ECLI:NL:GHAMS:2017:1739

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
23-004628-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake poging tot diefstal in vereniging (zakkenrollen)

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1994 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor poging tot diefstal in vereniging, specifiek zakkenrollen. Het hof heeft het hoger beroep behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 25 april 2017 en de eerdere zitting in eerste aanleg. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 13 december 2016, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen die de verdachte en zijn mededader zouden hebben verricht om een oudere vrouw te bestelen.

Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsvrouw in overweging genomen. De raadsvrouw pleitte voor vrijspraak en betwistte de interpretatie van de politieambtenaar, maar het hof verwierp deze verweren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal, waarbij hij samen met een ander handelde met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004628-16
Datum uitspraak: 9 mei 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13/703208-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in verenging met een ander of anderen, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geldbedrag(en) en/of goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een of meer van zijn mededader(s)
- zich naar voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben begeven en/of
- zeer dicht bij en/of achter en/of naast die [slachtoffer] is/zijn gaan staan en/of (vervolgens)
- een kledingstuk over een of meer hand(en) en/of arm(en) heeft/hebben gelegd/gehangen waardoor het zicht op een/of meer hand(en) en/of arm(en) van verdachte en/of zijn mededader(s) werd belemmerd en/of (vervolgens)
- een of meer hand(en) in de richting van de jaszak(en) van die [slachtoffer] heeft/hebben bewongen en/of
- een of meer hand(en) in de jaszak(ken) heeft/hebben gestopt/gestoken en/of (vervolgens)
- in de jaszak(ken) van die [slachtoffer] heeft/hebben gevoeld, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) nauwkeurig de omgeving in de gaten heeft/hebben gehouden en/of het handelen van de mededader(s) aan het zicht heeft/hebben onttrokken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit en heeft hiertoe aangevoerd dat politieambtenaar [verbalisant 1] de handelingen van de verdachte heeft geïnterpreteerd als een poging zakkenrollen, maar dat hij niet in staat was dit correct waar te nemen. Voorts heeft zij bepleit dat de aangifte in strijd met de wettelijke voorschriften is opgemaakt, doordat deze niet is ondertekend door politieambtenaar [verbalisant 2].
Het hof verwerpt de verweren en overweegt als volgt.
In het proces-verbaal van bevindingen, nummer PL1300-2016261293, heeft verbalisant [verbalisant 1] concreet en gedetailleerd zijn waarnemingen met betrekking tot de gedragingen van de verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] geverbaliseerd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft [verbalisant 1], als getuige gehoord, zijn verklaring op vitale onderdelen bevestigd.
Het hof ziet in hetgeen is aangevoerd noch anderszins enig aanknopingspunt te twijfelen aan hetgeen [verbalisant 1] met betrekking tot zijn waarnemingen heeft geverbaliseerd. Dat de aangifte niet is ondertekend door het slachtoffer [slachtoffer] en verbalisant [verbalisant 2], doet hieraan niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 december 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goed(eren), toebehorende aan [slachtoffer], met zijn mededader
- zich naar voornoemde [slachtoffer] heeft begeven en
- dicht bij die [slachtoffer] is gaan staan en vervolgens
- Met een kledingstuk het zicht op verdachte en/of medeverdachte heeft belemmerd en vervolgens
- een hand in de jaszakken van [slachtoffer] heeft gestopt en/of
- in de jaszak van die [slachtoffer] heeft gevoeld, terwijl verdachte en/of zijn mededader nauwkeurig de omgeving in de gaten hebben gehouden en/of het handelen van de mededader aan het zicht heeft/hebben onttrokken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechtbank opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zakkenrollen in vereniging. Hij heeft op georganiseerde, heimelijke wijze samen met een ander een oudere vrouw benaderd en gepoogd haar te bestelen. Door zo te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor haar recht op eigendom. Ook heeft hij haar recht op privacy geschonden. Zakkenrollerij veroorzaakt overlast voor de direct betrokkenen en draagt bij aan gevoelens van onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 april 2017 is hij eerder voor vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Gelet op de ernst van het feit, als hierboven beschreven en de omstandigheid dat sprake is van recidive kan niet worden volstaan met een lagere straf dan een gevangenisstraf van onderstaande duur die vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2017.
mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.