ECLI:NL:GHAMS:2017:1800

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
200.131.454/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verhoging van het onderzoeksbudget in een enquêteprocedure

In deze zaak heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 11 mei 2017 een beschikking gegeven in het kader van een enquêteprocedure. De verzoekster, Netvalue B.V., heeft verzocht om verhoging van het onderzoeksbudget dat eerder was vastgesteld op € 60.000. De onderzoeker, drs. A.J. Mikkers RA, heeft in een brief van 10 april 2017 verzocht om het budget te verhogen tot € 125.000, omdat de kosten van het onderzoek hoger uitvielen dan aanvankelijk begroot. De verweerster, Hepta G B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhoging, met name tegen het deel dat boven de € 15.000 uitgaat. Hepta G stelde dat zij niet in staat was om de verhoging te betalen en verzocht om zekerheidstelling door de aandeelhouders.

De Ondernemingskamer heeft overwogen dat het verzoek van de onderzoeker niet te laat was ingediend en dat de omstandigheden die door Hepta G zijn aangevoerd, niet afdoen aan de toewijsbaarheid van de budgetverhoging. De Ondernemingskamer heeft het verzoek van de onderzoeker ingewilligd en het budget verhoogd tot € 125.000. Tevens is bepaald dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Hepta G, die op verzoek van de onderzoeker zekerheid dient te stellen voor de betaling van het verhoogde bedrag. Het voorwaardelijke verzoek van Hepta G om zekerheidstelling door de aandeelhouders is afgewezen.

Deze beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van de Ondernemingskamer, bestaande uit de voorzitter en drie raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.131.454/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 11 mei 2017
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NETVALUE B.V.,
gevestigd te Bilthoven,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. T. Spronk, kantoorhoudende te Aalsmeer,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEPTA G B.V.,
gevestigd te De Bilt,
VERWEERSTER,
advocaat:
mr. D.M. Lamers, kantoorhoudende te Eindhoven,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MEDIAPUB B.V.,
gevestigd te De Bilt,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. G.L.D. Thomas, kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n

2 [A] ,

wonende te [....] ,
3.
[B],
wonende te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat:
mr. T. Spronk, kantoorhoudende te Aalsmeer.

1.Het verloop van het geding

1.1
De partijen zullen in het vervolg wederom (ook) als volgt worden aangeduid:
- Verzoekster met: Netvalue
- Verweerster met: Hepta G
- Belanghebbende sub 1 met: MediaPub
- Belanghebbenden sub 2 en 3 met: afzonderlijk [A] en [B] en
gezamenlijk [A] c.s.
1.2
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 24 en 30 juli 2014, 17 december 2014 en 20 december 2016.
1.3
Bij de beschikking van 24 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer - voor zover hier van belang - een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Hepta G vanaf 1 januari 2008, bepaald dat het onderzoek ten hoogste € 60.000 (exclusief btw) mag kosten, en een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd teneinde voormeld onderzoek te verrichten. In rechtsoverweging 3.4 van die beschikking heeft de Ondernemingskamer overwogen, voor zover thans relevant, dat de Ondernemingskamer, overeenkomstig het gezamenlijk verzoek van partijen niet eerder een beschikking tot aanwijzing van de onderzoeker zal geven dan nadat dit door partijen is verzocht. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij wijze van onmiddellijke voorziening en vooralsnog voor de duur van het geding, een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon benoemd tot bestuurder van Hepta G met doorslaggevende stem en bepaald dat deze bestuurder zelfstandig en als enige bevoegd is Hepta G te vertegenwoordigen. Bij de beschikking van 30 juli 2014 heeft de Ondernemingskamer W.R. Küh te Soest als bestuurder benoemd.
1.4
Bij de beschikking van 17 december 2014 heeft de Ondernemingskamer op verzoek van partijen een onderzoeker als bedoeld in de beschikking van 24 juli 2014 aangewezen, in de persoon van drs. A.J. Mikkers RA te Amsterdam (hierna: de onderzoeker).
1.5
Bij de beschikking van 20 december 2016 heeft de Ondernemingskamer het verzoek van Netvalue en [A] c.s. tot uitbreiding van het onderzoek afgewezen.
1.6
Bij brief van 10 april 2017 heeft de onderzoeker verzocht het onderzoeksbudget te verhogen met € 65.000 tot in totaal € 125.000 (exclusief btw), onder bijvoeging van een urenspecificatie van de tot en met 31 maart 2017 verrichte werkzaamheden, die sluit op een bedrag van € 109.043,08 (exclusief btw). Bij brief van 11 april 2017 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich over dat verzoek uit te laten.
1.7
Bij e-mail van 18 april 2017 heeft mr. Spronk namens Netvalue en [A] c.s. laten weten geen bezwaar te hebben tegen de verzochte verhoging.
1.8
Bij brief van 19 april 2017, ingekomen per e-mail op 20 april 2017, heeft mr. Lamers namens Hepta G bezwaar gemaakt tegen de verzochte verhoging voor zover die uitgaat boven een verhoging van € 15.000 (exclusief btw) die zijn gemoeid met de thans nog door de onderzoeker te verrichten werkzaamheden. Voorts heeft hij namens Hepta G bij die brief, voor het geval het onderzoeksbudget wordt verhoogd tot € 125.000 (exclusief btw), verzocht om bij wijze van onmiddellijke voorziening Netvalue, Mediapub en [A] c.s. naar rato van ieders aandelenbelang te veroordelen tot zekerheidstelling voor de betaling van het met de verhoging gemoeide bedrag, met versterking van een dwangsom. Bij brief van 20 april 2017 heeft mr. Thomas namens Mediapub het voorwaardelijke verzoek van Hepta G ondersteund.
1.9
De secretaris van de Ondernemingskamer heeft de onderzoeker en de overige partijen bij brief van 21 april 2017 in de gelegenheid gesteld zich over de hiervoor in 1.8 weergegeven reactie van Hepta G uit te laten.
1.1
Bij brief van 28 april 2017 heeft mr. Spronk namens Netvalue en [A] c.s. bezwaar gemaakt tegen het voorwaardelijke verzoek van Hepta G, en aangedrongen op spoedige afronding door de onderzoeker van zijn onderzoeksverslag.
1.11
Bij brief van 1 mei 2017 heeft de onderzoeker gereageerd op het bezwaar van Hepta G en zijn verzoek gehandhaafd.

