In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal in vereniging, specifiek zakkenrollen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2017 en de eerdere zitting in eerste aanleg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 december 2016, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte en zijn mededader zouden hebben verricht om een oudere vrouw te bestelen.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak en betwistte de interpretatie van de politieambtenaar, maar het hof verwierp deze verweren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal, waarbij hij samen met een ander handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte.