterdam. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. Het hof heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluiten.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete van 200 euro, te vervangen door 4 dagen hechtenis. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep een voorwaardelijke geldboete van 200 euro geëist, eveneens te vervangen door 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 200 euro en 4 dagen hechtenis, rekening houdend met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. Het hof heeft ook de eerdere veroordelingen van de verdachte in aanmerking genomen.
De beslissing van het hof is gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 mei 2017. Mr. Houben was niet in staat om het arrest mede te ondertekenen.