2.De gronden van de beslissing

2.1
Ter toelichting van zijn verzoek heeft de onderzoeker een specificatie van de door hem verrichte werkzaamheden bijgevoegd en daaraan toegevoegd dat hij voor de afronding van het onderzoek verwacht nog circa € 15.000 te moeten besteden. De onderzoeker heeft aangevoerd dat hij zich ervan bewust is dat hij zijn verzoek pas in de eindfase van het onderzoek heeft ingediend. De voornaamste reden daarvan is dat door de complexiteit en omstandigheden van het onderzoek, waaronder recentelijk een - inmiddels afgewezen - verzoek tot uitbreiding van het onderzoek, de tijdsbesteding daarvan lastig was te schatten en een reële schatting van de kosten derhalve niet te maken was. Inmiddels zijn met uitzondering van toepassing van wederhoor de werkzaamheden afgerond en heeft hij deze schatting wel kunnen maken, aldus de onderzoeker.
2.2
Het bezwaar van Hepta G komt er op neer dat de onderzoeker zijn verzoek te laat heeft ingediend. Hij had om verhoging van het onderzoeksbudget moeten vragen onmiddellijk nadat hem was gelbeken dat het betaalde voorschot ontoereikend zou zijn voor vergoeding van alle onderzoekskosten, zodat Hepta G daarop had kunnen anticiperen. Hepta G heeft thans niet de middelen om de verhoging te betalen. Dit laatste heeft Hepta G voorts ten grondslag gelegd aan haar voorwaardelijke verzoek om de aandeelhouders van Hepta G naar rato van hun aandelenbelang te veroordelen tot zekerheidstelling van de betaling van het met de budgetverhoging gemoeide bedrag.
2.3
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Het verdient de voorkeur dat de onderzoeker, eerder dan hij thans heeft gedaan, om verhoging van het onderzoeksbudget vraagt en wel zodra hij voorziet dat het vastgestelde onderzoeksbudget niet toereikend zal zijn. De door de onderzoeker aangevoerde omstandigheden doen daar niet aan af. Het verzoek is echter niet zo laat ingediend dat het thans niet meer in behandeling kan worden genomen. Het beroep op betalingsonmacht van Hepta G, daargelaten of daarvan inderdaad sprake is, kan niet afdoen aan de toewijsbaarheid van de budgetverhoging. Nu de onderzoeker zijn verzoek aan de hand van een door hem overgelegde urenspecificatie toereikend heeft onderbouwd en het verzochte bedrag de Ondernemingskamer niet onredelijk voorkomt, zal het verzoek van de onderzoeker worden ingewilligd.
2.4
De door Hepta G aangevoerde betalingsonmacht vormt in het licht van het bepaalde in artikel 2:350 lid 3 BW (laatste volzin) op zich zelf geen reden om anderen dan de rechtspersoon te veroordelen tot zekerheidstelling voor de betaling van het met de verhoging gemoeide bedrag. Het voorwaardelijke verzoek van Hepta G dient dan ook te worden afgewezen.

3.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verhoogt het bedrag dat het bij de beschikking van 24 juli 2014 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Hepta G, ten hoogste mag kosten tot € 125.000 (exclusief btw);
bepaalt dat de kosten van het onderzoek ten laste komen van Hepta G en dat zij ten behoeve van de onderzoeker op zijn verzoek en op de door hem te bepalen wijze (aanvullende) zekerheid dient te stellen voor de betaling van (de verhoging van) dit bedrag;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar en mr. M.M.M. Tillema, raadsheren, en prof. dr. mr. F. van der Wel RA en drs. J.B.M. Streppel, raden, in tegenwoordigheid van mr. R. Verheggen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 11 mei 2017.